Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
gevestigd te Rotterdam,
wonende te [plaats],
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, op 18 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Eneco Services B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De vordering van Eneco is gebaseerd op een mondelinge overeenkomst tot levering van energie, die volgens Eneco telefonisch tot stand is gekomen en vervolgens schriftelijk is bevestigd. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat deze overeenkomst nietig is, omdat deze in strijd is met het vormvereiste zoals gesteld in artikel 6:230v lid 6 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel vereist dat een overeenkomst tot levering van energie schriftelijk moet worden gesloten wanneer de consument telefonisch is benaderd door de handelaar. Aangezien Eneco niet heeft aangetoond wie het initiatief heeft genomen voor het telefoongesprek, is de kantonrechter ervan uitgegaan dat Eneco het initiatief heeft genomen, wat betekent dat de overeenkomst niet op de juiste wijze kon worden aangegaan.
Daarnaast heeft Eneco een subsidiaire vordering ingediend op basis van ongerechtvaardigde verrijking, stellende dat de gedaagde partij energie heeft afgenomen en dus ongerechtvaardigd is verrijkt. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat Eneco onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking, omdat zij niet heeft onderbouwd voor welk bedrag zij is verarmd. De enkele stelling dat de schade minimaal overeenkomt met het bedrag waarmee de gedaagde is verrijkt, is niet voldoende. Daarom zijn zowel de primaire als de subsidiaire vordering afgewezen.
De kantonrechter heeft Eneco als de in het ongelijk gestelde partij belast met de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde tot op heden zijn begroot op nihil. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.M. Koene.