ECLI:NL:RBOVE:2020:472

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 februari 2020
Publicatiedatum
6 februari 2020
Zaaknummer
08-219883-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige man voor beroving en poging daartoe in Zwolle met geweld en belediging van politieambtenaren

Op 6 februari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 21-jarige man uit Zwolle, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder beroving en poging tot beroving in twee parken in Zwolle, alsook belediging van politieambtenaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 augustus 2019 met een mes twee slachtoffers heeft bedreigd in het Frankhuispark, waarbij hij hen dwong om geld af te geven. De verdachte heeft hen met geweld en bedreiging onder druk gezet, maar de uitvoering van de beroving is niet voltooid. Daarnaast heeft hij op 15 juli 2019 in het Twistvlietpark een andere jongen gedwongen om zijn JBL box en tas af te geven, eveneens met geweld en bedreiging. De verdachte heeft ook meerdere politieambtenaren beledigd tijdens zijn aanhouding. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Tevens is hem een schadevergoeding van 134 euro opgelegd aan een van de slachtoffers. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de jonge leeftijd van de verdachte en zijn licht verstandelijke beperking, en heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-219883-19 (P)
Datum vonnis: 6 februari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
thans verblijvende: HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen te Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 januari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.H. de Weert en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd met geweld een geldbedrag van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te stelen dan wel heeft geprobeerd met geweld en/of bedreiging met geweld die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag;
feit 2:al dan niet samen met een ander met geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen zijn JBL Box en tas af te staan;
feit 3:al dan niet samen met een ander met geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen een geldbedrag af te staan;
feit 4:een drietal politieambtenaren heeft beledigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 22 augustus 2019 te Zwolle, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
-een geldbedrag,
in elk geval enig goed/geldbedrag,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
-dreigend aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een mes, althans een op een mes gelijkend
voorwerp heeft getoond en/of
-een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp voor het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft gehouden en/of
-dreigend tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd: 'wil je het voelen? het is een echt
mes', althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
-dreigend tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd: 'ik wil jullie cash', althans woorden
van soortgelijke aard en/of strekking en/of
-(zwaaiend) met een mes, althans met een op een mes gelijkend voorwerp achter die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] is aangerend;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 22 augustus 2019 te Zwolle, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van
-een geldbedrag,
in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde,
-dreigend aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een mes, althans een op een mes gelijkend
voorwerp heeft getoond en/of
-een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp voor het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
heeft gehouden en/of
-dreigend tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd: 'wil je het voelen? het is een echt
mes', althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
-dreigend tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd: 'ik wil jullie cash', althans woorden
van soortgelijke aard en/of strekking en/of
-(zwaaiend) met een mes, althans met een op een mes gelijkend voorwerp achter die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] is aangerend;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 15 juli 2019 te Zwolle, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van:
-een tas en/of
-een JBL box,
in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] toebehoorde,
door:
-dreigend een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 3] te tonen en/of
-dreigend tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat er problemen zouden komen als hij de goederen
niet af zou geven, althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 15 juli 2019 te Zwolle, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld
[slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van:
-een geldbedrag van ongeveer 30 euro,
in elk geval enig goed/geldbedrag,
dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 4] toebehoorde,
door:
-dreigend een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp aan die [slachtoffer 4] te tonen
en/of
-dreigend aan die [slachtoffer 4] te vragen of hi j geld bij zich had, althans woorden van
soortgelijke aard en/of strekking en/of
-dreigend tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat hij moet gaan pinnen, althans woorden van
soortgelijke aard en/of strekking en/of
-dreigend met die [slachtoffer 4] mee naar de pinautomaat te lopen en/of
-met een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp het bovenbeen van die [slachtoffer 4]
aan te raken;
4.
hij op of omstreeks 11 september 2019 te Zwolle, althans in Nederland,
opzettelijk
een of meerdere (politie) ambtenaren, te weten:
- [slachtoffer 5] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland en/of
- [slachtoffer 6] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland en/of
- [slachtoffer 7] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door:
-tegen die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] te zeggen dat zij kankerwouten zijn en dat hij,
verdachte, hen nog wel op zou zoeken als zij in privétijd waren, althans woorden van gelijke
beledigende aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] te zeggen zij klootzakken zijn, althans woorden
van gelijke beledigende aard en/of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Aangevers van die feiten geven een duidelijk signalement, dat overeenkomt met de persoon van verdachte en met de op zijn woonboot aangetroffen kleding. De verklaringen van aangevers worden ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] , die gedetailleerd heeft verklaard. De officier van justitie acht het onderzoek volledig en ziet geen noodzaak in het nader horen van getuige [getuige] . Het onder 4 ten laste gelegde wordt door verdachte bekend, zodat ook voor dat feit een bewezenverklaring kan volgen, aldus de officier van justitie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bepleit. Met betrekking tot feit 1 heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat de verklaring van [getuige] niet betrouwbaar is nu zij de ex-partner is van verdachte en haar verklaring daarom niet kan worden gebezigd voor het bewijs. De omschrijving van de dader zoals die door aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met betrekking tot feit 1 wordt gegeven, past niet bij verdachte. Zo komt de beschrijving van de lengte van de dader niet overeen met verdachte en ook beschrijven aangevers niet de tatoeage die op de hand van verdachte duidelijk zichtbaar is. Tot slot heeft de raadsman met betrekking tot feit 1 gesteld dat het feit dat verdachte niet in de fotoconfrontatie wordt aangewezen hem sterk ontlast. De raadsman voert verder met betrekking tot de feiten 2 en 3 aan dat op de camerabeelden geen gezicht is te zien en dat het onvoldoende is enkel op basis van de bij verdachte thuis aangetroffen kleding, die lijkt op de kleding op de beelden, te concluderen dat verdachte op de beelden te zien is. Ook heeft de raadsman gesteld dat er sprake is van samenloop tussen de feiten 2 en 3. Tot slot doet de raadsman een voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuige [getuige] , indien die verklaring toch voor het bewijs zal worden gebruikt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 22 augustus 2019 in de avond zaten [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) en [naam 1] (hierna: [naam 1] ) op een bankje in het Frankhuispark te Zwolle. Uit hun beider verklaringen bij de politie blijkt het volgende. Op enig moment liepen een jongen en een meisje voorbij. Dit meisje bleek later [getuige] te zijn. [naam 1] keek de jongen aan, waarop de jongen zei “wat kijk je”. Daarop ontstond er een discussie. [getuige] probeerde de jongen te kalmeren en na een korte discussie liepen zij en de jongen door. Ongeveer vijftien minuten later kwam diezelfde jongen alleen teruglopen naar het bankje waar de drie jongens nog zaten. Op het moment dat hij kwam aanlopen had hij al een mes in zijn hand. Hij ging direct met zijn gezicht dichtbij het gezicht van [naam 1] staan. Hij hield het mes voor de linkerwang van [naam 1] en zei “Wil je het voelen? Het is een echt mes”. Even later hield de jongen het mes ook vlak voor het jukbeen van [slachtoffer 1] en later ook dichtbij het gezicht van [slachtoffer 2] . Op een gegeven moment zei de jongen “ik wil jullie cash”. De drie jongens zeiden dat ze geen geld bij zich hadden, waarop [slachtoffer 2] voorstelde dat hij naar huis kon lopen om geld te halen. De jongen met het mes zei daarop “ga maar en loop maar voor mij uit. En niet achterom kijken, want dan gaan er dingen gebeuren”. De drie jongens liepen voor de jongen met het mes uit het park uit. Toen de jongen met het mes iets verder achterop raakte, zijn de drie jongens bij hem weggerend. De jongen is met het mes in zijn hand nog achter de jongens aan gerend, maar zij konden ontkomen.
De rechtbank komt op basis van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen tot de conclusie dat verdachte de persoon is geweest die aangevers met een mes heeft bedreigd en overweegt daartoe het volgende.
Aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] doen direct na het incident aangifte en geven een uitgebreid signalement van de dader. Anders dan de verdediging heeft gesteld, verklaren zij beiden wel degelijk over een tatoeage op de rechter
handvan de dader. Ook de beschrijving van de kleding van de dader door aangevers komt overeen met kleding die later in de woning van verdachte is aangetroffen.
De aangiftes worden ondersteund door de verklaring van [getuige] . Anders dan door de raadsman bepleit, ziet de rechtbank geen aanleiding om de verklaring van getuige [getuige] van het bewijs uit te sluiten noch om haar als getuige nader te horen. De rechtbank acht het horen van [getuige] als getuige niet noodzakelijk en zal daarom het voorwaardelijke verzoek daartoe van de raadsman afwijzen. Naar het oordeel van de rechtbank is haar afgelegde verklaring voldoende betrouwbaar om als bewijsmiddel te worden gebezigd. Haar verklaring vindt namelijk op belangrijke punten steun in de overige bewijsmiddelen. Dat zij deze informatie uit de (social) media heeft, zoals door de raadsman gesteld, acht de rechtbank niet aannemelijk. Zij verklaart immers uiterst gedetailleerd en haar verklaring komt op specifieke punten overeen met hetgeen aangevers hebben verklaard. Zo verklaart zij bijvoorbeeld hetzelfde als aangevers over de eerste ontmoeting met de drie jongens in het parkje en geeft zij eenzelfde beschrijving van de kleding die verdachte droeg. Ook heeft zij aan de politie een mes overhandigd dat verdachte volgens haar heeft gebruikt. Dit mes komt overeen met de door aangevers gegeven beschrijving van het door de dader gehanteerde mes. Tot slot acht de rechtbank tevens van belang dat de woonbegeleider van verdachte heeft verklaard dat verdachte hem op 24 augustus 2019 heeft gebeld en dat hij hem toen vertelde over drie jongens in een park die hij had bedreigd.
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk door bedreiging met geweld heeft geprobeerd aangevers zo ver te krijgen dat zij geld aan hem zouden afstaan.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat verdachte zelf geld wilde wegnemen, nu aangevers verklaren dat verdachte hen poogde te bewegen tot het afgeven van geld, zodat de rechtbank verdachte van het primair ten laste gelegde zal vrijspreken.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.2
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2 en 3
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 15 juli 2019 in de avond zaten [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) en [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) in het Twistvlietpark in Zwolle. Uit hun aangifte blijkt het volgende. Op enig moment liepen twee jongens hen in eerste instantie voorbij, waarna ze zich na enkele meters omdraaiden en op hen af kwamen lopen. Eén van de jongens had een witte hoodie aan en de andere had een zwarte hoodie aan. Beide jongens hadden een mes in hun hand. De jongen met de witte hoodie zei tegen [slachtoffer 4] “Jij hebt mijn neefje bedreigd. Wat ga jij mijn neefje bedreigen?”, terwijl hij in zijn rechterhand een mes vasthield. Vervolgens vroeg de jongen met de witte hoodie aan [slachtoffer 4] of hij geld had of een pinpas bij zich had. [slachtoffer 4] zei dat hij geen geld had, maar dat hij wel € 30,-- op zijn rekening had staan. De jongen met de witte hoodie zei daarop dat [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] naar de dichtstbijzijnde pinautomaat moesten lopen om dat geld te gaan pinnen. Zowel de jongen met de witte hoodie als de jongen met de zwarte hoodie hadden op dat moment nog ieder een mes vast. [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] zijn vervolgens met de andere jongens richting een pinautomaat gelopen. Onderweg naar de pinautomaat zijn [slachtoffer 3] en de jongen met de zwarte hoodie op een bepaalde plek blijven wachten, waarna [slachtoffer 4] met de andere jongen verder liep naar de pinautomaat. [slachtoffer 4] pinde de € 30,--, terwijl de jongen in de witte hoodie op een bankje in de directe nabijheid wachtte. Na het pinnen gaf [slachtoffer 4] het gepinde bedrag direct aan de jongen met de witte hoodie, waarna zij zich weer bij [slachtoffer 3] en de jongen met de zwarte hoodie voegden en met zijn vieren terugliepen naar het park. Daar zei de jongen met de witte hoodie tegen [slachtoffer 3] dat hij zijn tasje wilde hebben en dat hij de inhoud eruit moest halen. Ook wilde de jongen in de witte hoodie de JBL box hebben die [slachtoffer 3] bij zich had. [slachtoffer 3] wilde de box eerst niet afgeven, maar de jongen in de witte hoodie zei dat hij anders in de problemen zou komen, waarop [slachtoffer 3] toch de box en zijn tasje heeft afgegeven. Toen de jongen in de witte hoodie zei dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] mochten gaan voegde hij daar nog aan toe "Recht vooruit lopen, niet omkijken en geen politie bellen want wij weten jullie te vinden".
De rechtbank komt op basis van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen tot de conclusie dat verdachte de persoon in de witte hoodie is geweest, die aangevers met een mes heeft bedreigd en overweegt daarbij als volgt.
Aangevers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] doen direct na het incident aangifte en geven een duidelijk signalement van de dader. Op camerabeelden van [pizzeria] is te zien dat [slachtoffer 4] daar loopt met achter zich de persoon in een witte hoodie. Hoewel op de camerabeelden niet het gezicht van verdachte kan worden herkend, is de kleding duidelijk zichtbaar. De door de dader gedragen kleding komt volledig overeen met kledingstukken die onder verdachte in beslag zijn genomen. Daarnaast worden de verklaringen van aangevers ondersteund door de verklaring van [getuige] . Ook ten aanzien van deze feiten zal de rechtbank de verklaring van getuige [getuige] bezigen voor het bewijs. Ten aanzien van de door de raadsman bepleite onbetrouwbaarheid van deze getuige verwijst de rechtbank naar wat zij hiervoor onder feit 1 hierover heeft overwogen. Waarbij de rechtbank ook hier wijst naar de specifieke en gedetailleerde verklaring die deze getuige heeft afgelegd. Zo heeft zij verklaard dat verdachte haar heeft verteld dat hij samen met een vriend jongens in Stadshagen een mes op de keel had gedrukt en hen had meegenomen naar de bank om geld te pinnen. Zij verklaart ook dat verdachte toen thuis kwam met een heuptasje waar vloei en tip in zat en dat zijn vriend een bluetooth box had.
Gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk door middel van bedreiging met een mes, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] heeft gedwongen om geld, een heuptasje en een JBL box af te staan.
De rechtbank acht het onder 2 en 3 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.3.3
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 4
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
1. het proces-verbaal van de zitting van 23 januari 2020, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, als bedoeld in artikel 359, derde lid laatste volzin Sv;
2. het proces-verbaal van aanhouding van verbalisanten [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en
[slachtoffer 5] van 11 september 2019, pagina’s 10 en 11.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1. subsidiair
hij op 22 augustus 2019 te Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van
-een geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde,
-dreigend aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een mes heeft getoond en
-een mes voor het gezicht van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gehouden en/of
-dreigend tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd: 'wil je het voelen? het is een echt
mes', en
-dreigend tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd: 'ik wil jullie cash', althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en
-(zwaaiend) met een mes achter die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is aangerend;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 15 juli 2019 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van:
-een tas en
-een JBL box,
die geheel aan die [slachtoffer 3] toebehoorde, door:
-dreigend een mes aan die [slachtoffer 3] te tonen en
-dreigend tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat er problemen zouden komen als hij de goederen
niet af zou geven;
3.
hij op 15 juli 2019 te Zwolle, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van:
-een geldbedrag van ongeveer 30 euro,
dat aan die [slachtoffer 4] toebehoorde, door:
-dreigend een mes aan die [slachtoffer 4] te tonen en
-dreigend aan die [slachtoffer 4] te vragen of hij geld bij zich had, en
-dreigend tegen die [slachtoffer 4] te zeggen dat hij moet gaan pinnen, en
-dreigend met die [slachtoffer 4] mee naar de pinautomaat te lopen en
-met een mes het bovenbeen van die [slachtoffer 4] aan te raken;
4.
hij op 11 september 2019 te Zwolle, opzettelijk meerdere politie ambtenaren, te weten:
- [slachtoffer 5] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland en
- [slachtoffer 6] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland en
- [slachtoffer 7] , hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland,
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door:
-tegen die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] te zeggen dat zij kankerwouten zijn en dat hij,
verdachte, hen nog wel op zou zoeken als zij in privétijd waren, en
- tegen die [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] te zeggen zij klootzakken zijn.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 267, 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair
het misdrijf: poging tot afpersing;
feit 2 en feit 3
telkens het misdrijf: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4
het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals die door de reclassering worden geadviseerd en deze bijzondere voorwaarden dienen dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Indien er een bewezenverklaring volgt, verzoekt de raadsman een zo kort mogelijk onvoorwaardelijk strafdeel op te leggen, zodat verdachte zo snel mogelijk kan beginnen met de geadviseerde hulp en begeleiding.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich op 15 juli 2019 schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing en op 22 augustus 2019 aan afpersing. Verdachte heeft tweemaal jonge slachtoffers dreigend aangesproken en daarbij steeds een mes laten zien en gedreigd dit te gebruiken. Hij heeft zo de slachtoffers gedwongen tot het afstaan van wat zij bij zich hadden en op die manier heeft hij een geldbedrag, een JBL box en een heuptasje buit gemaakt. Feiten als deze veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid bij de slachtoffers en ook in bredere zin, in de samenleving. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich kennelijk alleen heeft laten leiden door de zucht naar financieel gewin en zich niets gelegen heeft laten liggen aan de gevoelens van angst en onveiligheid die hij anderen heeft laten ervaren. Bij zijn aanhouding op 11 september 2019 heeft verdachte zich daarnaast nog schuldig gemaakt aan belediging van een drietal politie-ambtenaren.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft – in strafverzwarende zin – acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 6 januari 2020. Hieruit blijkt dat verdachte ondanks zijn jonge leeftijd in het verleden al eerder ter zake een vermogensdelict en een geweldsdelict is veroordeeld. Ondanks de in die eerdere veroordelingen gelegen waarschuwingen gaat verdachte door met het plegen van dergelijke feiten; hij lijkt daarmee het kwalijke van zijn gedrag niet in te zien.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met de over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van A. van der Geize, gz-psycholoog van 6 januari 2020.
De deskundige concludeert dat verdachte licht verstandelijk beperkt is en vastloopt in zijn sociaal-maatschappelijk functioneren. Zo heeft hij schulden, staat hij onder bewindvoering, heeft hij geen werk, volgt geen opleiding, heeft problematische partnerrelaties en heeft hij geen contact met zijn dochter. Verdachte heeft een sociaal-emotionele ontwikkelingsleeftijd van tussen de 7 en 12 jaar, waarbij zijn gedrag sterk gestuurd wordt door de wetenschap beloond te kunnen worden en bij betrapping gestraft te worden. Spijt en schaamte worden door verdachte nauwelijks ervaren. De deskundige concludeert dat, nu verdachte ook ontkent, er geen verantwoorde inschatting kan worden gemaakt van de doorwerking van de beschreven problematiek in de ten laste gelegde feiten en zij onthoudt zich daarom van het geven van interventieadvies. Het risico op toekomstig gewelddadig gedrag wordt evenwel door de deskundige als hoog ingeschat.
De rechtbank houdt daarnaast rekening met het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 20 januari 2020, opgemaakt en ondertekend door mevrouw Y. Slot, reclasseringswerker. In dit advies wordt de oplegging van een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf met zeven bijzondere voorwaarden geadviseerd. De reclassering stelt dat juist gezien de jonge leeftijd van verdachte reclasseringstoezicht met strikte voorwaarden is geïndiceerd, zodat op die wijze kan worden geprobeerd te interveniëren in het hoge aanwezige recidiverisico.
De rechtbank acht het, gezien de jonge leeftijd van verdachte en sterk rekening houdend met zijn licht verstandelijke beperking en het daarmee gepaard gaande delictgedrag, van belang dat verdachte de behandeling en begeleiding krijgt die noodzakelijk is om herhaling te voorkomen. Gelet op het aantal, de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank acht daarnaast – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – een fors voorwaardelijk strafdeel op zijn plaats. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, zoals de officier van justitie heeft gevorderd, passend en geboden. Aan het voorwaardelijk deel verbindt de rechtbank de na te melden door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Concrete feiten en omstandigheden als omschreven in artikel 14 e Sr die maken dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar moeten zijn, acht de rechtbank niet aan de orde.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 144,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- JBL Box charge 3 zwart € 99,--;
- Daily paper schoudertas/heuptas € 45,--.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de gehele vordering voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat de schade toebrengende feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat het gevorderde schadebedrag voor het heuptasje niet is onderbouwd en dat de waarde van de JBL box minder was dan de aanschafwaarde nu de box al enige tijd in gebruik was.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit onder 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde schadepost “JBL Box charge 3 zwart” is onderbouwd met een factuur. Hiermee is de vordering voldoende onderbouwd en aannemelijk. Gelet op de recente aanschafdatum ziet de rechtbank geen aanleiding enig bedrag in mindering te brengen vanwege afschrijving. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 99,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De onder de post “Daily paper schoudertas/heuptas” opgevoerde schade staat in dit stadium niet vast. De rechtbank ziet aanleiding gebruik te maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade te schatten. De rechtbank is van oordeel dat de omvang van de schade naar redelijkheid en billijkheid op dit moment vastgesteld kan worden op € 35,--. De rechtbank zal de vordering tot zover toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 2 en 3 is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging zal worden toegewezen.
De raadsman heeft om afwijzing van de vordering verzocht.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair
het misdrijf:poging tot afpersing;
feit 2 en feit 3
telkens het misdrijf:afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 4
het misdrijf:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht. Daarbij houdt hij zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft en werkt hij mee aan huisbezoeken;
- zich ambulant laat behandelen bij de forensische polikliniek Trajectum te Zwolle of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek zullen worden gegeven. Verdachte dient tevens mee te werken aan een korte klinische opname in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie verantwoordelijk voor plaatsing, ten behoeve van crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek voor de duur van maximaal zeven weken, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- zich gedurende de proeftijd conformeert aan de woonbegeleiding van Back up Zorg Kampen, of een soortgelijke instelling, zo lang de reclassering dit nodig acht;
- zich gedurende de proeftijd niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte dient de reclassering inzicht te geven in zijn financiën en schulden;
- meewerkt aan urineonderzoek, bloedonderzoek, alcoholband en ademonderzoek, ten behoeve van de controle van het gebruik van alcohol en drugs;
- meewerkt aan het tot stand komen en aanhouden van dagbesteding;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 2): van een bedrag van € 134,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2019, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 134,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat
gijzelingvoor de duur van
2 dagenkan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor
een deelvan € 10,--
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter te Zwolle van 17 april 2019 met parketnummer 08-040265-18 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H.M. Braam voorzitter, mr. F. van der Maden en
mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2020.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam Zwolle, met nummer PL0600-2019407188. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 23 augustus 2019, pagina’s 29 tot en met 31, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Omstreeks 22:15 uur op 22 augustus 2019 was ik samen met [slachtoffer 2] en [naam 1] in het Frankhuispark in Zwolle. Wij zijn in het Frankhuispark op een bankje gaan zitten. Ik weet niet precies hoelang we hier zaten, ik denk een kwartiertje, toen er een jongen en een meisje voorbij liepen. Ik kende beide personen niet. Ik zag dat [naam 1] de jongen aankeek toen hij voorbij liep. Ik hoorde toen dat de jongen hier op reageerde waarbij hij zei: ''wat kijk je''. Er ontstond een discussie over het nakijken tussen [naam 1] en hem. [naam 1] gaf aan dat hij helemaal niet keek. Het meisje wat bij de jongen was probeerde de jongen tegen te houden zodat de discussie niet groter zou worden. Ik hoorde dat de jongen zei: ''Je kankerkop staat
me niet aan en die toon ook niet''. Na ongeveer een 15 minuten kwam de jongen terug. Wij zaten toen nog steeds op hetzelfde bankje. Ik zag toen dat hij naar ons toe kwam lopen. Het was op dat moment donker en er was geen verlichting bij het bankje. [slachtoffer 2] had op dat moment zijn telefoon vast om met de flitslamp hiervan te zoeken naar een onderdeel van de aansteker die ergens op de grond lag. [naam 1] en ik waren ook met hem mee aan het kijken. Ik zag toen dat [slachtoffer 2] in het gezicht van de jongen scheen met het licht. Ik zag dat de jongen toen alleen was. Het meisje was niet meer bij hem. Ik hoorde direct dat hij zei: ''haal dat licht uit mijn ogen, schijn niet in mijn gezicht''. Vanaf het moment dat hij aan kwam lopen zag ik dat hij iets wits in zijn rechterhand vast had. Ik kon niet zien wat dit was omdat hij dit in zijn zij hield en achter zijn rug. Ik zag toen dat hij tegenover [naam 1] ging staan met zijn gezicht kort voor het gezicht van [naam 1] . [naam 1] zat rechts van mij en [slachtoffer 2] zat tussen [naam 1] en mij in. Ik denk dat er ongeveer 10 centimeter afstand tussen hun gezichten zat. [naam 1] en de jongen hebben nog wat tegen elkaar gezegd toen maar wat precies dat weet ik niet meer. De jongen zei iets in de trant van wat heb je nou of wat moet je nou. Hij probeerde [naam 1] uit te dagen. Ik zag toen dat hij een mes in zijn rechterhand had. Ik kon dit zien omdat het mes wit van kleur. Het lemmet was wit en het handvat was ook wit. Ik zag dat het een soort slagersmes was met een rechthoekig lemmet. Een soort hakmes. Ik zag dat er aan de snijkant van het mes gaten zaten. Deze gaten waren druppelvormig. Ik zag dat het lemmet ongeveer 20 centimeter lang was. Ik zag toen dat de jongen het mes voor de linker wang van [naam 1] hield. Dit was ter hoogte van het jukbeen. Hij hield het mes er net voor. Ik hoorde dat hij zei: ''wil je het voelen? Het is een echt mes''. Ik hoorde toen dat hij zei dat er mensen in het park zouden zitten die zijn broertje bedreigd hadden. Deze mensen zouden uit de IJssel komen. Ik hoorde dat hij steeds aan ons vroeg waar we vandaan kwamen. Wij ontkenden dat wij iemand hadden bedreigd en gaven aan dat we hem niet kenden en hier ook niets van af wisten. Ik zag toen dat hij het mes ook kort voor mijn rechter jukbeen hield. Ik voelde mij hier heel erg door bedreigd. Ik werd hier erg bang van. Ik wilde wel wat doen maar ik dacht dat hij misschien wel onder invloed van drugs was. Daardoor wist ik niet waartoe hij in staat was. Ik dacht dat hij onder invloed was gezien zijn gedrag. Hij en het mes hebben mij niet aangeraakt. Ook heeft hij het mes voor het gezicht van [slachtoffer 2] gehouden. Ik weet alleen niet goed meer of hij dit eerst bij mij deed of eerst bij [slachtoffer 2] . Ik merkte toen dat hij dit op een gegeven moment een beetje losliet omdat wij bleven volhouden dat we van niets wisten. Ik hoorde toen dat hij zei: ''ik wil jullie cash''. Wij gaven aan dat we niets bij ons hadden. Hij gaf ook niet aan dat we onze zakken moesten leegmaken dus hij controleerde ons ook niet. Hij geloofde dat wij niets bij ons hadden. Ik hoorde toen dat [slachtoffer 2] zei dat hij wel naar zijn huis kon lopen om geld te halen. Dit was namelijk heel dichtbij. De jongen vroeg toen op agressieve toon: ''Hoe kan ik jou nu vertrouwen? [slachtoffer 2] zei toen dat hij ''real'' met hem was. De jongen geloofde dit en zei toen tegen ons allemaal: ''ga maar en loop maar voor mij uit. En niet achterom kijken want dan gaan er dingen gebeuren''. Verder zei hij niets. Wij zijn toen rustig opgestaan en met ons drieën voor hem uit gelopen. Ik zag dat hij achter ons liep. Ik zag dat hij het mes nog steeds in zijn handen had. Ik zag dat hij ongeveer 2 meter tot 3 meter achter ons bleef lopen. We zijn toen rustig het park uitgelopen. Dit duurde maximaal 5 minuten. We kamen toen uit bij het water. Niet op de weg zelf maar op het pad naast de weg langs het water. Omdat de afstand tussen de jongen en ons steeds groter werd hebben zacht kunnen bespreken onderling dat we het op een rennen zouden gaan zetten. [naam 1] telde toen
zacht af en rende toen hard weg. [slachtoffer 2] en ik bleven toen nog rustig lopen. De jongen kwam toen sneller dichterbij ons. Ik hoorde dat hij verward vroeg:'' Waar ga je nou heen''. Vervolgens tikte [slachtoffer 2] mij aan en toen hebben wij het op een rennen gezet. Terwijl ik aan het rennen was keek ik achterom en zag dat de jongen achter ons aan rende en dat hij met mes aan het zwaaien was.
2.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] van 23 augustus 2019, pagina’s 33 tot en met 35, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Omstreeks 21.50 uur op donderdag 22 augustus 2019 zaten ik en mijn vrienden [naam 1] en [slachtoffer 1] op een bankje in het Frankhuispark toen wij zagen dat er een man en een vrouw ons voorbij liepen door het park heen. Deze twee mensen liepen over het eerder genoemde zandpad, tegen de klok in, rond het park. Ik kan de man en de vrouw als volgt omschrijven: De man betrof een blanke man van ongeveer 20 jaar oud en ongeveer 180 cm lang. De man had een mager postuur en droeg een zwarte baseball cap. Onder de
genoemde baseball cap kwam vermoedelijk donkerblond haar uit. De man droeg een zwarte
gewatteerde North Face jas tot op de heup, een zwarte joggingbroek en zwarte schoenen
met een witte zool.
De vrouw betrof een blanke vrouw met een gezet postuur en bruin haar in een klein
staartje tot in haar nek.
Het eerste wat mij opviel was de houding van de man. De man liep namelijk op een wijze welke ik het beste kan omschrijven als een beetje een stoer pasje. Toen de man en de vrouw ons eigenlijk al bijna gepasseerd waren stopte de man met lopen en draaide zich in onze richting. Ik hoorde de man vervolgens zeggen, "Wat kijken jullie!" of woorden van gelijke
strekking. Ik zag dat de man zich een beetje in onze richting boog. De man stond op dat moment op ongeveer 150 cm bij ons vandaan. Ik zei tegen [naam 1] dat hij hem maar moest negeren en ik zag dat de vrouw de man ook probeerde mee te nemen. Ik zag namelijk dat de vrouw de man een beetje probeerde weg te trekken waarop de man een beweging maakte waarmee hij zich lostrok van de vrouw, kennelijk om aan te geven dat ze hem los moest laten. Ik hoorde dat de man wat dingen zei als, "je weet niet wie ik ben" of woorden van gelijke strekking. Ik weet niet precies wat de man allemaal zei maar vervolgens liepen de man en de vrouw weer verder in de richting die ze al liepen. Ik en mijn vrienden zijn vervolgens gewoon op het bankje blijven zitten. Terwijl wij nog een beetje aan het praten waren wilde ik mijn aansteker gebruiken echter ging deze in mijn handen kapot. Terwijl ik de onderdelen zocht hoorde ik een van mijn vrienden zeggen, "Hey, volgens mij komt die man daar weer aan. Ik keek op en zag inderdaad dat de eerder genoemde man weer aan kwam lopen. De man was nu alleen en de vrouw was niet bij hem. Ik zag dat de man weer uit de zelfde richting kwam lopen als de eerste keer, dus over het zandpad tegen de klok in. De man had nu een zeer agressieve houding en liep met zijn armen breed en borst vooruit op ons af. Toen ik opkeek en ook mijn zaklamp iets oprichtte zag ik dat de man een mes in zijn
rechterhand had. Ik zag dat dit een zilver kleurig hakmes was van ongeveer een centimeter of 20 lang. Ik zag dat het zo een hakmes was zonder punt of zo. U laat mij een verschillende
plaatjes zien van hakmessen en ik wijs u het soort aan waar het hakmes ongeveer op leek.
"Noot verbalisant: Ik, verbalisant [verbalisant] laat middels internet diverse plaatjes van hakmessen zien. Ik zie dat de aangever een soort mes aanwijst. Ik voeg dit plaatje bij deze aangifte." Toen ik in de richting van de man keek zag ik ook dat de man een tatoeage op zijn
rechter onderarm had. Ik zag namelijk dat er nog een soort zwarte punt van de tatoeage onder zijn mouw uit stak. Ik hoorde de man zeggen, "waar komen jullie vandaan". Ik hoorde dat de man hierop een verhaal tegen ons begon over dat wij zijn neefje zouden hebben bedreigd. Ik had geen idee waar de man het over had. Ik weet alleen dat de man tegen ons zei dat wij bij de IJssel vandaan kwamen en dat wij daar zijn neefje bedreig hadden. Ik hoorde dat hij vervolgens zei dat wij aan het liegen waren en dat onze toon hem niet aanstond. Ik zag dat de man vervolgens nog dichterbij kwam en dat de man het hakmes ophief en deze dreigend bij zowel mij als mijn vrienden een voor en naast het gezicht hield. Ik zag dat hij dit als eerste bij [naam 1] deed. Ik was op dat moment bang dat hij daadwerkelijk iets met het mes zou doen om ons te verwonden. Ik voelde mij eigenlijk heel erg machteloos want ik kon gewoon niets doen op dat moment. Ik had vervolgens het idee dat de man iets in zijn agressiviteit zakte. De man vroeg ons ook of wij iets te roken hadden voor hem. [naam 1] gaf de man vervolgens een
Marlboro sigaret. Vervolgens werd de man wederom heel agressief en riep tegen ons dat wij de man alles moesten geven wat wij hadden. Ik hoorde de man roepen, "maak je zakken leeg" en "cash! cash!, ik wil jullie geld". Hierbij gebruikte de man het genoemde mes wederom om zijn woorden kracht bij te zetten en ons te bedreigen. Terwijl de man ons bedreigde met het mes hoorde ik hem ook zeggen dat het een echt mes was. Tevens hoorde ik dat hij dingen zei als "wil je voelen hoe scherp hij is?". Ik vertelde de man dat ik geen geld had en uiteindelijk heb ik de man aangeboden om naar mijn huis te gaan en geld te halen. Ik deed dit in de hoop wat meer vrijheid te krijgen en uit deze situatie te kunnen ontsnappen. De man twijfelde even en ik hoorde hem iets zeggen als "kan ik je vertrouwen dan". Ik vertelde hem hierop dat hij mij niet kende dus dat hij dat niet kon maar dat hij mee kon lopen. Hierop zijn mijn vrienden en ik opgestaan en moesten wij voor de man uit lopen terwijl hij nog steeds het mes in zijn handen had. Op deze manier liepen we door een wat meer open gebied dan over het zandpad. Ik fluisterde vervolgens tegen mijn vrienden dat ik vanaf het daar
gelegen bruggetje zo hard mogelijk van de man weg wilde rennen. Ik hoorde de man
zeggen dat we niet moesten fluisteren. Ik hoorde de man ook zeggen dat we niet onze ouders erbij moesten halen anders zouden er wel andere dingen gaan gebeuren. Ik weet niet wat de man hiermee bedoelde maar ik voelde mij wel bedreigd hierdoor. Toen wij eenmaal aan de Punterweg waren gekomen en linksaf richting mijn huis liepen begon [naam 1] als eerste ineens te rennen. Ik hoorde de man roepen, "Hey, waar ren je naartoe." Ook ik en [slachtoffer 1] begonnen zo hard we konden te rennen om van de man te ontsnappen en ik hoorde en zag dat de man hard achter ons aan kwam rennen.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 30 augustus 2019, pagina 42, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die getuige:
Op een donderdagavond, twee weken geleden, liep ik met [verdachte] bij een park vlakbij zijn woonboot. Het was een beetje donker, ik denk rond 22:00 uur. [verdachte] woont aan de [adres] . Wij liepen daar met ons tweeën in dat park. [verdachte] zag op een gegeven moment drie jongens op een bankje zitten. Hij zei tegen de jongen die het meest rechts op het bankje zat: wat kijk je stoer. Ik merkte aan [verdachte] zijn lichaamshouding dat hij iets wilde gaan doen. Hij bewoog zich elke keer iets naar voren op agressieve wijze. Ik heb [verdachte] toen weggetrokken. [verdachte] liet zich wel door mij meetrekken. Toen we bijna het park uit waren zei [verdachte] tegen mij dat hij ze wel wilde afpersen. [verdachte] kwam na ongeveer een half uur weer naar de woonboot gerend. Hij zei dat hij eerst een sigaretje met ze had gerookt. Ik hoorde hem toen zeggen dat hij ze toen met een mes had bedreigd en dat ze geld voor hem moesten gaan pinnen. Hij vertelde mij dat de jongens voor hem liepen en dat de jongens toen waren gaan rennen en schreeuwen. Hij heeft mij het mes aan mij laten zien toen hij terug kwam. Het was een hakmes, ik heb het mes ook bij mij nu en ik geef het mes aan u. [verdachte] had een zwart trainingspak aan van het merk Nike. Hij had ook een zwarte Nike pet op met een zilver Nike logo.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer 5] van 16 september 2019, pagina’s 46 tot en met 48, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Op 30 augustus 2019 meldde getuige [getuige] zich bij de politie. Getuige verklaarde dat verdachte aan haar had verteld dat hij de aangevers wilde afpersen, dat hij aangevers had bedreigd met een mes en dat aangevers er toen vandoor waren gegaan. Getuige [getuige] overhandigde de politie vervolgens een mes, waarvan zij zei dat dit het betreffende mes was waar verdachte, de aangever mee zou hebben bedreigd. Ik, [slachtoffer 5] , zag dat dit een hakmes betrof met een zilverkleurig, rechthoekig lemmet Het betrof een mes met een lemmet van 15 centimeter. Ik zag dat er in het lemmet een rond gat zat aan de bovenzijde. Ik zag dat het handvat donker van kleur was.
Ik las in de aangifte van aangever [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat zij waren bedreigd met een
hakmes met een rechthoekig lemmet. Ik las in de verklaring dat de verbalisant ter
plaatse een aantal afbeeldingen van verschillende messen had getoond aan de aangevers
om aan te wijzen om welk soort mes het ging. Ik las dat de aangevers een soort mes
hadden aangewezen. De verbalisant had een afbeelding van die aangewezen mes bij de
aangifte gevoegd. Ik bekeek deze afbeelding en vergeleek deze met het mes dat getuige
[getuige] aan ons had overhandigd. Ik zag dat beide messen qua uiterlijk en grote sterk
overeen kwamen met elkaar. Ter vergelijking heb ik afbeeldingen van beide messen
bijgevoegd aan dit proces verbaal van bevindingen.
Op vrijdag 13 september 2019 belde met het nummer van [naam 2] , en kreeg [naam 2] aan de lijn. Ik verifieerde of hij de woonbegeleider van verdachte [verdachte] was. Ik hoorde dat deze [naam 2] tegen mij zei dat dit inderdaad het geval was en dat hij werkte bij [zorginstelling] in Kampen. Ik vroeg aan [naam 2] of hij zich kon herinneren of verdachte [verdachte] hem onlangs iets verteld had over een conflict met jongens in een park. Ik hoorde dat [naam 2] tegen mij zei dat verdachte [verdachte] hem op 24 augustus 2019 telefonisch had verteld dat hij was belaagd en aangevallen door drie jongens in een parkje en dat hij deze jongens vervolgens had bedreigd met een mes, waarop die jongens er vandoor waren gegaan.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3
1.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] van 16 juli 2019, pagina’s 77 tot en met 79, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik ben vanavond, maandag 15 juli 2019 tussen 22.45 uur en 23.00 uur, met [slachtoffer 4] naar het Twistvlietpark gegaan. We hadden een muziekje aanstaan op de JBL soundbar die ik bij me had. Ik zag dat er 2 jongens aangelopen kwamen. Zij kwamen vanaf de achterzijde van de school op ons af lopen. Ze liepen over het pad onze kant op. Ik zag dat ze ons eerst een paar meter voorbij liepen. Ik denk een meter of 5. Ze zijn toen heel even gestopt. Ik zag dat ze vervolgens maar ons toe kwamen lopen. Ik zag dat beide jongens een mes in hun hand hadden. Ik weet niet in welke hand ze hun mes vasthielden. Een (1) van de jongens had een witte hoodie en de andere had een zwarte hoodie. Ik hoorde dat de jongen met de witte hoodie tegen [slachtoffer 4] zei: "jij hebt mijn neefje bedreigd." Ik hoorde [slachtoffer 4] zeggen dat hij van niks wist. Ik hoorde diezelfde jongen aan ons vragen of we contant geld op zak hadden. We zeiden beide dat we geen contant geld bij ons hadden. Vervolgens vroeg die zelfde jongen of we een pinpas bij ons hadden. Ik zei dat ik geen pinpas bij me had en [slachtoffer 4] zei van wel. Ik hoorde weer diezelfde jongen aan [slachtoffer 4] vragen hoeveel geld hij op zijn rekening had staan. Ik hoorde [slachtoffer 4] zeggen dat hij 30 euro op zijn rekening had staan.
Nadat ik het shaggie had gedraaid moesten we onze spullen afgeven. De jongen met de witte hoodie zei tegen me dat hij mijn tasje wilde en dat ik alles er uit moest halen. Ik heb toen alles uit mijn tasje gehaald en in mijn jas gedaan. Daarna heb ik hem min tasje gegeven. Daarna zei hij tegen mij dat hij mijn JBL box wilde hebben. Ik heb eerst gezegd dat ik deze niet wilde geven maar nadat hij nog een keer zei dat hij hem wilde hebben en dat er problemen zouden komen als ik hem niet af zou geven, heb ik hem toch afgegeven. Ik kan de jongens als volgt omschrijven. Ze droegen beide de capuchon op het hoofd en ook redelijk strak aangetrokken met de veter:
Witte hoodie
Donkere bodywarmer
Geblokte donkere pet. Mogelijk Louis Vuitton
naar eigen zeggen 23
ongeveer 1.70/1.75 lang
slank postuur
2.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] van 16 juli 2019, pagina’s 73 tot en met 75, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Vanavond, maandag 15 juli 2019, was ik samen met [slachtoffer 3] in het park naast [basisschool] . Wij waren daar met zijn tweeën. De stemmen waren van twee jongens. Zij liepen ons voorbij. Ineens zag ik hen om draaien. Ze kwamen dichterbij en 1 van hen stond bij mij vlak voor mij neus met een mes in zijn hand. Hij zei: Jij hebt mijn neefje bedreigd. Wat ga jij mij neefje bedreigen?” Dat zei hij letterlijk zo. Ik zag dat mes en drukte direct met mijn linkerhand zijn rechterarm weg. In het zijn rechterhand had hij het mes. U vraagt hoe de persoon reageerde? Hij bleef herhalen wat hij daarvoor zei. Toen vroeg hij of ik geld bij mij had. Maar ik had geen geld bij mij. Toen vroeg hij of ik een pinpas bij mij had. Ik dacht laat ik maar mee werken. Ik was namelijk erg geschrokken van het mes. Ik was bang dat het uit de hand zou lopen. De jongen vroeg hoeveel geld ik op mijn rekening had staan. Ik zei daarop: "Ik heb 30 Euro meer heb ik niet". Toen zeiden ze: "Dan gaan wij pinnen". Dat zeiden de beide jongens. Toen zijn wij gaan lopen. (...) Hij ging op 1 van de tafeltjes zitten van de [broodjeszaak] . Toen ik aan de beurt was om te pinnen, bleef de jongen op het bankje van de [broodjeszaak] zitten. Ik pinde 30 Euro. Ik heb dat na het pinnen direct af gegeven. (…) Toen dat [slachtoffer 3] klaar was met shaggie draaien, moest [slachtoffer 3] zijn tasje leeg halen. De inhoud wilden ze dus niet. De inhoud stelde niks voor. Dat was 5 Euro max. Ze wilden het tasje wel hebben. Het was een dailypaper tasje. Hij was zwart van kleur en er zitten meerdere compartimenten aan. [slachtoffer 3] had het muziek box op het betonnen bankje gezet toen hij moest draaien. Ze zeiden dat de box ook mee ging. [slachtoffer 3] zei dat dat niet ging gebeuren. Ik zei van wel. Ik dacht dan houden wij de jongens rustig. Daarna mochten wij gaan. Wij stonden op van het bankje. Voordat wij weg liepen, zeiden ze: "Recht vooruit lopen, niet omkijken en geen politie bellen want wij weten jullie te vinden".
U vraagt mij of ik de jongen kan omschrijven die met mij naar de pinautomaat liep:
- Ik ben ongeveer 190 lang en de jongen kwam tot mijn schouder;
- Hij droeg een witte hoodie. Hij had zijn capuchon op met daaronder een pet;
- De pet was bruin met licht bruin; volgens mij een Louis Vuitton pet;
- Over zijn witte hoodie droeg hij een zwarte jas of bodywarmer achtig iets;
- Zij kleding was donker kleurig;
- Hij praatte als een wannabe Turk. Daarmee bedoel ik dat hij Nederlands sprak met een accent, met een slang.
- Het mes wat hij bij zich had, was een schuifmes. Als je hem uit klikt, zit er een schuif waarmee je hem aan de broek kan hangen. Uitgeklapt schat ik de mes 7 cm.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 30 augustus 2019, pagina 42, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die getuige:
Ik weet nog wel iets van vijf jongens in Stadshagen. Hij kwam toen ook wel terug met spullen. Ik weet niet of daar aangifte van gedaan is. Dat zal eind juli begin augustus zijn geweest. Hij had toen 120 euro. Een vriend van hem, [naam 3] , had een bluetooth box. Die jongen woont in de Wipstrik, meer weet ik niet van hem. [verdachte] had toen ook een heuptasje meegenomen. Volgens mij zat daar lange vloei en tip in. Hij zei dat hij samen met [naam 3] en nog een jongen achter vijf jongens aan waren gegaan. Ze hadden die jongens een mes op de keel gedrukt. Ze hadden de jongens meegenomen naar de bank om geld te pinnen.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [slachtoffer 6] van 16 september 2019, pagina’s 85 en 86, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant.
Ik, verbalisant [slachtoffer 6] , heb de bij verdachte [verdachte] in beslag genomen kledingstukken, vergeleken met wat de verdachte droeg tijdens de beroving. Ik constateerde het volgende:
- Dat de pet (fotobijlage 8 en 9) die in de woonboot van verdachte [verdachte] werd
aangetroffen, overeenkomt met de pet die de verdachte droeg;
- dat het witte vest (fotobijlage 8) die in de woonboot van verdachte [verdachte] werd aangetroffen, overeenkomt met het witte vest dat de verdachte droeg. Een opvallend detail is dat zowel het vest van de verdachte als het in beslag genomen vest een donkere rand bij de opening van de capuchon hebben;
- dat de grijze bodywarmer (fotobijlage 8) die in de woonboot van verdachte [verdachte] werd aangetroffen, overeenkomt met de grijze bodywarmer die de verdachte droeg;
- dat de zwarte trainingsbroek van het merk Adidas met drie rode strepen aan de buitenzijde van beide broekspijpen (fotobijlage 10), aangetroffen in de tas met kleding die de vriendin van verdachte [verdachte] bracht, overeenkomt met de zwarte trainingsbroek die de verdachte droeg. Op zowel de broek van de verdachte als de in beslag genomen broek is een rood kleurig logo te zien. Ook zijn de drie rode strepen te zien;
- dat de zwarte schoenen (fotobijlage 11) die in de woonboot van verdachte [verdachte] werden aangetroffen, overeenkomen met de zwarte schoenen die de verdachte droeg. Opvallend zijn de donker zwarte neuzen en witte zolen.
In fotobijlage 7 is een totaalbeeld van de onder verdachte [verdachte] in beslag genomen kleding te zien. Ik, verbalisant [slachtoffer 6] , zie dat deze kledingstukken volledig overeenkomen met de kleding die de verdachte droeg tijdens de beroving gepleegd op 15 juli 2019 tussen 22:50 uur een 23:30 uur.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam Zwolle, met nummer PL0600-2019407188. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.