Op 16 januari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel voor betrokkene, geboren in 1939. De officier van justitie had op 13 januari 2020 een verzoek ingediend tot verlenging van de op 11 januari 2020 opgelegde crisismaatregel, die was genomen op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling op 16 januari 2020 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder betrokkene, haar advocaat, een psychiater en een sociaal psychiatrisch verpleegkundige.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor betrokkene, die niet meer in staat is om adequaat voor zichzelf te zorgen. Er zijn zorgen over haar psychische toestand, waaronder agressief gedrag en verwaarlozing. De rechtbank oordeelt dat de voorgestelde verplichte zorg, waaronder beperking van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie, noodzakelijk is om het dreigende nadeel af te wenden. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief is.
De rechtbank verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die geldig is tot en met 6 februari 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter H.F.J.M. Schröder en in het openbaar uitgesproken met bijstand van griffier G. van Beugen.