In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 7 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de coöperatie Coöperatieve Rabobank U.A. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, Rabobank, heeft een kredietovereenkomst aangevochten op basis van het niet voldoen aan de informatieplicht zoals vastgelegd in artikel 7:60 BW. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het Europees standaardinformatieformulier niet tijdig aan de consument is verstrekt, waardoor de kredietovereenkomst vernietigd wordt. De kantonrechter oordeelt dat Rabobank onvoldoende heeft aangetoond dat de gedaagde voldoende gelegenheid heeft gehad om de voorwaarden van de overeenkomst te bestuderen voordat deze werd ondertekend. De gedaagde is veroordeeld tot terugbetaling van de hoofdsom van € 276,55 aan Rabobank, zonder rentevergoeding. Tevens is de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van Rabobank zijn begroot op € 296,07. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.