Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-952606-19 (P)
Datum vonnis: 16 juli 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] ,
nu verblijvende in P.I. Leeuwarden te Leeuwarden
1.Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 14 mei 2020 en van 2 juli 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.R.F. van Raab van Canstein, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
De verdenking komt er na een nadere omschrijving van de tenlastelegging van 2 juli 2020, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 28 januari 2020 samen met iemand anders in Zwolle heeft gedeald in harddrugs en/of in een aantal woningen in Zwolle harddrugs in zijn bezit heeft gehad;
feit 2:in de periode van 1 januari 2016 tot en met 27 januari 2020 samen met iemand anders in Zwolle, Dalfsen, Hasselt en Wezep heeft gedeald in harddrugs en/of in een aantal woningen in Zwolle harddrugs in zijn bezit heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 28 januari 2020 in de gemeente Zwolle
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in (een) pand(en), te weten de [adres 2] te Zwolle en/of de [adres 3] te Zwolle en/of de [adres 1] te Zwolle
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of MDA(3,4-methyleendioxyamfetamine) en/of MDEA (N-ethyl-MDA) en/of metamfetamine
zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine) en/of MDA(3,4-methyleendioxyamfetamine) en/of MDEA (N-ethyl-MDA) en/of metamfetamine
(een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 27 januari 2020 in de gemeente(n) Zwolle en/of te Dalfsen en/of te Hasselt en/of te Wezep, althans in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in (een) pand(en),
te weten de [adres 4] te Zwolle en/of de [adres 2] te Zwolle en/of de [adres 3] te Zwolle en/of de [adres 1] te Zwolle
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA (3,4-methyleendioxymethamfetamine) en/of MDA(3,4-methyleendioxyamfetamine) en/of MDEA (N-ethyl-MDA) en/of metamfetamine
zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA (3,4 methyleendioxymethamfetamine) en/of MDA(3,4-methyleendioxyamfetamine) en/of MDEA (N-ethyl-MDA) en/of metamfetamine
(een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3.De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4.De bewijsoverwegingen
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, voor zover dit ziet op het aanwezig hebben van de in de woningen aangetroffen cocaïne en amfetamine. De officier van justitie heeft zich verder op het standpunt gesteld dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, voor zover dit ziet op het handelen in en aanwezig hebben van cocaïne.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor het medeplegen van voltooide handel in harddrugs. Voor het aanwezig hebben van amfetamine en cocaïne op 28 januari 2020 heeft zij zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken voor handel in verdovende middelen, anders dan cocaïne.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Het onder 1 tenlastegelegde
Op 28 januari 2020 zijn in de woning aan de [adres 3] te Zwolle een zakje met wit poeder en een ponypack met vermoedelijk cocaïne (goednummer PL0600-2019435284-2186199) en een tas met vermoedelijk verdovende middelen en een weegschaal met poederresten (goednummer PL0600-2019435284-2186191) aangetroffen. [2]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op dit adres (de woning van zijn moeder) verbleef en dat het klopt dat hij deze goederen daar aanwezig had. [3] Bij onderzoek door het team forensische opsporing is vastgesteld dat een indicatieve test bij het zakje met het witte poeder en de ponypack een positief resultaat gaf voor cocaïne (SIN: AANS0155NL en AANS0154NL). De indicatieve testen op de goederen in de aangetroffen tas gaven een positief resultaat voor cocaïne (SIN: AANS0167NL, AANS0166NL, AANS0157NL) en voor amfetamine (SIN: AANS0156NL). [4] Door het Nederlands Forensisch Instituut is vervolgens vastgesteld dat het onderzoeksmateriaal met voornoemde SIN-nummers cocaïne (in totaal 28,57 gram) en amfetamine (0,72 gram) bevat. [5]
Verdachte is op 28 januari 2020 in de woning aan de [adres 1] in Zwolle aangehouden en voor onderzoek overgebracht naar het politiebureau. Bij fouillering op het bureau werden onder verdachte vier ponypacks in beslag genomen (goednummer PL0600-2019435284). [6] Bij onderzoek door het team forensische opsporing is vastgesteld dat een indicatieve test een positief resultaat gaf op cocaïne (SIN: AANS0161NL). [7] Door het Nederlands Forensisch Instituut is vervolgens vastgesteld dat het onderzoeksmateriaal cocaïne (3,36 gram) bevat. [8]
Met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte zich (al dan niet samen met een ander) op 28 januari 2020 schuldig heeft gemaakt aan de handel in verdovende middelen. De rechtbank is ook van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte de verdovende middelen in zijn eigen woning en/of de woning van zijn moeder samen met een ander voorhanden heeft gehad. Evenmin blijkt uit het dossier dat verdachte de verdovende middelen die in de woning van de medeverdachte (op de [adres 2] in Zwolle) zijn aangetroffen samen met die medeverdachte voorhanden heeft gehad. In zoverre spreekt de rechtbank verdachte hiervan dan ook vrij.
Het onder 2 tenlastegelegde
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij vanaf 2016 heeft gehandeld in cocaïne. Hij werkte samen met medeverdachte [medeverdachte] . Zij hebben cocaïne verkocht en geleverd aan verschillende klanten, onder wie [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] . Verdachte zorgde voor de inkoop van de cocaïne en de voorraad lag bij hem thuis. [9]
De verklaring van verdachte vindt steun in de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , die heeft verklaard dat hij vanaf 2015/2016 een goede relatie met verdachte had en dat verdachte hem in die periode heeft gevraagd om pakketjes cocaïne naar klanten te brengen. Dat heeft hij ook gedaan. [10]
De verklaring van verdachte vindt ook steun in de verklaringen van diverse afnemers. De rechtbank noemt er een aantal.
Getuige [getuige 2] heeft, nadat aan hem een foto van verdachte was getoond, verklaard dat hij vanaf de zomer van 2014 cocaïne koopt van deze persoon, die hij kent als [verdachte] . Nadat aan hem een foto van [medeverdachte] was getoond, heeft hij verklaard dat hij van deze persoon kocht als [verdachte] er niet was en dat dit in totaal ongeveer vijf à zes keer is gebeurd. Hij heeft verklaard dat hij bij hen beiden thuis is geweest. [11]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij al vijf of zes jaar cocaïne koopt bij [verdachte] , die hij ook [verdachte] noemt. De afgelopen jaren haalde hij één keer in de week cocaïne bij hem, daarvoor vaker. Hij heeft verder verklaard dat soms iemand anders de cocaïne bracht. Hij kende deze jongen als [medeverdachte] . [getuige 4] heeft verklaard dat hij meerdere keren telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ). [12]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij ongeveer één keer per maand cocaïne haalde bij [verdachte] en dat het eerste contact zeker is geweest op 30 oktober 2019. Zij heeft verklaard dat zij onder andere aan de [adres 2] (de rechtbank begrijpt: de woning van [medeverdachte] ) is geweest. [13]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij al ongeveer twee jaar lang gemiddeld één keer in de veertien dagen cocaïne bestelt bij [verdachte] . Als hij [verdachte] belde, kwam [verdachte] of een andere jongen op een scooter om de cocaïne te brengen. [14]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij sinds anderhalf jaar ongeveer één keer per maand cocaïne bestelt bij [verdachte] , die hij ook kent als [verdachte] . Hij bestelde door [verdachte] mobiel te bellen en hij ging zelf bij [verdachte] langs als hij iets nodig had. [15]
Op grond van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode, te weten van 1 januari 2016 tot en met 27 januari 2020, bezig hield met de handel in cocaïne.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 28 januari 2020 in de gemeente Zwolle opzettelijk aanwezig heeft gehad in panden, te weten
- de [adres 3] te Zwolle een hoeveelheid cocaïne en een hoeveelheid amfetamine en
- de [adres 1] te Zwolle een hoeveelheid cocaine;
2
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 27 januari 2020 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd en telkens opzettelijk aanwezig heeft gehad cocaïne.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
6.De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
7.De op te leggen straf of maatregel
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1 en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft zich gebaseerd op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en bij het bepalen van de hoogte van de eis meegewogen dat sprake is van een lange periode van dealen en een behoorlijke frequentie, dat sprake is van medeplegen en dat de handel in cocaïne niet los kan worden gezien van de aantasting van de openbare veiligheid als gevolg van drugs gerelateerd geweld.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij het bepalen van de strafmaat mee te nemen dat verdachte niet onafgebroken heeft gehandeld in cocaïne, dat geen sprake was van professionele handel, maar van verkoop van drugs binnen zijn eigen kennissenkring en dat slechts sprake was van verkoop van gemiddeld één gram per dag. Verdachte heeft te gelden als first offender. Er zou aansluiting gezocht moeten worden bij de richtlijn van het Openbaar Ministerie die is gebaseerd op de hoeveelheid drugs die is verhandeld en niet op de periode waarin is gehandeld. Met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden heeft de raadsvrouw erop gewezen dat verdachte een grote rol speelt in het leven van zijn dochter en dat hij al concrete stappen heeft gezet om te breken met zijn eigen drugsverslaving. Voor de omgangsregeling en een stabiele terugkeer in de maatschappij is het van belang dat verdachte zijn woning kan behouden en dat kan alleen als de detentie maximaal twaalf maanden duurt. De raadsvrouw heeft gelet op het voorgaande bepleit dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf maanden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft gedurende een periode van vier jaar samen met een ander gehandeld in cocaïne. Verdachte heeft niet alleen zelf gehandeld, maar heeft ook de medeverdachte benaderd om voor hem cocaïne af te leveren en om klanten tijdens zijn eigen afwezigheid te bedienen. Verdachte had in die samenwerking een leidende rol. De handel in harddrugs zoals cocaïne dient krachtig te worden bestreden. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs schade kunnen berokkenen aan de gebruikers daarvan en kunnen leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Bovendien gaan de handel en het gebruik van drugs niet zelden gepaard met allerlei vormen van criminaliteit, hetgeen zorgt voor overlast voor de samenleving. Verdachte heeft zich hiervan geen rekenschap gegeven en alleen zijn eigen belang voor ogen gehad. De rechtbank dit de verdachte zwaar aan.
De Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geven voor gevallen als de onderhavige geen oriëntatiepunt voor de straftoemeting. Wel is daarin opgenomen dat voor het met enige regelmaat dealen van harddrugs vanuit een pand en/of op straat gedurende zes tot twaalf maanden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden als oriëntatiepunt voor de straftoemeting heeft te gelden.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging gelet op de inhoud van het uittreksel justitiële documentatie van 14 april 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Gelet op de aard en ernst van de feiten en de lange periode waarover deze zijn gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van ten hoogste twaalf maanden, zoals door de raadsvrouw is bepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten. De rechtbank weegt mee dat ten aanzien van verdachte een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk voordeel is ingediend. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft gezeten, passend en geboden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft gevorderd dat de Audi A3 voorzien van het kenteken [kenteken] verbeurd zal worden verklaard. De rechtbank wijst deze vordering af. Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat het beslag op dit voorwerp is omgezet in conservatoir beslag. De rechtbank dient op grond van artikel 353, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering alleen een beslissing te nemen over de met toepassing van artikel 94 Sv in beslag genomen voorwerpen.
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 57 en 63 Sr.
9.De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en
mr. J. Mulder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van den Ham-Pool, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2020.
mr. J. Mulder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van den Ham-Pool, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2020.
Mrs. N.J.C. Monincx en J. Mulder zijn niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.