ECLI:NL:RBOVE:2020:629

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
17 februari 2020
Zaaknummer
7476989 \ CV EXPL 19-348
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil tussen kerkgenootschappen over pastorie en verplichtingen van predikant

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel geoordeeld over een geschil tussen de eisende partij, De Ark, en de gedaagde, een predikant die in een pastorie woont. De Ark, een gereformeerd kerkgenootschap, vorderde dat de gedaagde de pastorie zou verlaten, omdat zij claimde de eigenaar te zijn. De kantonrechter oordeelde dat De Ark inderdaad de eigenaar is van de woning, ondanks dat de gedaagde en een aantal gemeenteleden een noodgemeente hebben opgericht en zich hebben losgemaakt van De Ark. De kantonrechter stelde vast dat de meerderheid van de kerkenraad van De Ark geldig had besloten om uit het kerkverband van de Gereformeerde kerken (hersteld) te treden, en dat deze beslissing niet de eigendom van de pastorie beïnvloedde. De gedaagde werd veroordeeld om de pastorie te ontruimen, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen huurovereenkomst was tussen partijen, waardoor de gedaagde niet verplicht was om huur te betalen. Wel moest de gedaagde een deel van zijn traktement terugbetalen aan De Ark, omdat dit onverschuldigd was betaald na zijn uittreding uit de gemeente. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 7476989 \ CV EXPL 19-348
Vonnis van 18 februari 2020
in de zaak van
het kerkgenootschap
DE GEREFORMEERDE KERK TE MARIËNBERG EN OMSTREKEN, dat zich noemt
De Ark,
kerkend te Mariënberg,
eisende partij, hierna te noemen De Ark,
gemachtigde: mr. G. van den Brink,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. P.T. Pel.

0 Samenvatting

De kantonrechter is gevraagd om te oordelen over een meningsverschil binnen de Gerefor-meerde kerken (hersteld). Er zijn nu twee gereformeerde kerken in Mariënberg. De predikant, [gedaagde] , woont in een pastorie die aan één van die gereformeerde kerken toebehoort.
De eisende partij, De Ark, vindt dat zij de eigenaar is en vraagt de kantonrechter daarom om [gedaagde] te verplichten te verhuizen. De kantonrechter geeft de eisende partij daarin gelijk. De meerderheid van de kerkenraad van De Ark heeft besloten om uit het kerkverband van de Gereformeerde kerken (hersteld) te treden. Die beslissing is geldig. Dat betekent dat De Ark niet meer in samenlevingsverband met de Geformeerde kerken (hersteld) leeft. Maar zij blijft een gereformeerd kerkgenootschap in Mariënberg en daarmee eigenaar van de woning.
Daaraan staat niet in de weg dat de Generale Synode van de Gereformeerde kerken (hersteld) kon beslissen dat er ook een voortzetter van de gereformeerde kerk binnen het kerkelijk verband bestaat in Mariënberg. Dat is het kerkgenootschap waar [gedaagde] nu predikant voor is. Maar die voortzetter is geen eigenaar geworden van de pastorie. [gedaagde] moet deze dus met zijn gezin verlaten.
Daarnaast bepaalt de kantonrechter dat er geen juridische grondslag is om [gedaagde] te verplichten huur te betalen aan De Ark. Wel moet hij een deel van zijn traktement (vergoeding) terugbetalen aan De Ark.
1. De procedure
1.1.
In het tussenvonnis dat de kantonrechter op 6 augustus 2019 tussen partijen heeft gewezen, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de zaak zich leent voor een mondelinge behandeling van deze zaak (comparitie van partijen).
1.2.
De Ark heeft op 21 oktober 2019 bij akte een drietal stukken (producties) opgestuurd naar de kantonrechter. Eén daarvan bevat een zogenoemde ‘legal opinion’ van prof. (em.) mr. Van der Ploeg. De kantonrechter heeft, gelet op die producties, aanleiding gezien om een aantal regievragen te stellen. Bij aktes van 28 oktober 2019 hebben partijen zich daarover uitgelaten. Daarna heeft de kantonrechter besloten om de al geplande comparitie van
31 oktober 2019 door te laten gaan.
1.3.
Beide partijen zijn aanwezig geweest tijdens de comparitie, bijgestaan door hun gemachtigden. Mr. Van den Brink heeft gesproken aan de hand van zijn pleitnota. De griffier heeft van wat verder nog is besproken een proces-verbaal gemaakt. Per e-mailbericht van
8 november 2019 heeft mr. Van den Brink daarop een aantal correcties voorgesteld.
1.4.
Tijdens de comparitie van 31 oktober 2019 heeft de kantonrechter bepaald dat [gedaagde] zich nog schriftelijk mag uitlaten naar aanleiding van de producties die De Ark had overgelegd op 21 oktober 2019, in het bijzonder over de legal opinion van Van der Ploeg. [gedaagde] heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt en op 10 december 2019 een antwoordakte opgestuurd.
1.5.
De kantonrechter acht zich daarmee voldoende geïnformeerd om een beslissing te kunnen nemen in deze zaak. Het is niet gelukt die uitspraak te doen op de datum die eerder aan partijen is meegedeeld. Daarom wordt vandaag het vonnis uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
Tot 2003 maakte De Ark deel uit van het kerkverband van de Gereformeerde kerken (vrijgemaakt). Zij heeft besloten tot een nieuwe vrijmaking. In 2005 heeft De Ark zich samen met een aantal andere kerken verenigd in het kerkverband van de Gereformeerde kerken (hersteld). Dat laatste kerkverband wordt hierna aangeduid met DGK.
2.2.
DGK bestaat uit tien (plaatselijke) kerken, en is onderverdeeld in twee regio’s, classes genaamd, te weten de classis Zuid-West en de classis Noord-Oost. De landelijke kerk-vergadering van DGK is de Generale Synode (GS).
2.3.
De Ark heeft samen met de gereformeerde kerk in Emmen een beroep uitgebracht op [gedaagde] , waarmee wordt bedoeld hem ‘aan te stellen’ als de predikant van beide kerken. De gezamenlijke kerken hebben in een beroepingsbrief van 9 juli 2014 [gedaagde] voorgehouden dat hij ‘zonder zorg van het Evangelie kan leven’. De praktische regeling daarvan is uitgewerkt in een bijlage bij die brief. Voor zover hier van belang is, is een traktement (vergoeding) voorgesteld van € 2.787,00 per maand (exclusief 8% vakantietoeslag en overige zaken). Voorts is in bedoelde bijlage 1 opgenomen onder 8. (huisvesting):
‘De predikant zal zelf voor de huisvesting van zijn gezin moeten zorgen. Wel willen de kerken hem daarbij, op zijn verzoek, behulpzaam zijn. De predikant kan zelf kiezen in welke plaats en in welke van de twee betrokken gemeenten hij gaat wonen. (…)’.
2.4.
[gedaagde] heeft het op hem uitgebrachte beroep aanvaard met een brief van 27 augustus 2014. Daarin plaatst [gedaagde] wel de kanttekening dat hij nader overleg wenst over huisvesting en traktement.
2.5.
Op enig moment is [gedaagde] met zijn gezin in een huurwoning in de omgeving van De Ark gaan wonen. [gedaagde] ontving een bedrag van € 400,00 als extra traktement, dat was bedoeld voor het kunnen betalen van de huur.
2.6.
Op 31 juli 2015 is ten overstaan van notaris mr. Belt-de Ruiter in Hardenberg een akte van levering gepasseerd. Daarbij is de eigendom van het registergoed – woonhuis met verdere opstallen, ondergrond, erf en tuin, staande en gelegen aan de [adres] in [plaats] , hierna: de woning – overgedragen aan De Gereformeerde Kerk te Mariënberg en omstreken, vertegenwoordigd door de heer [A] (tweede preses, ofwel vicevoorzitter) en de heer [B] (scriba, ofwel penningmeester). De woning is daarna nog verbouwd. [gedaagde] woont sinds 4 februari 2016 in deze woning, samen met zijn gezin.
2.7.
[B] heeft op 22 april 2016 een voorstel gestuurd aan [gedaagde] voor een huurovereenkomst met betrekking tot die woning. Hij schrijft:
Geachte dominee,
Bijgaand stuur ik u het aangepaste huurovereenkomst voor de pastorie. Zoals gisteravond reeds besproken heeft de commissie van beheer van Marienberg deze het afgelopen jaar in conceptvorm opgesteld. Omdat het tot op heden niet duidelijk was hoe de huur zou lopen is deze tot op heden nog niet aan u en uw vrouw voorgelegd. Graag uw reactie hierop. Ook stuur ik de algemene voorwaarden en concept inspectierapport toe. Hierna wordt verwezen in de huurovereenkomst. Indien u akkoord gaat, dan zal de commissie van beheer samen met u het inspectierapport invullen. (…).
In de huurovereenkomst is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen ten aanzien van de betalingsverplichtingen:
(…) 4.2 Per betaalperiode van één maand bedraagt de huurprijs € 850,00 zegge achthonderdvijftig euro. Deze huurprijs wordt door de gezamenlijke kerken, DGK Emmen e.o. (plus de wijkgemeente Assen) en DGK Mariënberg e.o. Emmen voldaan aan de verhuurder. (…)
2.8.
[gedaagde] heeft de huurovereenkomst niet ondertekend. Ook heeft hij geen geldbedragen aan De Ark overgemaakt voor het gebruik van de woning.
2.9.
Per 31 augustus 2017 heeft de voltallige kerkenraad van De Ark – op [gedaagde] na – besloten het verband met DGK te verbreken. De precieze aanleiding daarvoor is in deze procedure niet opgehelderd. Het gaat blijkbaar om een meningsgeschil dat is uitgemond in een brief van 18 juli 2017 van de Classis Noord-Oost, waarin de kerkenraad van De Ark wordt beschuldigd van ‘het zeggen van onwaarheid’. De kerkenraad van De Ark heeft bij brief van 22 juli 2017 de Classis opgeroepen de beschuldiging terug te nemen, maar op een classisvergadering van 31 augustus 2017 heeft de Classis besloten de brief van 18 juli 2017 te handhaven. Daarop hebben leden van de kerkenraad van De Ark de classisvergadering verlaten. [gedaagde] heeft op de classisvergadering zich uitgesproken vóór het handhaven van de brief van 18 juli 2017.
2.10.
[gedaagde] heeft samen met ongeveer 42 leden een noodgemeente gevormd, die als wijkgemeente (kerkgenootschap zonder kerkenraad) is erkend door de GS.
2.11.
De Ark heeft [gedaagde] afgezet als predikant met een brief van 22 september 2017, voor het geval [gedaagde] niet al sinds 1 september 2017 is uitgetreden.
2.12.
De Ark heeft [gedaagde] bij brief van 27 december 2017 in gebreke gesteld met de tijdige betaling van de huur voor de woning. Daarbij heeft De Ark in het vooruitzicht gesteld dat [gedaagde] de woning moet ontruimen als hij niet betaalt. [gedaagde] heeft aan die ingebrekestelling geen gevolg gegeven.

3.Het geschil

3.1.1.
De Ark vordert dat de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning aan de [adres] in [plaats] ontbindt. Daarbij vordert zij dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt de woning te verlaten en te ontruimen en de sleutels aan De Ark af te geven, met machtiging van De Ark om de ontruiming zo nodig zelf uit te voeren met hulp van de politie. Ook vordert De Ark betaling van de huurachterstand, een bedrag van € 29.662,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.1.2.
Voor het geval de kantonrechter oordeelt dat er geen huurovereenkomst tot stand is gekomen tussen partijen, vordert De Ark – subsidiair – dat de kantonrechter voor recht verklaart dat tussen partijen een overeenkomst van bruikleen tot stand is gekomen met betrekking tot die woning. Ook in dat geval vordert De Ark ontruiming en daarnaast een bedrag aan schadevergoeding.
3.1.3.
De Ark heeft aan [gedaagde] traktement betaald over de maand september 2017. Daartoe was zij niet verplicht en daarom vraagt zij – na verrekening met opgebouwd vakantiegeld – een bedrag van € 2.843,04 van [gedaagde] terug.
3.1.4.
Bij een en ander vordert De Ark dat [gedaagde] in de kosten van deze procedure wordt veroordeeld.
3.2.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van alle vorderingen, met veroordeling van De Ark in de kosten van deze procedure.
3.3.
De kantonrechter gaat hierna verder in op de standpunten van partijen.

4.De beoordeling

4.1.
Dit geschil is aan de kantonrechter voorgelegd als een doorsnee burgerlijk geschil. De Ark doet een beroep op het bestaan van een huurovereenkomst tussen haar en [gedaagde] en op een betaling zonder rechtsgrond. Onder deze kwestie ligt een kerkelijk geschil tussen DGK, De Ark en [gedaagde] als vertegenwoordiger van DGK Mariënberg dat verder gaat. Er heeft een kerkscheuring plaatsgevonden. De Ark meent dat zij ook na het verlaten van het kerkverband DGK nog de gereformeerde kerk te Mariënberg vertegenwoordigt. Volgens [gedaagde] kan dat niet, omdat de Generale Synode heeft besloten dat [gedaagde] en de noodgemeente de gereformeerde kerk te Mariënberg is. De Ark heeft de kantonrechter gevraagd om een uitspraak te doen over haar burgerlijke rechten. Aan dat verzoek dient de kantonrechter te voldoen. Voor de duidelijkheid merkt zij op dat zij niet treedt in het onderliggende kerkelijke geschil.
Ten aanzien van de woning.
4.2.
Er zijn twee kerkgenootschappen die zich de gereformeerde kerk te Mariënberg noemen en daarmee twee claimanten op de eigendom van de woning. Daarom moet de kantonrechter vaststellen aan wie de eigendom toebehoort, voordat zij kan beslissen op de vraag of [gedaagde] de woning moet verlaten en achterstallige huur aan De Ark moet betalen.
Het standpunt van De Ark.
4.3.
Voor De Ark is het eenvoudig: zij is de eigenaresse van de woning, omdat zij krachtens de koopovereenkomst en levering bij notariële akte de eigendom van de woning heeft verworven. De Ark is een kerkgenootschap in de zin van artikel 2:2 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Zij bezit dus rechtspersoonlijkheid en beschikt over een eigen vermogen. De Ark maakte onderdeel uit van het kerkverband DGK. Daar is zij uitgetreden per
31 augustus 2017, hetgeen zij eigenmachtig kon beslissen omdat het kerkverband op vrijwillige basis is aangegaan. De Ark erkent de besluiten van de GS Lansingerland, die meebrengen dat de noodgemeente die [gedaagde] en enkele voormalige gemeenteleden hebben gevormd, is erkend en toegetreden is tot het kerkverband van de Gereformeerde Kerk (hersteld). Die opvolging heeft niet de burgerlijk-rechtelijke betekenis dat zij ook opvolger is in het vermogen van De Ark. Er heeft geen eigendomsovergang plaatsgevonden. Daarom is De Ark nog steeds eigenaresse van de woning.
Het standpunt van [gedaagde] .
4.4.
Volgens [gedaagde] is De Ark niet de eigenaresse van de woning. Zij is uit het kerkverband getreden. Daarmee heeft zij de eigendomsrechten op de woning prijsgegeven. DGK Mariënberg is en blijft eigenaar van de woning. [gedaagde] onderbouwt zijn standpunt als volgt. Binnen de Gereformeerde Kerk (hersteld) en de Kerkorde wordt het presbyteriaal-synodaal model gehanteerd. In een kerk met een presbyteriaal-synodale structuur zijn de verantwoordelijkheden verdeeld: over sommige zaken beslist de plaatselijke kerkenraad (presbyterium) en over andere zaken beslissen de meerdere vergaderingen (classes en synode). Het is dus niet zo dat de voorheen ongedeelde DGK Mariënberg e.o. een autonome kerk was en blijft na haar uittreden uit het kerkverband. Die opvatting is in strijd met het wezen van de kerk. De GS heeft met toepassing van het kerkenrecht besloten dat DGK Mariënberg, vertegenwoordigd door [gedaagde] , de voortzetter is van de gereformeerde kerk Mariënberg. De Ark is uitgetreden uit het kerkverband. Die uittreding schept geen aanspraak op het kerkelijk vermogen. De beslissing van de GS is een bindende eindbeslissing, genomen door de ‘meeste’ vergadering, die de civiele rechter ook bindt. Daarom is DGK Mariënberg rechthebbende op het kerkelijk vermogen. De Ark heeft dus geen zeggenschap over de woning en kan niet eisen dat [gedaagde] die woning verlaat.
De overwegingen van de kantonrechter.
4.5.
De Gereformeerde Kerk te Mariënberg en omstreken is eigenaar van de woning. Dat staat in de notariële akte van levering (zie hiervoor onder 2.6). Voor 31 augustus 2017 bestond er één Gereformeerde Kerk Mariënberg e.o. Nu zijn er twee kerkgenootschappen die die naam voeren, al gebruikt eisende partij daarnaast ook haar lokale naam De Ark. Het kerkgenootschap waar [gedaagde] nu predikant voor is, gebruikt de naam (hersteld) Gereformeerde Kerk Mariënberg e.o. zonder nadere duiding.
4.6.
Het geschil dat voorligt stelt de vraag aan de orde wat het goederenrechtelijk gevolg is van het verlaten van het kerkverband DGK door De Ark op 31 augustus 2017. Ofwel: blijft de woning eigendom van De Ark omdat zij een autonome kerk is, die zich slechts heeft losgemaakt van het kerkverband DGK? Of is de woning eigendom van de Gereformeerde Kerk Mariënberg e.o., die door de GS is aangewezen als voortzetter van de voorheen ongedeelde kerk, op de grond dat de meerdere vergadering in de zin van de Kerkorde hierover zeggenschap heeft en niet de plaatselijke gemeente.
4.7.
Het gaat in deze zaak om kerkgenootschappen in de zin van artikel 2:2 van het Burgerlijk wetboek. In lid 2 is bepaald dat kerkgenootschappen worden geregeerd door hun eigen statuut. Partijen zijn het erover eens dat dat statuut wordt gevormd door de Kerkorde, zoals vastgesteld tijdens de Synodevergadering te Mariënberg in oktober 2005 (bijlage F). Die Kerkorde is gebaseerd op de Dordtse Kerkorde van 1618/1619. Een exemplaar van de Kerkorde is tijdens de comparitie op 31 oktober 2019 overgelegd. Dit betreft een eigensoortig recht, waaraan ook de burgerlijke rechter is gebonden bij de beoordeling van het geschil tussen partijen, tenzij de Kerkorde op enig punt in strijd mocht komen met dwingend recht.
4.8.
In artikel 83 van de Kerkorde is bepaald dat geen kerk over andere kerken, op welke wijze dan ook, mag heersen. Daarin ligt een aanwijzing besloten dat de aangesloten kerken wensen te voorkomen een hiërarchische structuur tot stand te brengen binnen de kerk, vergelijkbaar met de kerken van voor de Reformatie, waarin alle beslisbevoegdheid bij een hoger orgaan berust. Ook in gezaghebbende godsdienstwetenschappelijke bronnen wordt aangaande gereformeerde kerken opgemerkt dat ‘
volgens het Nieuwe Testament alle plaatselijke kerken wel de kenmerken bezitten van een zelfstandige en complete kerk te zijn (…). Maar wanneer geen overwegende moeilijkheden in den weg staan, is het naar goddelijke orde, dat de plaatselijke kerken zich in classicaal en synodaal verband vereenigen. Deze vereeniging maakt haar niet tot een kerk, maar is voor haar blijven bestaan en welstand noodig. Ook afgezien van de kerkelijke gemeenschap is de vergadering der geloovigen aan eene plaats een ware en complete kerk. Want het kerkverband behoort niet tot het wezen, maar tot het welwezen der kerk’.Dit is een citaat in de dissertatie Kerken in geding (Den Haag Boom Juridische Uitgaven, 2002, hoofdstuk 4) van A.H. Santing-Wubs, die H. Bouwman (Gereformeerd Kerkrecht II, Het recht der kerken in de practijk, Kampen, J.H. Kok N.V., 1934) aanhaalt. Naar deze dissertatie wordt door Van der Ploeg in zijn legal opinion verwezen.
4.9.
Anders dan [gedaagde] aanvoert, is vaker door de burgerlijke rechter beslist dat de plaatselijke gereformeerde kerk autonoom is (zie bijvoorbeeld Hof Arnhem 10 januari 1950, ECLI:NL:GHARN:1950:7). Dat maakt de relatie tot classes en de GS niet zinledig, in de door [gedaagde] opgevatte zin dat zij strijdig is met het ‘zijn van kerk’. Het kerkelijk verband en de relatie tot classes en de GS dienen ertoe onderling verband te kweken en te onderhouden. Zo beslist de GS bijvoorbeeld over het belijden en de kerkorde, over de opleiding tot het ambt van predikant en over de relatie tot de overheid, over de oecumene en de eenwording van de kerken. In de kerkorde worden regels vastgesteld die ook voor de plaatselijke gemeenten bindend zijn. Men kan niet plaatselijk eigen belijdenisgeschriften ontwerpen, nieuwe ambten instellen of een eigen predikantsopleiding beginnen. Daarover beslist de generale synode voor de kerk als geheel. De meerdere vergaderingen besluiten in zaken die de plaatselijke kerk niet zelf af kan of in de zaken die alle plaatselijke kerken tezamen aangaan (zie artikel 30 Kerkorde).
4.10.
De plaatselijke kerken zijn vrijwillig toegetreden tot het kerkverband. Daarbij hebben zij niet de klaarblijkelijke bedoeling gehad om hun zelfstandigheid op te geven. Goederen-rechtelijk gesproken heeft bij de toetreding tot het kerkverband geen zaaksvermenging of
-overdracht plaatsgevonden.
4.11.
De kantonrechter heeft in de Kerkorde geen regeling aangetroffen voor de (af)splitsing, scheuring of uittreding van kerkgenootschappen. Dat verhoudt zich dogmatisch ook moeilijk tot het verbond dat beoogd wordt met het kerkverband. Dat neemt niet weg dat deze rechtsfiguren ook binnen de kerkgenootschap mogelijk (moeten) zijn. Naar burgerlijk recht kan niemand worden geacht tegen zijn wil (nog) te zijn gebonden aan een godsdienstig instituut waaraan hij om onverschillig welke reden niet langer gebonden wil zijn. Zo heeft de Hoge Raad geoordeeld op 23 juli 1946 (ECLI:NL:HR:1946:92) dat
ingevolge de organisatie van de in Synodaal verband levende Gereformeerde Kerken in Nederland een in dat verband levende Kerk zich aan dat verband kan onttrekken. Het recht om het verband te verlaten is daarmee even wezenlijk voor de geestelijke vrijheid als het oprichten van een kerkgenootschap en het toetreden tot een kerkelijk verband. De wettelijke bepalingen inzake splitsing zijn op kerkgenootschappen niet van toepassing, omdat de wetgever dit heeft bepaald. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat de wetgever vanwege de scheiding van kerk en staat, aan de kerkgenootschappen de vrijheid wilde laten om alles wat met de inrichting van het kerkgenoot-schap te maken heeft, buiten de regels van boek 2 BW te kunnen regelen. Wel kan een kerkgenootschap kiezen voor analoge toepassing van de splitsingsregeling. Binnen de grenzen van het Nederlandse dwingend (privaat)recht zijn kerkgenootschappen hierin dus vrij (HR 4 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1531).
4.12.
Het staat vast dat de kerkenraad, met uitzondering van [gedaagde] , van De Ark heeft besloten tot uittreding uit het kerkverband van DGK. Zij heeft op 31 augustus 2017 de classisveradering verlaten en zich daarmee ‘metterdaad’ buiten het kerkverband geplaatst en daarmee gebroken. De kantonrechter stelt vast dat De Ark dat besluit geldig heeft genomen, omdat het een meerderheidsbesluit was binnen het bevoegde orgaan van De Ark: de kerkenraad. Er is sprake van een kerkscheuring, nu de meerderheid van de kerkenraad (De Ark) en de minderheid ( [gedaagde] plus anderen) van de voorheen ongedeelde kerkgemeenschap zich niet samen meer als één kerkgemeenschap beschouwen maar als twee kerkelijke gemeenschappen. Voor de eigendom van de woning heeft het besluit om het kerkverband te verlaten geen gevolgen gehad. De Ark was tot 31 augustus 2017 eigenaresse van de woning, niet een regionale (classis) of landelijk kerkgenootschap (GS) binnen het kerkverband. Zij was een zelfstandige entiteit binnen het kerkverband met een eigen vermogen, zoals hiervoor is overwogen. Door bij meerderheidsbesluit te beslissen om uit het kerkverband te treden, heeft zij dat vermogen niet prijsgegeven.
4.13.
[gedaagde] heeft niet de wil gehad om het kerkverband te verbreken en heeft, zo is tijdens de comparitie toegelicht, met ongeveer 42 gemeenteleden een ‘noodgemeente’ in de zin van artikel 39 van de Kerkorde opgericht, die door de Classis Noord-Oost en de GS als zodanig is erkend. De GS en [gedaagde] gaan er daarmee vanuit dat deze gemeente de voortzetter is van de voorheen ongedeelde Gereformeerde Kerk Mariënberg e.o. binnen het kerkverband. Aan dat besluit komt geen goederenrechtelijke betekenis toe, in de door [gedaagde] bedoelde zin dat de kerkelijke goederen van de voorheen ongedeelde Gereformeerde Kerk Mariënberg e.o. nu haar toebehoren.
4.14.
Kortom, De Ark is eigenaar van de woning.
Hoe moet de titel voor gebruik van de woning worden geduid?
4.15.
De kantonrechter stelt vast dat tussen partijen geen huurovereenkomst is gesloten met betrekking tot de woning. Daartoe overweegt zij het volgende.
4.15.1.
Volgens de wet is voor een huurovereenkomst vereist dat de verhuurder een zaak in gebruik geeft en dat de huurder zich verplicht tot een tegenprestatie. Dat is geregeld in artikel 7:201 van het Burgerlijk Wetboek. Een schriftelijke overeenkomst is niet vereist. Het feit dat er geen overeenkomst door partijen is ondertekend, zoals [gedaagde] terecht heeft opgemerkt, is daarom niet beslissend.
4.15.2.
[gedaagde] heeft sinds 4 februari 2016 de woning bewoond met zijn gezin. Ook is de woning na een verbouwing voorzien van een werkkamer en kunnen kerkleden voor afspraken met de predikant de woning te bezoeken. De woning is dus in gebruik als pastorie. Dat gebruik is onlosmakelijk verbonden met het ambt van [gedaagde] . Het gebruik door [gedaagde] van de zaak, de pastorie, is een gegeven. Maar over de tegenprestatie bestaat geen overeenstemming.
4.15.3.
De kantonrechter leidt uit de standpunten van partijen af dat zij beiden betogen dat een tegenprestatie is overeengekomen. Ofwel betaling van een maandelijkse huurprijs van € 850,00, zoals De Ark beweert, ofwel tegenprestatie in de vorm van arbeid zoals [gedaagde] stelt.
4.15.4.
De kantonrechter verwerpt de stelling dat [gedaagde] de verplichting heeft aanvaard om een bedrag van € 850,00 per maand huur te betalen. Dat bedrag is al genoemd nog voordat de pastorie was gekocht. Namelijk tijdens de vergadering van de kerkenraad op 12 januari 2015. Het ligt niet voor de hand dat De Ark hiermee de bedoeling heeft gehad de betreffende woning te willen verhuren voor € 850,00, omdat de huur doorgaans wordt afgestemd op de in huur gegeven zaak. Verder is niet vast komen te staan dat [gedaagde] heeft ingestemd met genoemde huurprijs. De huursom is ‘tegen [gedaagde] aangehouden’ tijdens een vergadering van de kerken-raad. Hij wist er dus van af dat De Ark voor de huur van ‘een’ pastorie € 850,00 zou willen vragen. Van dergelijke wetenschap over de gevraagde huurprijs valt geen instemming bij voorbaat, dus voordat de pastorie in gebruik wordt gegeven, af te leiden. Verder is niet helder of [gedaagde] daadwerkelijk een huurprijs van € 850,00 zou moeten betalen. [gedaagde] ontving een aanvulling op zijn traktement van € 400,00 voor het voldoen van de huurprijs van de eerdere huurwoning in Hardenberg. Die aanvulling is De Ark blijven betalen, ook nadat [gedaagde] is verhuisd naar de pastorie op 4 februari 2016. Ook is in de huurovereenkomst opgenomen de bepaling dat De Ark, DGK Emmen e.o. plus de wijkgemeente Assen de huurprijs zal voldoen aan de verhuurder (De Ark). Letterlijke lezing daarvan zou meebrengen dat De Ark aan zichzelf betaalt, zodat daarmee geen betalingsverplichting voor [gedaagde] is aangewezen.
4.15.5.
Volgens [gedaagde] was ‘vrij wonen’ overeengekomen. Hij zou dus in de pastorie wonen als ware het een dienstwoning. Over de bijtelling van dit loon in natura heeft hij naar zijn zeggen ook aangifte gedaan voor de Inkomstenbelasting. Maar ook het standpunt dat de pastorie als dienstwoning in gebruik is gegeven verwerpt de kantonrechter. Aan [gedaagde] kan worden toegegeven dat De Ark lange tijd heeft gedraald met haar besluitvorming over de details van het woongenot van de pastorie, maar er is geen aanvulling op het traktement in de vorm van een dienstwoning overeengekomen. Enkel de belofte van De Ark dat [gedaagde] met zijn gezin “van het evangelie zal kunnen leven”. De kantonrechter verwijst in dit verband naar de beroepingsbrief, waarin De Ark stellig voorhoudt dat [gedaagde] zelf zal moeten voorzien in huisvesting, maar ook naar de notulen van de vergadering van de kerkenraad van 31 januari 2015 waarin de kerkenraad een huur in gedachten heeft van € 850,00 voor een nog te kopen pastorie.
4.15.6.
Partijen hebben zich niet uitgelaten over mogelijk toepasselijke kerkenrechtelijke regels, vergelijkbaar met de richtlijn waarop het traktement van de predikant is gebaseerd. Ook daarin valt voor de kantonrechter dus geen aanknopingspunt te vinden voor het juridisch duiden van het gebruik van de woning.
4.15.7.
Gelet op de omstandigheden van het geval, daarbij inbegrepen dat partijen geen eenduidige tegenprestatie hebben vastgelegd, oordeelt de kantonrechter dat sprake is van een overeenkomst van eigen soort (sui generis). Het begint met de belofte van De Ark aan [gedaagde] dat hij zonder financiële zorgen zal kunnen leven van het evangelie. De leden van de kerkelijke gemeente voorzien in het levensonderhoud van de predikant, zelfs na emeritering (artikel 13 Kerkorde). Dat kan door huisvesting beschikbaar te stellen of een navenant hoger traktement, waarmee de geestelijk ambtsdrager zelf kan voorzien in zijn huisvesting. Zo is De Ark ook omgegaan met de situatie. Zij heeft geen aanspraak gemaakt op betaling van de huurprijs. Daarop maakte zij pas aanspraak na de kerkscheuring. Maar als zij dat wel eerder had gedaan, was zonder twijfel een aanpassing van het traktement ter tafel gekomen. [gedaagde] heeft immers van aanvang af laten weten dat een huurprijs van € 850,00 niet passend was bij zijn traktement en de belofte zonder zorgen te kunnen leven van het evangelie. Gelet op die kerkelijke belofte, moet de pastorie worden aangemerkt als ambtswoning (waarbij het anders dan bij een dienstwoning niet noodzakelijk is dat de woning wordt bewoond in verband met de voor De Ark te verrichten werkzaamheden) die aan [gedaagde] ter beschikking is gesteld gedurende het uitoefenen van zijn ambt. Er is dus geen sprake van een huurovereenkomst. De vorderingen van De Ark die daarmee verband houden worden daarom verworpen.
[gedaagde] moet de pastorie verlaten.
4.16.
Gelijktijdig met het verlaten van De Ark van het kerkverband heeft [gedaagde] te kennen gegeven het kerkverband met DGK niet te willen verbreken. Er is een afsplitsing tot stand gekomen. [gedaagde] is zodoende niet langer geestelijk ambtsdrager binnen De Ark. Daarmee is gegeven dat [gedaagde] sinds 1 september 2017 de pastorie in gebruik heeft zonder rechtstitel. Overigens moet, ook wanneer ervan zou moeten worden uitgegaan dat wel een huurovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, worden vastgesteld dat [gedaagde] zijn tegenprestatie sinds 1 september 2017 niet meer aan De Ark heeft voldaan. Bij die stand van zaken past dat [gedaagde] de pastorie verlaat. De kantonrechter zal [gedaagde] daarom veroordelen om de pastorie te ontruimen en te verlaten. De Ark heeft gevorderd dat die ontruiming plaatsvindt binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis. Over die termijn heeft [gedaagde] geen standpunt ingenomen en deze komt de kantonrechter niet onredelijk voor. Daarom zal de kantonrechter [gedaagde] veroordelen om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen.
4.17.
De gevorderde machtiging van De Ark om de ontruiming zelf, zo nodig met inroeping van de sterke arm, uit te doen voeren, wordt afgewezen. De gedwongen ontruiming is het exclusieve terrein van de deurwaarder. Dat volgt uit de wet (artikel 556, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). De Ark heeft voldoende aan een ontruimings-vonnis om de deurwaarder te mogen inschakelen voor het geval [gedaagde] niet vrijwillig tot ontruiming overgaat. De deurwaarder zelf heeft geen rechterlijke machtiging nodig om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen als de deuren gesloten zijn, of de opening geweigerd wordt.
Moet [gedaagde] voor het gebruik van de pastorie betalen? Nee.
4.18.
Zolang [gedaagde] predikant was voor De Ark, was hij geen vergoeding aan De Ark verschuldigd voor het gebruik van de woning. Dat vloeit voort uit de zojuist beschreven overeenkomst van eigen soort en de belofte van De Ark aan [gedaagde] dat hij zonder zorgen van het evangelie kan leven.
4.19.
Na 31 augustus 2017 verschiet de overeenkomst ter zake van het gebruik van de woning tussen De Ark en [gedaagde] van kleur. [gedaagde] blijft immers in de pastorie wonen maar is niet langer verbonden aan De Ark. Daarmee houdt de overeenkomst van eigen soort zoals hiervoor beschreven op te bestaan. Maar daaruit ontstaat niet onmiddellijk een betalings-verplichting voor [gedaagde] . Verwacht mocht worden dat partijen in onderhandeling zouden treden om overeenstemming te bereiken over de omvang van de tegenprestatie in ruil voor het gebruik van de woning. De Ark heeft in dat kader een vrij dwingend voorstel neergelegd per brief van 27 december 2017, waaruit blijkt dat zij de woning in gebruik geeft voor € 850,00, maar dat voorstel heeft [gedaagde] niet aanvaard en vervolgens is de kwestie gestokt. Er is dus geen overeenstemming over de prijs voor het gebruik van de woning. Op die grond kan De Ark dus geen betaling van [gedaagde] verlangen.
4.20.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] ook niet verplicht kan worden om aan De Ark een bedrag aan schadevergoeding te betalen op de grond dat zij de woning niet kon verhuren aan een ander. Dat er een derde in beeld is die bereid zou zijn om de woning van De Ark (voor € 850,00 per maand) te huren, is gesteld noch gebleken. Hoewel een redelijke vergoeding vanaf 1 september 2017 mogelijk best in de rede had gelegen, heeft De Ark voor het vaststellen van de hoogte daarvan geen enkel bruikbaar aanknopingspunt naar voren gebracht, terwijl dat op haar weg lag. Door de kwestie in de lucht te laten hangen heeft zij bovendien op zich geladen dat het gebruik, zo lang het duurde, om niet bleef.
4.21.
Kortom, [gedaagde] moet de woning verlaten maar de veroordeling om voor het gebruik ervan te betalen is niet toewijsbaar. Gelet op de gehele context, waarin De Ark het onderwerp na [gedaagde] ’s weigering om een huurovereenkomst te tekenen jarenlang op zijn beloop heeft gelaten, acht de kantonrechter die uitkomst ook niet onbillijk. De ontstane situatie is het gevolg van het feit dat De Ark hierover onvoldoende regelingen vooraf heeft getroffen.
Moet [gedaagde] het traktement terugbetalen dat na 1 september 2017 aan hem is betaald? Deels.
4.22.
De Ark heeft het traktement aan [gedaagde] over de maand september 2017 betaald. Dat was een bedrag van € 3.434,88. Maar omdat er vanaf 1 september 2017 geen ‘verbintenis tussen partijen meer bestaat’, heeft De Ark die betaling onverschuldigd gedaan, zo zegt zij. Daarom moet [gedaagde] het bedrag, na verrekening met het [gedaagde] toekomende vakantiegeld, terugbetalen aan De Ark. Het gaat dan om een bedrag van € 2.843,04.
4.23.
[gedaagde] herhaalt kort gezegd dat De Ark zich ten onrechte uitgeeft voor DGK Mariënberg. De Ark heeft het kerkverband verlaten, niet [gedaagde] . [gedaagde] is steeds predikant gebleven binnen het kerkverband en binnen DGK Mariënberg. De Ark kon [gedaagde] dus niet schorsen per 2 september 2017 of afzetten per brief van 22 september 2017. Die besluiten missen rechtskracht. Dat heeft de GS ook vastgesteld. Aan De Ark komt derhalve geen recht op terugbetaling toe. Overigens betalen ook DGK Emmen en de wijkgemeente in Assen mee aan het traktement. Zij maken geen aanspraak op terugbetaling van het traktement.
4.24.
Hoewel de rechtsverhouding tussen kerk en predikant wordt beheerst door het kerkenrecht (zie HR 4 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1951), dringt hier de vergelijking met een ontslag op staande voet zich op. Als een (in de beloningscontext) met een werkgever vergelijkbaar kerkgenootschap, hier De Ark, of een met een werknemer vergelijkbaar geestelijk ambtsdrager, hier [gedaagde] , de ‘arbeidsovereenkomst’ met onmiddellijke ingang opzegt, eindigt de verplichting tot betaling van de beloning (oftewel hier: het traktement) ook onmiddellijk. Betalingen na de opzegging zijn dan zonder rechtsgrond en dus onverschuldigd. In zoverre heeft De Ark dan ook recht op terugbetaling van hetgeen zij aan traktement onverschuldigd aan [gedaagde] heeft voldaan.
4.25.
De Ark is niet ingegaan op het verweer van [gedaagde] dat DGK Emmen en de wijkgemeente Assen meebetalen aan het traktement en dus een eigen positie hebben. Gelet op de hoofdregel uit artikel 6:15 van het BW heeft iedere schuldeiser recht op nakoming van zijn vorderingsrecht voor een gelijk deel. Of de in lid 1 genoemde uitzonderingen zich voordoen laat zich niet vaststellen, omdat partijen daar niets over hebben gezegd. Daarom hanteert de kantonrechter de hoofdregel en wijst zij de helft van het gevorderde bedrag toe, oftewel € 1.421,52. [gedaagde] moet daar ook rente over vergoeden. De Ark heeft [gedaagde] gevraagd binnen vijftien dagen na haar brief van 27 december 2017 te betalen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Daarom is hij de wettelijke rente verschuldigd vanaf 12 januari 2018.
Tot slot.
4.26.
De uitkomst van de procedure is dat iedere partij deels in het gelijk, maar ook deels in het ongelijk is gesteld. Daarom zal de kantonrechter de proceskosten compenseren, op die manier dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de woning aan de [adres] in [plaats] met al wie en al wat zich daarin vanwege [gedaagde] bevindt binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten, en met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking te stellen van De Ark;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan De Ark van een bedrag van € 1.421,52, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek vanaf 12 januari 2018 tot aan de dag waarop [gedaagde] alles heeft betaald;
5.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen, op die manier dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft 5.1 en 5.2 uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2020. (CT)