ECLI:NL:RBOVE:2020:504

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 januari 2020
Publicatiedatum
10 februari 2020
Zaaknummer
08-95311-16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting en witwassen met schadevergoeding aan benadeelden

Op 20 januari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 51-jarige man uit Dongen en een 44-jarige man uit Erica, die beiden zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor het oplichten van een drankenhandel in Oldenzaal en een landelijke distributeur van sterke drank, alsook voor het witwassen van de verkregen gelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachten samen een oplichtingsconstructie hadden opgezet, waarbij zij een vervalst bankrekeningnummer gebruikten om betalingen van de drankenhandel te ontvangen. De totale schade die de drankenhandel had geleden, bedroeg ruim 186.000 euro, en de verdachten moesten ook het illegaal verdiende geld van meer dan 252.000 euro aan de Staat afdragen. Een 52-jarige vrouw uit Dongen werd vrijgesproken van alle beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachten opzettelijk handelden en dat zij wisten dat de geldbedragen afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de benadeelde partijen, waaronder de drankenhandel en de distributeur van sterke drank, die samen meer dan 177.000 euro vorderden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, inclusief wettelijke rente, en heeft de verdachten ook veroordeeld tot betaling van proceskosten. De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en oplichting en de impact daarvan op de legale economie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-953116-16 (P)
Datum vonnis: 20 januari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1968 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 juli 2017, 13 april 2018, 13 december 2019 en 6 januari 2020 (sluiting van het onderzoek ter terechtzitting).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R.J. Mesland, advocaat te Haarlem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander of anderen al dan niet een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van geld, te weten een bedrag van € 468.720,27 of andere bedragen, dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
primair
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 30 januari 2016 in Amsterdam en/of Oldenzaal en/of Erica en/of Dongen en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of verdachtes mededader(s), (telkens) a. van één of meer voorwerp(en), te weten één of meer geldbedragen, ten hoogte van (totaal) 468.720,27, althans 252.713,10 euro, althans enig(e) geldbedrag(en) de herkomst verborgen/verhuld en/of de vindplaats verborgen/verhuld en/of de vervreemding verborgen/verhuld en/of de verplaatsing verborgen/verhuld en/of verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) was/waren en/of één of meer geldbedragen, ten hoogte van (totaal) 468.720,27, althans 252.713,10 euro, althans enig(e) geldbedrag(en) voorhanden gehad en/of b. een of meer geldbedrag(en) ten hoogte van (totaal) 468.720,27, althans 252.713,10 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), verworven en/of voorhanden gehad en/of een of meer geldbedrag(en) ter hoogte van (totaal) 468.720,27, althans 252.713,10 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), omgezet en/of van een geldbedrag ten hoogte van (totaal) 468.720,27, althans 252.713,10 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), gebruik gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat het/de geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - (geheel of ten dele althans mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 december 2015 tot en met 30 januari 2016 in Amsterdam en/of Oldenzaal en/of Erica en/of Dongen en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) a. van één of meer voorwerp(en), te weten één of meer geldbedragen, ten hoogte van (totaal) 468.720,27, althans 252.713,10 euro, althans enig(e) geldbedrag(en) de herkomst heeft/hebben verborgen/verhuld en/of de vindplaats heeft/hebben verborgen/verhuld en/of de vervreemding heeft/hebben verborgen/verhuld en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen/verhuld en/of verborgen/verhuld heeft/hebben wie de rechthebbende op het/de geldbedrag(en) was/waren en/of het/de geldbedrag(en), ten hoogte van (totaal) 468.720,27,
althans 252.713,10 euro, althans enig(e) geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of b. een of meer geldbedrag(en) ten hoogte van (totaal) 468.720,27, althans 252.713,10 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of van een of meer geldbedrag(en) ter hoogte van (totaal) 468.720,27, althans 252.713,10 euro, althans enig(e) geldbedrag(en), gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (geheel of ten dele althans mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting het volgende vast.
Vanaf 5 januari 2016 kreeg aangever [aangever 1] , hoofd administratie bij B.V. Firma [drankenhandel] (hierna: [drankenhandel] ), dertien facturen van [distributeur sterke drank] . (hierna: [distributeur sterke drank] ) gericht aan [drankenhandel] . Bij deze facturen zat een begeleidend schrijven waarin werd gesteld dat het bankrekeningnummer van [distributeur sterke drank] per direct was veranderd naar [rekeningnummer 1] .
Hierop is het bankrekeningnummer van [distributeur sterke drank] in het systeem van [drankenhandel] aangepast, waardoor de betalingen van facturen afkomstig van [distributeur sterke drank] (ook nog openstaande facturen van 2015) vanaf dat moment overgemaakt zouden worden naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] .
Na deze aanpassing in het systeem van [drankenhandel] werd op 8 januari 2016 een bedrag van € 263.907,49 en op 15 januari 2016 een bedrag van € 204.812,78 door [drankenhandel] overgemaakt naar rekening [rekeningnummer 1] ter voldoening van de in januari 2016, maar ook in december 2015 binnengekomen facturen afkomstig van [distributeur sterke drank] .
Op 18 januari 2016 werd [drankenhandel] gebeld door een medewerker van [distributeur sterke drank] met de vraag waarom hun facturen nog niet voldaan waren. Toen bleek dat het bankrekeningnummer van [distributeur sterke drank] niet veranderd was en dat de facturen met begeleidend schrijven vervalst waren.
Het rekeningnummer [rekeningnummer 1] stond op het moment van het overmaken van de bedragen door [drankenhandel] op naam van [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] B.V. (hierna: [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] ), waarvan medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) via de vennootschap [medeverdachte 1] Beheer B.V. enig aandeelhouder en bestuurder was.
Op 12 januari 2016 stuurde verdachte [verdachte] (hierna: [verdachte] ) een e-mail aan het bedrijf [goudhandelaar 1] . (hierna: [goudhandelaar 1] ), waarin namens [vennootschap verdachte] B.V. (een vennootschap van [verdachte] en hierna: [vennootschap verdachte] ) drie kilo goud besteld werd, met een totale waarde van € 97.257,48 en met daarbij de mededeling dat dit goud door [medeverdachte 1] opgehaald zou worden. Bij deze e-mail was een kopie van het paspoort van [medeverdachte 1] gevoegd.
Vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 1] werden op 13 en 14 januari 2016 geldbedragen van respectievelijk € 110.000,= en € 145.000,= overgemaakt naar de rekening van notaris [notaris 1] voor de aanschaf van aandelen in [vennootschap verdachte] door [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] , het bedrijf van [medeverdachte 1] .
Op 14 januari 2016 werd een koopovereenkomst getekend waarbij alle aandelen van [vennootschap verdachte] door [verdachte] werden verkocht aan [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] , vertegenwoordigd door [medeverdachte 1] . Onder de koopovereenkomst staan de namen [medeverdachte 1] en [verdachte] met de handtekeningen van respectievelijk koper en verkoper. De handtekening die van [medeverdachte 1] zou moeten zijn lijkt goed op de handtekening van [medeverdachte 1] onder de verklaringen die hij bij de politie heeft afgelegd.
Eveneens op 14 januari 2016 werd een volmacht getekend waarbij [medeverdachte 1] de medewerkers van het kantoor van notaris mr. [notaris 1] volmachtigde om namens [medeverdachte 1] de levering van 25 aandelen van [vennootschap verdachte] ter waarde van € 110.000,= te aanvaarden.
[vennootschap verdachte] werd op 28 mei 2014 opgericht. Bij de oprichting werden 250 aandelen van € 1,= per stuk geplaatst. Bij de verkoop van de aandelen op 14 januari 2016 betaalde [medeverdachte 1]
€ 110.000,= voor 25 aandelen en op 18 januari 2016 € 145.000,= voor 35 aandelen.
Op 15 januari 2016 werd naar de bankrekening van [verdachte] en/of [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) een bedrag van € 108.638,75 overgemaakt door [notaris 1] Notaris met als omschrijving “Verkoop aandelen [vennootschap verdachte] B.V.”.
Dezelfde dag werd door [medeverdachte 2] een bedrag van € 10.000,= contant opgenomen van de gezamenlijke rekening van [verdachte] en [medeverdachte 2] .
Vanaf de gezamenlijke rekening van [verdachte] en [medeverdachte 2] werd op 15 en 18 januari 2016 een totaalbedrag van € 97.257,48 naar de rekening van [goudhandelaar 1] overgemaakt.
Op 18 januari 2016 haalde [medeverdachte 1] drie kilo goud op bij een kantoor van [goudhandelaar 1] in Rotterdam.
Op 18 januari 2016 vond er een WhatsApp-gesprek plaats tussen [telefoonnummer 1] (het telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] ) en [telefoonnummer 2] (het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 1] ), waarbij het nummer eindigend op [telefoonnummer 1] om 12.10 uur aan het nummer eindigend op [telefoonnummer 2] laat weten dat hij bij de notaris zit en dat deze nog op een formele bevestiging wacht. Het nummer eindigend op [telefoonnummer 2] liet daarop eerst weten dat het akkoord er 10 minuten later zou moeten zijn en daarna (om 12.31 uur) dat het akkoord er inmiddels moest zijn ontvangen. Op 18 januari 2016 om 12.27 uur werd een e-mail gestuurd vanaf het e-mailadres [emailadres] gericht aan notaris [notaris 1] . In deze mail deelde de ondertekenaar van de mail, te weten [medeverdachte 1] , de notaris mede, dat hij akkoord gaf.
Op 18 januari 2016 werd vanaf rekeningnummer [rekeningnummer 1] een bedrag van
€ 190.000,= overgemaakt naar Notaris [notaris 1] met als omschrijving “3e betaling aandelen [vennootschap verdachte] B.V.”.
Op 21 januari 2016 werd naar de gezamenlijke bankrekening van [verdachte] en [medeverdachte 2] een bedrag van € 144.074,35 overgemaakt door [notaris 1] Notaris met als omschrijving “2e tranche aandelenoverdracht”.
Dezelfde dag werd een bedrag van € 10.000,= contant opgenomen van de gezamenlijke rekening van [verdachte] en [medeverdachte 2] .
Op 22 januari 2016 werd vanaf de gezamenlijke bankrekening van [verdachte] en [medeverdachte 2] een bedrag van € 49.200,00 naar [goudhandelaar 2] GmbH overgemaakt in verband met de aankoop van goud.
Op 25 januari 2016 werd vanaf de gezamenlijke bankrekening van [verdachte] en [medeverdachte 2] een bedrag van € 49.500,00 naar [goudhandelaar 2] GmbH overgemaakt in verband met de aankoop van goud.
Getuige [getuige] heeft eind januari 2016 ongeveer 3 kilo goud bij [goudhandelaar 2] GmbH in Duitsland opgehaald, daartoe gevolmachtigd door [verdachte] . [getuige] heeft dat goud aan drie personen, onder wie [verdachte] , overhandigd.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, vanwege, samengevat, het ontbreken van de wetenschap omtrent de criminele herkomst van het geld en omdat het verkregen geldbedrag niet verhuld werd door de verkoop van aandelen [vennootschap verdachte] B.V..
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 8 en 15 januari 2016 kreeg [medeverdachte 1] een bedrag op zijn bankrekening gestort van in totaal
€ 468.720,27, afkomstig van de oplichting van [drankenhandel] .
Enkele dagen nadat [medeverdachte 1] het eerste bedrag van € 263.907,49 op zijn rekening gestort kreeg, werd een koopovereenkomst opgesteld waarbij [verdachte] zijn aandelen in [vennootschap verdachte] in verschillende tranches zou verkopen aan [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] , vertegenwoordigd door [medeverdachte 1] voor (in totaal) € 900.000,=. De levering van de aandelen zou via notaris [notaris 1] plaatsvinden en in dat kader werd vanaf het hiervoor genoemde rekeningnummer op naam van [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] in meerdere termijnen een bedrag van (in totaal) € 445.000,= op de rekening van notaris [notaris 1] gestort.
Op 12 januari 2016 bestelde [verdachte] drie kilo goud namens [vennootschap verdachte] . Dit goud werd vervolgens betaald van de persoonlijke rekening van [verdachte] , met gebruikmaking van het geld dat door [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] / [medeverdachte 1] voor de aandelen in [vennootschap verdachte] was betaald. Het goud werd opgehaald door [medeverdachte 1] . De factuur werd bij [medeverdachte 1] thuis aangetroffen en inbeslaggenomen.
Op 22 en 25 januari 2016 werd door [verdachte] wederom goud besteld. Ditmaal bij [goudhandelaar 2] GmbH. [getuige] haalde het goud eind januari 2016 op en overhandigde het aan drie personen, onder wie [verdachte] . De factuur werd bij [verdachte] thuis aangetroffen en inbeslaggenomen.
Notaris [notaris 2] is door de politie verzocht om naar de stukken aangaande de koop en levering van aandelen in [vennootschap verdachte] te kijken. Deze concludeert dat de koopovereenkomst meerdere onduidelijkheden en ongerijmdheden bevat en betwijfelt of deze koopovereenkomst wel een rechtsgeldige titel opleverde voor de overdracht van de aandelen.
Getuige-deskundige W.J. Geselschap schaart zich in grote lijnen achter de bevindingen van notaris [notaris 2] . Daarnaast verklaart hij dat het onduidelijk is waar de in de koopovereenkomst tussen [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] / [medeverdachte 1] en [verdachte] opgenomen waarde van [vennootschap verdachte] op gebaseerd was en dat het niet duidelijk is waarom er goud werd aangekocht. Hij concludeert dat er geen logische reden of aanleiding voor een aandelenoverdracht was en dat het een zeer ongebruikelijke en vreemde transactie betrof.
In lijn met de bevindingen van notaris [notaris 2] en getuige-deskundige Geselschap is de rechtbank van oordeel dat de hierboven omschreven constructie, waarbij [medeverdachte 1] met zijn vennootschap [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] aandelen in [vennootschap verdachte] van [verdachte] kocht en met een deel van de koopsom goud werd aangeschaft, een gezamenlijk opgezette schijnconstructie betrof. De vennootschap [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] was een beveiligingsbedrijf, waarvan niet zonder meer duidelijk was waarom het belangstelling had voor (de bedrijfsmatige activiteiten van) [vennootschap verdachte] . Daarnaast hadden de aandelen van [vennootschap verdachte] bij oprichting een nominale waarde van (slechts) € 1,=, terwijl bij de aandelenverkoop op 14 en 18 januari 2016 bedragen van € 110.000,= en € 145.000,= voor respectievelijk 25 en 35 aandelen werden betaald (zonder dat is gebleken waarop de waardestijging van de betreffende aandelen was gebaseerd). De rechtbank is dan ook van oordeel dat met de aandelentransactie en de aanschaf van het goud geen ander belang werd gediend dan het omzetten van de geldbedragen die door [drankenhandel] waren overgemaakt naar de bankrekening van [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] / [medeverdachte 1] .
De stelling van de verdediging dat de transactie met betrekking tot de aandelen [vennootschap verdachte] er niet toe strekte de criminele herkomst van deze geldbedragen te verbergen/verhullen (omdat de betreffende transactie in alle openheid plaatsvond) volgt de rechtbank niet. Door de aandelentransactie werden de uit de oplichting van [drankenhandel] afkomstige geldbedragen omgezet in aandelen [vennootschap verdachte] , waarbij ten onrechte de schijn werd gewekt dat deze aandelen al vóór de genoemde transactie een grote waarde vertegenwoordigden.
Wat betreft de wetenschap van [verdachte] van de criminele herkomst van de koopsom van de aandelen [vennootschap verdachte] overweegt de rechtbank het volgende. Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat hij [medeverdachte 1] recent had leren kennen, dat hij hem direct vertrouwde omdat [medeverdachte 1] er vermogend uit zag en dat hij geen onderzoek naar de financiële positie van [medeverdachte 1] heeft verricht. Ook heeft hij verklaard dat [medeverdachte 1] een (op zichzelf legaal) motief had voor de koop van aandelen [vennootschap verdachte] , omdat hij via (de ervaring en contacten van) [vennootschap verdachte] de mogelijkheid zou krijgen om goud aan te schaffen.
De rechtbank gaat echter aan deze verklaringen voorbij. Zoals hierboven reeds opgemerkt, was de vennootschap [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] een beveiligingsbedrijf waarvan niet zonder meer duidelijk was waarom het toegang wilde tot de goudhandel. Daarnaast heeft [verdachte] al vóór het sluiten van de koopovereenkomst met [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] bij [goudhandelaar 1] een hoeveelheid goud besteld dat met de koopsom van de aandelen [vennootschap verdachte] betaald moest worden. De rechtbank acht het mede daarom zeer onwaarschijnlijk en ongeloofwaardig dat [verdachte] – indien het inderdaad om een legale aandelentransactie was gegaan – deze transactie zou zijn aangegaan zonder enig degelijk onderzoek naar de financiële positie van [medeverdachte 1] .
Nu [verdachte] de aandelen [vennootschap verdachte] tegen een niet onderbouwde en hoge prijs aan [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] / [medeverdachte 1] heeft verkocht en de transactie met betrekking tot de aandelen [vennootschap verdachte] vrijwel direct is gevolgd op de ontvangst van de geldbedragen van [drankenhandel] op de bankrekening van [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] / [medeverdachte 1] , is de rechtbank van oordeel dat de verkoop van de aandelen [vennootschap verdachte] aan [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] / [medeverdachte 1] en de aanschaf van het goud deel uitmaakten van dezelfde opzet als de daaraan voorafgaande oplichting en dat [verdachte] wist dat het geld voor de aandelen [vennootschap verdachte] uit misdrijf afkomstig was.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] door middel van de hierboven omschreven witwasconstructie in nauwe en bewuste samenwerking gehandeld en daarbij geldbedragen van (in totaal) € 445.000,= omgezet en gebruikt, zodat medeplegen van witwassen wettig en overtuigend bewezen is.
Gelet op de korte periode waarbinnen de verschillende witwasgedragingen zijn verricht, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte en [medeverdachte 1] van het plegen van witwassen een gewoonte hebben gemaakt, zodat de rechtbank verdachte op dit onderdeel zal vrijspreken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 1 december 2015 tot en met 30 januari 2016 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen
geldbedragen, ter hoogte van totaal 445.000,= heeft omgezet en daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en zijn mededader wisten dat de geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van witwassen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeëndertig maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, er geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht opgelegd zou moeten worden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan witwassen. Verdachte heeft samen met zijn mededader [medeverdachte 1] een constructie opgezet, waarbij voor een groot gedeelte van het door [medeverdachte 1] door oplichting verkregen bedrag aandelen van een B.V. van verdachte gekocht werden, welke aandelen feitelijk nauwelijks waarde vertegenwoordigden. Verdachte is vervolgens ook betrokken geweest bij de aanschaf van goud met een deel van de koopsom van de aandelen, met welke aanschaf de crimineel verkregen gelden werden gebruikt en omgezet. Verdachte en zijn mededader hebben zich daarbij enkel laten leiden door hun eigen financieel gewin. Verdachte heeft er geen blijk van gegeven het strafbare van zijn handelen in te zien en heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Witwassen van crimineel geld vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het in omloop zijn van dergelijke grote witgewassen geldbedragen heeft een sterk corrumperende werking en faciliteert veelal ander strafbaar handelen.
Er zijn geen specifieke LOVS-oriëntatiepunten met betrekking tot witwassen en oplichting. Wel wordt het oriëntatiepunt Fraude van toepassing geacht op witwassen, indien dit in een frauduleuze context heeft plaatsgevonden. Witwassen wordt, net als fraudedelicten, ernstiger en strafwaardiger naarmate de bedragen waar het om gaat hoger worden.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 november 2019 is gebleken dat verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest in verband met belastingfraude en faillissementsfraude. De laatste veroordeling dateert van
10 mei 2012 in verband met het overtreden van de accijnswet en valsheid in geschrifte. Verdachte heeft van de eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten blijkbaar niets geleerd.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat het in deze zaak om oudere feiten gaat.
De rechtbank acht alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[drankenhandel]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 177.896,49, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 december 2019. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- overgemaakt en nog niet terugontvangen bedrag, inclusief wettelijke rente: € 150.448,79;
- kosten schadebeperkende procedure, inclusief wettelijke rente: € 23.260,50;
- advies inzake (buitengerechtelijke) voldoening, inclusief wettelijke rente: € 4.187,21.
[distributeur sterke drank] .heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 12.141,42, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post: Proceskosten 1e aanleg: € 12.141,42.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van beide vorderingen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair niet-ontvankelijkheid van beide vorderingen bepleit in verband met de door hem bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman niet-ontvankelijkheid van de vordering van [distributeur sterke drank] . bepleit omdat niet nagegaan kan worden of mr. Veldhuis-Lampe als gemachtigde van [distributeur sterke drank] . kan worden aangemerkt. Meer subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat deze vordering eveneens niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat deze vordering een onevenredige belasting vormt van dit strafgeding.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien benadeelde partij
[drankenhandel]:
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Door het “doorsluizen” van de geldbedragen van de bankrekening van [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] / [medeverdachte 1] naar de bankrekening van notaris [notaris 1] – welke handeling een onderdeel vormde van de gebruikte witwasconstructie – is de mogelijkheid voor de benadeelde partij gefrustreerd om de betreffende geldbedragen na de oplichting terug te laten halen door de bank (ABN AMRO).
De opgevoerde schadeposten:
- overgemaakt en nog niet terugontvangen bedrag, inclusief wettelijke rente: € 150.448,79;
- kosten schadebeperkende procedure, inclusief wettelijke rente: € 23.260,50;
zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 173.709,29, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis.
Proceskosten:
In het voegingsformulier heeft de benadeelde partij aan proceskosten inclusief wettelijke rente een bedrag van € 4.187,21 gevorderd. De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat de proceskosten van de bedeelde partij worden vastgesteld overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om daar van af te wijken. Anders dan gevorderd stelt de rechtbank de proceskosten vast overeenkomstig het Liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven waarbij krachtens tarief V (tarief geldt met betrekking tot zaken van een geldwaarde van € 98.000,= tot € 195.000,=) ieder punt wordt gewaardeerd op € 1.707,=.
Voor het opstellen en indienen van het voegingsformulier en de behandeling ter terechtzitting kent de rechtbank telkens een punt toe, zodat aan proceskosten zal worden toegewezen een bedrag van (2 x € 1.707,=) € 3.414,=.
Omdat is voldaan aan de vereisten voor hoofdelijke aansprakelijkheid zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen.
Ten aanzien van
[distributeur sterke drank] .:
Op de vordering van de benadeelde partij staat dat mr. Veldhuis-Lampe als gemachtigde kan optreden. Deze machtiging is door mr. Veldhuis-Lampe zelf ondertekend. De rechtbank begrijpt dat mr. Veldhuis-Lampe daarmee verklaart uitdrukkelijk gevolmachtigd te zijn in de zin van artikel 51c Wetboek van Strafvordering.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Door het “doorsluizen” van de geldbedragen van de bankrekening van [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] / [medeverdachte 1] naar de bankrekening van notaris [notaris 1] is voor de benadeelde partij de mogelijkheid gefrustreerd om de betreffende geldbedragen na de oplichting terug te laten halen via [drankenhandel] /de bank en alsnog overmaking van deze bedragen naar haar eigen rekening te laten plaatsvinden.
De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van€ 12.141,42 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis.
Omdat is voldaan aan de vereisten voor hoofdelijke aansprakelijkheid zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 47 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1 primair: medeplegen van witwassen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[drankenhandel]: van een bedrag van € 173.709,29 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2020) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 3.414,=, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 173.709,29(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2020) ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 365 dagen zal worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[distributeur sterke drank] .: van een bedrag van € 12.141,42 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2020) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 12.141,42,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2020 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 95 dagen zal worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en mr. J. Corthals, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A.J.H. Muurmans, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2020.
Buiten staat
Mr. M.A.H. Heijink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen. [1]
Proces-verbaal aangifte door [aangever 1] namens [drankenhandel] , 18 januari 2016, dossierpagina’s 1-3 (map 1):
“Op 5 januari 2016 kreeg ik een factuur van [distributeur sterke drank] . uit Amsterdam. Dit is een leverancier van ons. Hier doen we al meerdere decennia zaken mee. Bij deze factuur zat een begeleidend schrijven. Hierin werd ons verteld, dat het bankrekeningnummer van [distributeur sterke drank] per direct veranderd zou worden. Het bankrekeningnummer van [distributeur sterke drank] was: [rekeningnummer 2] . Dit zou per 1 januari 2016 veranderd worden in [rekeningnummer 1] . Deze factuur en begeleidend schrijven zaten in een envelop van [distributeur sterke drank] met hun logo, de envelop was gefrankeerd met een frankeermachine.
...
In diezelfde week hebben we nog ongeveer 11 facturen ontvangen van [distributeur sterke drank] , steeds met hetzelfde begeleidend-schrijven. Op deze 11 facturen stond ook al het nieuwe bankrekeningnummer. We hebben toen per direct het bankrekeningnummer van [distributeur sterke drank] in ons systeem veranderd. Bedrijven doen dit wel vaker, dus we vonden dit niet vreemd. We vertrouwen [distributeur sterke drank] volkomen.
Al onze betalingen in 2016 aan [distributeur sterke drank] zijn betaald op het nieuwe bankrekeningnummer
van [distributeur sterke drank] . Dit was een betaling op 8 januari 2016 van 263.907,49 euro en een betaling van 15 januari 2016 van 204.812,78 euro. Totaal heb ik 468.720,27 euro over gemaakt op rekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van [distributeur sterke drank] .
...
Op 18 januari 2016, werd ik gebeld door [medewerkster] van de financiële administratie van [distributeur sterke drank] Nederland. Ze vroeg aan mij, waar onze betalingen bleven. Ze hadden al 2 weken geen betaling van ons gehad. Ik heb haar toen verteld, dat dit niet klopte en dat ik op 8 en 15 januari 2016 betaald had. Ik had hier ook een bewijs van. Ze vertelde, dat ze echt geen betaling van ons had ontvangen. Ik vertelde haar, dat we het geld hadden overgemaakt op hun nieuwe rekeningnummer, dat ze ons hadden doorgegeven. Ze vertelde toen, dat dit rekeningnummer niet van hen was. Ik heb haar toen het begeleidend schijven en een factuur door gemaild. Ze belde mij en vertelde, dat de er een fictief bankrekening op de factuur stond en dat het begeleidend schrijven niet van hen was. Op de facturen stond wel het logo van [distributeur sterke drank] Nederland en de goede afleveradressen, prijzen, artikelomschrijvingen. Ik zag, dat de opmaak van de facturen 100 % dezelfde waren als de originele facturen. Alleen het bankrekeningnummer was veranderd. [medewerkster] vertelde mij, dat de factuurnummers op de facturen ook identiek aan hun facturen waren.
...
Ik zie nu wel, dat de factuur met het fictieve bankrekeningnummer en het goede bankrekeningnummer bijna identiek zijn. De kleur van het papier is iets donkerder en het fictieve bankrekeningnummer is vetter gedrukt.”
Als bijlagen bij aangifte:
-
p. 4, begeleidend schrijven:
“Geachte relatie,
Vanaf 1 januari 2016 zijn wij overgestapt naar een nieuwe IBAN, deze zal per direct
in gebruik
BANK: ABNAMRO
IBAN: [rekeningnummer 1]
BIC: ABNANL2A
T.N.V. [distributeur sterke drank] .
Wij vertrouwen erop dat u deze nieuwe gegevens zult verwerken in uw administratie.
Met vriendelijke groet,
[distributeur sterke drank] Nederland”
Proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] namens [distributeur sterke drank] ., 19 januari 2016, dossierpagina’s 36-37 (map 1):
“Wij leveren regelmatig aan een drankhandel, [drankenhandel] . Deze is gesitueerd in Oldenzaal. Wij hebben met deze afnemer nooit problemen en zij betalen ons altijd keurig op tijd. Nu werd er niet betaald en wij besloten daarom de firma [drankenhandel] te bellen met de vraag waar de betalingen bleven. Wij hoorden van de medewerker van genoemde firma dat zij al betaald hadden. Echter wij hadden geen geld ontvangen.
De medewerker van [drankenhandel] vertelde ons ook dat wij hun een brief hadden gestuurd met daarop het verzoek om de betalingen op een ander rekeningnummer, van een andere bank, te storten. [drankenhandel] heeft vooralsnog vier rekeningen ontvangen die handmatig zijn aangepast. Dit is te zien aan manier waarop het lettertype net even anders is dat onze originele rekeningen. Wij zijn niet van bank gewisseld er na controle bleek dit rekeningnummer ook niet van ons te zijn maar van een totaal onbekende partij. Het rekeningnummer wat op de nepbrief genoemd is: [rekeningnummer 1] . Dit is een rekeningnummer van de ABN-AMRO bank en wij doen zaken met de Rabobank. De nepbrief maakt gebruik van ons logo en ons lettertype. [drankenhandel] is een grote klant. De firma heeft circa 469.000 Euro overgemaakt naar de ABN-AMRO rekening. Dit bedrag is nooit aangekomen bij ons.”
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , 11 februari 2016, dossierpagina 38 (map 1):
“Op de facturen is een totaal bedrag van een somma van 9000 euro te lezen. Dit komt niet overeen met het bedrag van 469.000 euro welke genoemd in de aangifte. Ik las in de e-mail, welke ik terug kreeg van [naam 1] , het volgende:
"De genoemde 9.000 euro is de optelsom van de 4 facturen waarop ook het IBAN nummer was aangepast. Aangezien firma [drankenhandel] de masterdata voor de betalingen heeft aangepast zijn alle betalingen daarna richting het ABN AMRO nummer overgemaakt. Dit zijn 2 batch (verzamel-) betalingen geweest voor alle facturen met een totaalbedrag van 469.000 euro.”
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 2] , 17 mei 2017, dossierpagina’s 68-69 (map 1):
“In het proces-verbaal aangifte van 20 januari 2016 is te lezen dat [drankenhandel] in de week van 5 januari 2016 ongeveer 12 facturen heeft ontvangen van [distributeur sterke drank] (Het blijkt later om 13 facturen te gaan). Bij deze facturen zat een begeleidend schrijven met de mededeling dat het bankrekeningnummer van [distributeur sterke drank] met ingang van 1 januari 2016 gewijzigd is in [rekeningnummer 1] . Dit bankrekeningnnummer staat vermeld op genoemde ontvangen facturen. Het totaal bedrag van de 13 vervalste facturen bedraagt € 33.182,52.
1. Factuurnummer 131184266, 23 december 2015, € 1.196,56
2. Factuurnummer 131184271, 23 december 2015, €2.243,34
3. Factuurnummer 131184269, 23 december 2015, € 1.319,09
4. Factuurnummer 131184272, 23 december 2015, € 6.952,18
5. Factuurnummer 131184273, 23 december 2015, € 1.257,19
6. Factuurnummer 131184268, 23 december 2015, € 2.112,12
7. Factuurnummer 131184267, 23 december 2015, € 1.039,78
8. Factuurnummer 131184274, 23 december 2015, € 1.352,60
9. Factuurnummer 131184500, 30 december 2015, € 5.708,90
10. Factuurnummer 131184501, 30 december 2015, € 1.277,87
11. Factuurnummer 131184502, 30 december 2015, €667,19
12. Factuurnummer 131184472, 30 december 2015, € 6.395,40
13. Factuurnummer 131184540, 31 december 2015, € 1.660,30
De 13 facturen zijn vermoedelijk vervalst. Op 13 facturen is het bankrekeningnummer gewijzigd van [rekeningnummer 2] naar [rekeningnummer 1] .
...
De wijziging van het bankrekeningnummer van [distributeur sterke drank] in het systeem bij [drankenhandel] heeft geresulteerd in een 2-tal betalingen van [drankenhandel] aan “ [distributeur sterke drank] ” op het foutieve
bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] met een totaal bedrag van € 468.720,17”
Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens (met bijlagen), verbalisant [verbalisant 3] , 2 maart 2016, dossierpagina’s 119-120 (map 1):
“De door de Officier van Justitie gevorderde gegevens zijn op of omstreeks 11 februari 2016 door Abn Amro bank N.V. verstrekt. De Abn Amro bank N.V. voldeed hiermee aan de vordering.
Door de bovengenoemde derde, Abn Amro bank, zijn de volgende documenten verstrekt:
1. tenaamstelling van het bevraagde bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] (bijlage 1).
2. brief aan rekeninghouder [medeverdachte 1] met betrekking tot het beëindigen van de relatie dd 21 januari 2016 (bijlage 2).
3. bankafschriften van bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] , over de periode 31 -12-2015
t/m 29-01-2016 (bijlage 3).
Ik zag dat op bovenvermelde documenten de volgende informatie was vermeld:
Document 1:
De tenaamgestelde van bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] is: [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] , [adres 1] te Groningen.
Document 2:
Deze brief heeft betrekking op bankrekeningnummer (IBAN) [rekeningnummer 1] en is gericht aan: De heer [medeverdachte 1] h/o [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] , [adres 2] EMMEN.
Document 3:
Naast enkele overboekingen en geldopnames met relatief lage bedragen zag ik de volgende mutaties:
Bijzonderheden op de afschriften:
...
08-01-2016: overboeking (bij) van € 263.907,49,- van bankrek. [rekeningnummer 3] van [drankenhandel] .
13-01-2016: overboeking (af) van € 110.000,- naar bankrek. [rekeningnummer 4] van [notaris 1] NOTARIS ivm aandelentransactie [vennootschap verdachte] B.V. aanschaf aandelen
14-01-2016: overboeking (af) van € 145.000,- naar bankrek. [rekeningnummer 4] van [notaris 1] NOTARIS ivm aandelentransactie [vennootschap verdachte] B.V. 2e betaling
15-01-2016: overboeking (bij) van € 204.812,78,- van bankrek. [rekeningnummer 3] van [drankenhandel] .
18-01-2016: overboeking (af) van € 190.000,- naar bankrek. [rekeningnummer 4] van [notaris 1] NOTARIS ivm aandelentransactie [vennootschap verdachte] B.V.
21-01-2016: overboeking (bij) van € 190.000,- vanaf bankrek. [rekeningnummer 4] van [notaris 1] NOTARIS ivm aandelentransactie [vennootschap verdachte] B.V.
29-01-2016: overboeking (af) van € 212.419,85 naar een intern ABNAMRO dossiernummer”
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 2] , 13 juni 2017, dossierpagina’s 134-135 (map 1):
“In het kader van het Magnolia onderzoek is onderzoek gedaan in de Kamer van Koophandel naar bestuurders en aandeelhouders van [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] B.V.
[beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] B.V.
In het uittreksel Kvk van [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] B.V., opgevraagd 13-06-2017, is het volgende te zien:
• Datum van oprichting [datum 1]
• Enig aandeelhouder: [medeverdachte 1] Beheer B.V sinds [datum 2]
• Bestuurder: [medeverdachte 1] Beheer B.V. sinds [datum 2]
...
[medeverdachte 1] Beheer B.V.
In het uittreksel Kvk van [medeverdachte 1] Beheer B.V., opgevraagd 13-06-2017, is het volgende te zien:
• Datum van oprichting [datum 2]
• Enig aandeelhouder: Stichting [vennootschap medeverdachte 1] sinds [datum 3]
• Bestuurder: Stichting [vennootschap medeverdachte 1] sinds [datum 3]
In historische gegevens van [medeverdachte 1] Beheer B.V. is het volgende te zien:
Functionarisgegevens Uitgetreden functionaris(sen) rechtspers.:
• [medeverdachte 1] , enig aandeelhouder [datum 2] uit functie [datum 3]
• [medeverdachte 1] Bestuurder(s) infunctietreding [datum 2] , uit functie: [datum 3] .”
Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 2] , 10 april 2017, dossierpagina’s 039-041 (map 2):
“In de oprichtingsakte van [vennootschap verdachte] B.V. van [datum 4] las ik, verbalisant, het volgende:
Bij de oprichting zijn geplaatst tweehonderd vijftig (250) gewone aandelen vertegenwoordigende
een geplaatst kapitaal van tweehonderd vijftig euro (€ 250).
Dit betekent dat de waarde per aandeel € 1,00 bedraagt.
In de akte van aandelen overdracht van 14 januari 2016 las ik het volgende:
Koop en Levering
De verkoper levert op grond van voormelde van verkoop en koop hierbij aan de koper, die hierbij
aanvaardt:
vijfentwintig (25) gewone aandelen, genummerd 1 tot en met 25, welke voormelde aandelen, hierna
te zamen te noemen: “de aandelen"
Koopprijs:
1. De koopprijs voor deze aandelen bedraagt in (€ 110.000), honderd tien duizend euro.
2. Koper heeft de verkoopprijs voldaan bij bijschrijvingop.
Dit betekent dat de waarde per aandeel € 4.400,00 bedraagt.
In de akte van aandelen overdracht van 18 januari 2016 las ik het volgende:
Koop en Levering
De verkoper levert op grond van voormelde van verkoop en koop hierbij aan de koper, die hierbij
aanvaardt:
vijfendertig (35) gewone aandelen, genummerd 26 tot en met 60, welke voormelde aandelen, hierna
te zamen te noemen: “de aandelen”
Koopprijs:
3. De koopprijs voor deze aandelen bedraagt in (€ 145.000), honderd vijfenveertig duizendeuro.
4. Koper heeft de verkoopprijs voldaan bij bijschrijving op.
Dit betekent dat de waarde per aandeel € 4.142,85 bedraagt.
De waarde van de aandelen is in de periode 28-05-2014, datum oprichting [vennootschap verdachte] B.V., tot
14 respectievelijk 18 januari 2016 gestegen van € 1,00 naar € 4.400,00 respectievelijk € 4.142,85.
De periode bedraagt bijna 20 maanden.
...
Resume:
Er is mij, verbalisant, geen informatie beschikbaar gesteld waaruit aanwijzing zijn gekomen die een
onderbouwing kan geven voor de waardestijging van de aandelen van [vennootschap verdachte] B.V. in de
periode 28-05-2014 tot en met 18 januari 2016. Op 28 -05-2014 bedraagt de waarde, volgens de
oprichtingsakte, €1,00 per aandeel. Uit de akten van aandelen overdracht gepasseerd op 14 en 18
januari 2016 is te zien dat de verkoopprijs is gestegen naar respectievelijk € 4.400 en € 4.142,85”
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , dossierpagina’s 212- (map 2):
“V: wat gebeurde er nadat jij je gemeld had?
A: ik moest mijn id laten zien, mijn idkaart, kan ook paspoort zijn geweest. Ik weet het niet meer. Toen duurde het een poosje en toen werden er 3 goudstaven gebracht van ongeveer 10 cm.
V; hoe kreeg je de goudstaven mee? In een verpakking?
A; geen verpakking, ze hebben nog wel gevraagd of er verpakking om een moest, maar dat vond ik niet nodig
...
V: Ben je op andere adressen geweest om goud op te halen?
A: Nee
V: je hebt alleen de 3 goudstaven meegekregen? Verder niets?
A: Nee verder niets
V: moest je ergens voor tekenen?
A: volgens mij moest ik tekenen voor ontvangst”
Het proces-verbaal van gehoor getuige [getuige] , met bijlagen, dossierpagina’s 344-351 (map 2):
“V: Waar heeft u het goud opgehaald?
...
V: Kent u het bedrijf [goudhandelaar 2] ?
A: Juist, dat is het! Nu weet ik het weer
...
V: Hoeveel goud heeft u opgehaald?
A. Allerlei verschillende formaten. Er waren een paar grote en meerdere kleintjes. Ik denk zo’n tien stukken goud. Het was een klein pakje, maar het was loodzwaar.
...
V: Heeft u [verdachte] gesproken over het ophalen van het goud?
A. [verdachte] wist dat ik goud op zou halen. [verdachte] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] spraken over dat ik het goud op zou halen en daar stond ik bij. Het goud zou in de handel komen. Er zou niets bijzonders mee gebeuren voor zover ik weet.
...
Ik heb het goud op tafel gelegd. [betrokkene 2] , [betrokkene 1] , [verdachte] en [betrokkene 3] waren erbij
Alle vier hebben gecontroleerd of al het goud er was. Ze haalden het goud uit het plastic en hebben het vastgepakt. Ik ging toen even koffie halen en toen ik terug kwam, toen waren ze weg.
...
V: Wat is er uiteindelijk met het goud gebeurd?
A: Geen idee, dat hebben ze me ook nooit verteld ook.
...
O: Wij laten getuige bijlage 2 zien (volmacht)
V: Wat kunt u hierover vertellen?
A. Hier staat op wat ik moest halen. Ik weet het niet precies meer. De volmacht kreeg ik van
[verdachte] . Ik zei toen ook nog wel dat ik iets moest laten zien waaruit bleek dat ik het goud op moest
halen. [verdachte] zal dan ook wel de eigenaar zijn van het goud. Ik weet niet meer wat daarover
verteld is destijds.
V. Op de volmacht staat de datum 26 januari 2016. Is dit de datum waarop u goud hebt opgehaald?
A: Dat weet ik niet meer. Het zou best eind januari geweest kunnen zijn, want toen ik terug kwam was het al donker. En het was toen rond 19:00 a 20:00 uur. Op de foto’s die ik heb staat wel een datum.
O: Wij laten getuige bijlage 3 zien (factuur)
V: Wat kunt u over deze factuur vertellen?
A: Ja, nu weet ik het weer. Zo zag het eruit, helemaal vol. De prijs, het gewicht. Dit document kreeg ik van hun mee terug, nadat ik het goud opgehaald had.
V: Kent u [medeverdachte 1] ?
A [medeverdachte 1] zegt me wel wat. [medeverdachte 1] niet. [medeverdachte 1] kwam altijd bij [betrokkene 2]
...
Bijlage 2
VOLMACHT
Dongen, 26 januari 16 2016
Hiermee geeft ondergetekende
[verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] -1968
volmacht aan
- [getuige] , geboren [geboortedatum 2] -1947.
Deze volmacht geldt voor het afhalen van goudharen volgens de volgende gewichten en
aantallen.
lx 1.000 gr.
2x 500 gr.
3x 250 gr.
2x lOOgr.
Conform factuur met nummer [nummer 1] , bij de firma
[goudhandelaar 2] , [adres 3] Iggingen
Afhaaladres:
[adres 4]
Aldus opgemaakt en getekend te Dongen op 26 januari 2016.
[verdachte] ”
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , dossierpagina’s 315-318 (map 2):
“Hieronder de bevindingen zoals deze opgeschreven zijn door notaris [notaris 2] . De cijfers corresponderen met de cijfers op de documenten in de bijlage.
“Bevindingen betreffende de akte ‘Verkoop, koop en levering aandelen’ met aangehechte bijlagen d.d. 14 januari 2016 verleden voor mr. [notaris 1] , notaris te [plaats] ,
[nummer 2] .
...
De notaris = mr. [notaris 1]
Verkoper = de heer [verdachte]
Koper = [beveiligingsbedrijf medeverdachte 1] B.V.
De vennootschap = [vennootschap verdachte] B.V.
1. De akte is gepasseerd bij volmacht. Een kantoormedewerker is opgetreden als
gevolmachtigde van alle partijen. Twee volmachten zijn aangehecht.
a. De volmacht van de koper is door de heer [medeverdachte 1] ondertekend te Mierlo op 14/1
2016. Een legalisatie ontbreekt, is de volmacht ondertekend in aanwezigheid van de
notaris of één van diens medewerkers? Zo niet, hoe heeft de notaris zich dan van
de echtheid van de handtekening overtuigd? In de volmacht ontbreekt kennelijk een
bladzijde, want er zit een fors hiaat in de tekst van de opgenomen conceptakte.
b. De volmacht van de verkoper/de vennootschap is door de heer [verdachte]
ondertekend te Mierlo op 13-1-2016. Ook hier ontbreekt een legalisatie.
...
3. De akte is bedoeld om uitvoering te geven aan de aangehechte koopovereenkomst d.d. 14
januari 2016. In beide volmachten is sprake van een koopovereenkomst d.d. 13 januari
2016, enkel in de volmacht van de heer [medeverdachte 1] is die datum handmatig aangepast naar 14
januari. In de koopovereenkomst zelf is de datum handmatig aangepast van 12 naar 14
januari.
...
8. De aangehechte ‘Overeenkomst tot koop en verkoop van aandelen’ (de koopovereenkomst)
heeft betrekking op alle aandelen in het kapitaal van de vennootschap. Het is opvallend dat
deze aandelen nergens worden gespecificeerd in de koopovereenkomst: geen aantal
aandelen, geen aandelennummers, geen nominale waarde.
...
11. De vermeldingen dat er geen intentieovereenkomst wordt aangegaan in combinatie met de vermelding dat de koper een due diligence onderzoek heeft gedaan, doet betwijfelen of
partijen en hun adviseurs inzicht hebben in het gebruikelijke overnametraject. De
intentieovereenkomst is gewoonlijk een voorwaarde om een due diligence te kunnen
starten. In die intentieovereenkomst wordt vastgelegd welke informatie de verkoper aan de
koper en diens adviseurs zal verstrekken, worden termijnen afgesproken en wordt de
geheimhouding geregeld. De opsteller van de koopovereenkomst lijkt zich niet van deze
volgorde der dingen bewust. Ook dit duidt er op dat partijen niet werkelijk geïnteresseerd
waren in de toestand van de vennootschap.
12. De ‘belangrijkste conclusies van het due diligence onderzoek’ zijn onlogisch. Het is volstrekt onbegrijpelijk hoe vastgesteld kon worden dat de boekhouding in orde was als er zeer weinig informatie over de bedrijfsvoering voorhanden was.
13. De overeenkomst maakt op geen enkele manier duidelijk welke consequentie wordt
verbonden aan de belastingschuld van circa 60.000 euro, die uit ‘het’ (welk?)
boekenonderzoek is gebleken. Wat is de relevantie van deze vermelding?
14. Bij de koopovereenkomst horen vier bijlagen. Die ontbreken. Dit had voor de betrokkenen, waaronder de notaris, onacceptabel moeten zijn.
...
27. Uit civielrechtelijk oogpunt is het discutabel of deze koopovereenkomst, gezien alle
genoemde onduidelijkheden en ongerijmdheden, een rechtsgeldige titel oplevert voor de
levering van de aandelen. Het is daarom onbegrijpelijk dat de notaris aan deze levering van
aandelen zijn medewerking heeft verleend. Aan de medewerking van de notaris kan niet
een vermoeden van legitimiteit van de transactie worden ontleend.”
Het proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens van verbalisant [verbalisant 5] , dossierpagina’s 33-34 (map2):
“Door de bovengenoemde derde zijn de volgende gegevens verstrekt:
Een Excel-bestand met alle mutaties van bankrekeningnummer [rekeningnummer 5] t.n.v. [verdachte] en [medeverdachte 2] over de periode 01 januari 2016 t/m 06 juli 2016.
Op 15-01-2016 13:05:02 overboeking van €108.638,75 door [rekeningnummer 4] t.n.v. notaris [notaris 1] met omschrijving: 2016.000032.01 Verkoop aandelen [vennootschap verdachte] B.V.
Op 15-01-2016 10:03:34 opname €10.000,00 contant bij ING-servicepunt Dongen, Hoge Ham met pasnummer 017
Op 15-01-2016 11:03:09 overboeking van €47.258,48 naar [rekeningnummer 6] t.n.v. [goudhandelaar 1] , met omschrijving: Aankopen PM V010677 /13-1-2016 Relatienummer C01368
Op 18-01-2016 00:24:32 overboeking van €49.999,00 naar [rekeningnummer 6] t.n.v. [goudhandelaar 1] , met omschrijving: Aankopen PM V010677 /13-1-2016 Relatienummer C01368. (opm. verbalisant: initiatiedatum is 15-01-2016)
Op 21-01-2016 09:06:56 overboeking van €144.074,35 door [rekeningnummer 4] t.n.v. notaris [notaris 1] met omschrijving: 2016.000032.01 2e tranche aandelenoverdracht
Op 21-01-2016 09:27:41 opname €10.000,00 contant bij ING-servicepunt Dongen, Hoge Ham met pasnummer 016
21-01-2016 13:05:02 overboeking van €32.712,55 naar [rekeningnummer 6] t.n.v. [goudhandelaar 1] , met omschrijving: SPOEDBETALING KA [rekeningnummer 7] [goudhandelaar 1] VO10692 dient nr C01368
22-01-2016 09:34:15 overboeking van €49.200,00 naar [rekeningnummer 8] t.n.v. [goudhandelaar 2] GmbH (Duitsland) met omschrijving: Ref. 3000 [naam 2] . Payment in two parts
25-01-2016 01:16:00 overboeking van €49.500,00 naar [rekeningnummer 8] t.n.v. [goudhandelaar 2] GmbH (Duitsland) met omschrijving: Purchase Edelmetalle, your ref. 300 0 [naam 2] . Second part”
Het proces-verbaal stijging waarde aandelen [vennootschap verdachte] B.V., met bijlagen, van verbalisant [verbalisant 2] , dossierpagina’s 39-48 (map 2):
“In de oprichtingsakte van [vennootschap verdachte] B.V. van [datum 4] las ik,verbalisant, het volgende:
Bij de oprichting zijn geplaatst tweehonderd vijftig (250) gewone aandelen vertegenwoordigende een geplaatst kapitaal van tweehonderd vijftig euro (€ 250).
Dit betekent dat de waarde per aandeel € 1,00 bedraagt.
In de akte van aandelen overdracht van 14 januari 2016 las ik het volgende:
Koop en Levering
De verkoper levert op grond van voormelde van verkoop en koop hierbij aan de koper, die hiérbij aanvaardt:
vijfentwintig (25) gewone aandelen, genummerd 1 tot en met 25, welke voormelde aandelen, hierna te zamen te noemen: “de aandelen"
Koopprijs:
1. De koopprijs voor deze aandelen bedraagt in (€ 110.000), honderd tien duizend euro.
2. Koper heeft de verkoopprijs voldaan bij bijschrijving op.....
Dit betekent dat de waarde per aandeel € 4.400,00 bedraagt.
In de akte van aandelen overdracht van 18 januari 2016 las ik het volgende:
Koop en Levering
De verkoper levert op grond van voormelde van verkoop en koop hierbij aan de koper, die hierbij aanvaardt:
vijfendertig (35) gewone aandelen, genummerd 26 tot en met 60, welke voormelde aandelen, hierna te zamen te noemen: “de aandelen”
Koopprijs:
3. De koopprijs voor deze aandelen bedraagt in (€ 145.000), honderd vijfenveertig duizend
euro.
4. Koper heeft de verkoopprijs voldaan bij bijschrijving op.....
Dit betekent dat de waarde per aandeel € 4.142,85 bedraagt.
De waarde van de aandelen is in de periode 28-05-2014, datum oprichting [vennootschap verdachte] B.V., tot 14 respectievelijk 18 januari 2016 gestegen van € 1,00 naar € 4.400,00 respectievelijk € 4.142,85. De periode bedraagt bijna 20 maanden.
Door mij, verbalisant, is onderzoek gedaan naar mogelijke informatie over de waardestijging van de aandelen.
Waarde van de aandelen kan op verschillende manieren worden bepaald. Aanwijzing voor
genoemde waardestijging van de aandelen zou kunnen blijken uit de aangifte
Vennootschapsbelasting, Omzetbelasting en of de bankrekening van [vennootschap verdachte] B.V..
Uit bevraging van de Kamer van Koophandel van [vennootschap verdachte] B.V. zag ik, verbalisant, dat [vennootschap verdachte] B.V. geen jaarstukken heeft gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel.
Uit gevorderde informatie van de belastingdienst zijn de volgende aanwijzingen gebleken:
• Er is over de jaren 2014, 2015 en 2016 geen aangifte Vennootschapsbelasting gedaan voor
de rechtspersoon [vennootschap verdachte] B.V.
• Er is over de jaren 2014, 2015 en 2016 wel aangifte omzetbelasting gedaan. In deze
informatie is de volgende jaaromzet te zien:
o 2014 : €121.114
o 2015 :€ 106.636
o 2016 :€ 10.500
Dit betekent een afnemende omzet over de jaren 2014 tot en met 2016.
• Met betrekking tot de omzetbelasting is de volgende informatie /aantekening van de
belastingdienst ontvangen :
o “ [vennootschap verdachte] BV, eigendom van [verdachte] , maakt onderdeel uit van een groep
BV’s die zich schuldig lijken te maken aan carrousselfraude met edelstenen naar
Belgie. Let met name op (binnenlandse) inkopen en de verkopen aan [bedrijf 1] BV en
[bedrijf 2] . Controle OB 2014-2015 opleveren aan.”
o “Mag geen teruggaven hebben ivm verleden..
In de fiscale informatie kwam het volgende bankrekeningnummer naar voren:
Bankgegevens [vennootschap verdachte] B.V. : [rekeningnummer 9] .
Om inzicht te krijgen in de bedrijfsmatige activiteiten van [vennootschap verdachte] B.V, is op basis van deze informatie op grond van art. 126nd WvSv een vordering gedaan bij de Knab bank.
De volgende informatie is uitgeleverd door de Knab bank:
Goedemorgen,
De rekening was inderdaad in eerste instantie uitgegeven, maar naar aanleiding van een EVA toets weer ingetrokken. Oftewel, de aanvraag was afgewezen.
Ik heb wel twee rekeningen voor u, waarvan identificerende stortingen zijn gedaan, mocht dat helpen in het onderzoek: [rekeningnummer 10] ten name van [verdachte]
[rekeningnummer 5] ten name van Hr [verdachte] en/ofMw [medeverdachte 2]
Met vriendelijke groet, / Kind regards,
[naam 3]
Customer Integrity & Fraud Management
Op grond van art 126nd WvSv is een vordering gedaan bij de ING bank B.V. van bankrekening [rekeningnummer 5] op naam van verdachte [verdachte] en [medeverdachte 2] . In uitgeleverde informatie van de ING Bank zag ik, verbalisant, geen directe aanwijzing van bedrijfsmatige activiteiten van [vennootschap verdachte] B.V.
Ik, verbalisant, zag:
• Dat er geld binnenkomt vanaf een duitse bankrekening op naam van [vennootschap verdachte] B.V.
[rekeningnummer 11] , voor een totaalbedrag € 108.000,= (afgerond)
• Dat er betaald is naar deze duitse rekening voor een totaalbedrag van € 8.500
• Dat er stortingen hebben plaatsgevonden op deze rekening in deze periode voor een totaal
bedrag van € 26.450,=
Resume:
Er is mij, verbalisant, geen informatie beschikbaar gesteld waaruit aanwijzing zijn gekomen die een onderbouwing kan geven voor de waardestijging van de aandelen van [vennootschap verdachte] B.V. in de periode 28-05-2014 tot en met 18 januari 2016. Op 28 -05-2014 bedraagt de waarde, volgens de oprichtingsakte, €1,00 per aandeel. Uit de akten van aandelen overdracht gepasseerd op 14 en 18 januari 2016 is te zien dat de verkoopprijs is gestegen naar respectievelijk € 4.400 en € 4.142,85.”
Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens (met bijlagen), verbalisant [verbalisant 6] , dossierpagina’s 72- (map 2):
“Door de bovengenoemde derde zijn de volgende gegevens verstrekt:
1. Verkoop factuur VF60074 d.d. 19-01-2016 tnv [vennootschap verdachte] BV / [verdachte] , een afschrift van de betaling en een kopie van het legitimatie bewijs van [medeverdachte 1] . Tevens ontving ik verbalisant, een afschrift van een email afkomstig van [verdachte] waarin hij schrijft dat de 3 kg goud door [medeverdachte 1] afgehaald zal worden.
1. verkoop factuur VF60093 d.d 25-01-2016 tnv [vennootschap verdachte] BV / [verdachte] , een afschrift van de betaling en een kopie van het legitimatie bewijs van [verdachte] .
...
Van: Mr. [verdachte] - Laudan Capital
Verzonden: dinsdag 12 januari 2016 21:01
Aan: [naam 4]
Onderwerp: Bestelling Gold Bars Umicore
Bijlagen: IMG_0345.JPG
Geachte heer [naam 4] ,
Wij willen bij deze 3 x 1kg Goud Bars bestellen, merk Umicore, zodra wij van u de prijs hebben zullen wij dit overmaken, de bars zullen afgehaald worden door de heer [medeverdachte 1] (zie opy legitimatie), zodra deze is uitgeleverd zullen wij een vergelijkbare bestelling doen.
Kopende partij is;
[vennootschap verdachte] B.V.
[adres 5]
Kamer van Koophandel nummer [nummer 3]
Wij zullen de gelden morgen of overmorgen overmaken op uw Rabobank rekening.
[verdachte] ”

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, districtsrecherche Twente met nummer ON2R06104 Magnolia. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.