Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
DE GEREFORMEERDE KERK TE MARIËNBERG EN OMSTREKEN, dat zich noemt
De Ark,
0 Samenvatting
31 oktober 2019 door te laten gaan.
8 november 2019 heeft mr. Van den Brink daarop een aantal correcties voorgesteld.
2.De feiten
‘De predikant zal zelf voor de huisvesting van zijn gezin moeten zorgen. Wel willen de kerken hem daarbij, op zijn verzoek, behulpzaam zijn. De predikant kan zelf kiezen in welke plaats en in welke van de twee betrokken gemeenten hij gaat wonen. (…)’.
3.Het geschil
4.De beoordeling
31 augustus 2017, hetgeen zij eigenmachtig kon beslissen omdat het kerkverband op vrijwillige basis is aangegaan. De Ark erkent de besluiten van de GS Lansingerland, die meebrengen dat de noodgemeente die [gedaagde] en enkele voormalige gemeenteleden hebben gevormd, is erkend en toegetreden is tot het kerkverband van de Gereformeerde Kerk (hersteld). Die opvolging heeft niet de burgerlijk-rechtelijke betekenis dat zij ook opvolger is in het vermogen van De Ark. Er heeft geen eigendomsovergang plaatsgevonden. Daarom is De Ark nog steeds eigenaresse van de woning.
volgens het Nieuwe Testament alle plaatselijke kerken wel de kenmerken bezitten van een zelfstandige en complete kerk te zijn (…). Maar wanneer geen overwegende moeilijkheden in den weg staan, is het naar goddelijke orde, dat de plaatselijke kerken zich in classicaal en synodaal verband vereenigen. Deze vereeniging maakt haar niet tot een kerk, maar is voor haar blijven bestaan en welstand noodig. Ook afgezien van de kerkelijke gemeenschap is de vergadering der geloovigen aan eene plaats een ware en complete kerk. Want het kerkverband behoort niet tot het wezen, maar tot het welwezen der kerk’.Dit is een citaat in de dissertatie Kerken in geding (Den Haag Boom Juridische Uitgaven, 2002, hoofdstuk 4) van A.H. Santing-Wubs, die H. Bouwman (Gereformeerd Kerkrecht II, Het recht der kerken in de practijk, Kampen, J.H. Kok N.V., 1934) aanhaalt. Naar deze dissertatie wordt door Van der Ploeg in zijn legal opinion verwezen.
-overdracht plaatsgevonden.
ingevolge de organisatie van de in Synodaal verband levende Gereformeerde Kerken in Nederland een in dat verband levende Kerk zich aan dat verband kan onttrekken. Het recht om het verband te verlaten is daarmee even wezenlijk voor de geestelijke vrijheid als het oprichten van een kerkgenootschap en het toetreden tot een kerkelijk verband. De wettelijke bepalingen inzake splitsing zijn op kerkgenootschappen niet van toepassing, omdat de wetgever dit heeft bepaald. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat de wetgever vanwege de scheiding van kerk en staat, aan de kerkgenootschappen de vrijheid wilde laten om alles wat met de inrichting van het kerkgenoot-schap te maken heeft, buiten de regels van boek 2 BW te kunnen regelen. Wel kan een kerkgenootschap kiezen voor analoge toepassing van de splitsingsregeling. Binnen de grenzen van het Nederlandse dwingend (privaat)recht zijn kerkgenootschappen hierin dus vrij (HR 4 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1531).