2.13.[X] heeft op 31 januari 2019 zijn definitieve rapport uitgebracht en aan partijen verstrekt. Voor zover thans relevant bevat het expertiserapport de volgende bevindingen:
“(…)
Voor het ongeval bestonden er bij betrokkene klachten van de wervelkolom. (…) Daarnaast is er bij betrokkene voor het ongeval meerdere keren een röntgenologisch onderzoek uitgevoerd van verschillende locaties in het steun- en bewegingsapparaat, zonder dat hierbij ossale afwijkingen zijn vastgesteld.
Tot slot heeft betrokkene voor het ongeval een korte periode schouderklachten gehad in 2012 aan de linkerzijde. Hiervoor heeft de huisarts eenmalig een (…) injectie toegediend.
(…)
Ik heb geen aanwijzingen dat betrokkene voor het ongeval functionele beperkingen heeft gehad. Hij was in staat zwaar lichamelijk werk uit te voeren, waarbij voorwerpen tot 20 kg heeft moeten tillen.
(…)
Ik heb geen aanwijzingen dat betrokkene de huidige klachten en afwijkingen in delinkerschouder(…) zou hebben ontwikkeld als het ongeval betrokkene niet was overkomen.
Ten aanzien van de rechterschouder is het niet met zekerheid te stellen dat de aangetoonde afwijkingen in de rechterschouder zijn ontstaan op het moment van het ongeval. (…)
De twijfel omtrent de directe relatie tussen het ongeval en de vastgestelde afwijkingen is ook mede gebaseerd op het feit dat er in de anamnese pas later door betrokkene schouderklachten worden vermeld.
(…)
Kopie huisartsenjournaal.
-
12-03-2014: sedert één week klachten van de linkerschouder. (…)
-
16-07-2014: polsklachten. (…)
-
29-04-2014: er is contact geweest naar aanleiding van een scooterongeval.
Ook de fysiotherapeut schrijft in zijn brief van 19 maart 2014 niets over schouderklachten rechts. Dus het tijdsbeloop tussen het ongeval en het vastleggen van de klachten maakt het ten aanzien van de rechterschouder onzeker of er een relatie is tussen het ongeval en de klachten in de rechterschouder.
(…)
Ik heb geen orthopedische aanwijzingen dat betrokkene zonder het ongeval de huidige klachten en afwijkingen op mijn vakgebied in delinkerschouder(…) en de rechterpols zou hebben ontwikkeld (…).
Aanvullende vragen collega [C] , medische adviseur, ASR Verzekeringen
(…)
Vraag 2:
Alhoewel u dit zelf niet vermeldt, blijkt uit de intake van Het Roessingh van 03-12-2014 (…) dat betrokkene sinds 2009 altijd gewrichtsklachten ervaart (dit verklaart tevens de grote hoeveelheid pre-existente beeldvormend onderzoeken van gewrichten van voor het ongeval) heeft, waarvoor hij zoveel medicijnen gebruikt dat dit tot HVS heeft geleid.
Die klachten, zo zegt betrokkene vervolgens zelf in die intake, zouden zijn toegenomen na een scooterongeval in 2012. Mijn vraag luidt of dit niet op pre-existentie wijst in plaats van ongeval-gevolgen.
Antwoord vraag 2:
Betrokkene heeft pre-existent klachten gehad van het steun- en bewegingsapparaat. Dat kan verklaren dat betrokkene snel pijnklachten in het steun- en bewegingsapparaat ervaart, zonder dat er sprake is van orthopedische afwijkingen. Het is mijn doel geweest om bij het maken van mijn rapport zo zuiver mogelijk de objectiveerbare orthopedische afwijkingen die ik kan relateren aan het ongeval te scheiden van niet objectiveerbare afwijkingen. Echter het feit dat betrokkene vooraf het ongeval op andere locaties niet objectiveerbare klachten van het steun- en bewegingsapparaat heeft gehad kan niet betekenen dat daarmee ook alle klachten die betrokkene nu heeft als niet-orthopedisch, en niet-traumatisch geduid moeten worden.
Vraag 3:
Noch op de SEH, noch in enig andere vorm van medische correspondentie worden enigerlei schouderklachten, links noch recht, vermeld voordat de huisarts in diens brief van 29-08-2014 aangeeft dat die klachten bestaan sinds 05-03-2014 (…).
Bovendien wordt in de brief van de huisarts van 28-05-2015 over 2012 meer dan 10 maal klachten linkerschouder genoteerd. Dit duidt in mijn visie op pre-existentie. Mijn vraag luidt daarom op grond van welk argument u toch een causaal verband met het ongeval veronderstelt.
Antwoord vraag 3:
Ten aanzien van de schouderklachten heb ik mij ook opnieuw in het dossier verdiept. Ik denk te kunnen stellen dat de afwijkingen aan de linkerschouder, (…), alleen door een (hoog) energetisch letsel veroorzaakt kunnen worden. Ik denk ook niet dat betrokkene met een eventuele pre-existente pseudartrose (…) links zonder klachten zijn werkzaamheden bij Pentair had kunnen uitvoeren. Daarom acht ik het reëel om aan te nemen dat de afwijkingen in de linkerschouder zijn ontstaan op 14-10-2013.
Ten aanzien van de rechterschouder is er een minder duidelijke relatie te leggen tussen het ongeval en de vast gestelde instabiliteit van deze schouder. Het zou ook mogelijk zijn dat betrokkene deze klachten zou hebben ontwikkeld in de rechterschouder, zonder het ongeval op 14-10-2013.
(…)
Brief collega [C] , d.d. 20 september 2018 met aanvullende vragen:
Alhoewel u met name door uw antwoord op mijn vorige vraag 2 pre-existentie erkent, luidt uw uiteindelijke reactie daarop dat dit niet impliceert dat daarmee dat alle klachten niet-traumatisch zijn. In de praktijk echter schrijft u ondanks die erkenning toch alle actuele klachten en beperkingen aan de gevolgen van het ongeval toe.
Mijn vraag is daarom welk gedeelte van de klachten en beperkingen aan de pre-existentie moeten worden toegeschreven.
Op grond van de mij aangeleverde correspondentie, en ook op grond van de anamnese heb ik gesteld dat er pre-existent bij betrokkene periodes met klachten in het steun- en bewegingsapparaat hebben bestaan.
Ik heb ten tijde van de orthopedische expertise op 7 mei 2018 geen objectiveerbare orthopedische afwijkingen kunnen vaststellen, anders dan ik in mijn bovenstaande verslag heb vermeld. Ik heb wel afwijkingen kunnen constateren aan de rechterpols, en de linkerschouder.
Hiermee kan ik concluderen dat ik geen aanwijzingen heb dat er bij betrokkene pre-existent objectiveerbare orthopedische afwijkingen hebben bestaan die geleid hebben tot objectiveerbare beperkingen.
U stelt dat betrokkene met pseudartrose niet bij Pentair zou kunnen hebben werken. Mij is echter volstrekt onduidelijk aan de hand van uw eigen rapport wat de concrete inhoud van het werk van betrokkene daar is geweest. Mijn vraag is daarom of u concreet kunt aangeven welk gedeelte van de werkzaamheden van betrokkene vanwege pseudartrose niet zou hebben kunnen uitoefenen voorafgaande aan het ongeval?
Ik heb in de correspondentie kunnen vaststellen dat betrokkene bij Pentair gewerkt heeft in de periode voor het ongeval. Ik heb begrepen dat hij daar werkzaamheden deed in het kader van het verwisselen van reinigingsfilters. Ik heb ook begrepen dat hij hierbij voorwerpen tot 20 kg heeft moeten tillen. Dit betekent een zware belasting voor de schouders. Ik acht de kans erg klein dat met een eventueel al bestaande pseudartrose (…) links hijzonder klachtendeze werkzaamheden had zullen kunnen uitvoeren. Ik acht de kans ook erg klein dat er een pseudartrose (…) ontstaat zonder een ernstig letsel, dat wil zeggen een hoogenergetisch letsel. Ik heb geen informatie dat betrokkene op een ander moment dan op 14-10-2013 een hoogenergetisch letsel heeft gehad. Op grond daarvan heb ik gemeend dat er een relatie is tussen het letsel van 14-10-2013 en de objectiveerbare afwijkingen in de linkerschouder.
(…)”