ECLI:NL:RBOVE:2020:726

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 februari 2020
Publicatiedatum
20 februari 2020
Zaaknummer
08.222676.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met een mes in een AZC

Op 20 februari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 15 september 2019 in een asielzoekerscentrum (AZC) in Heemserveen een medebewoner met een mes verwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere keren met een mes in de richting van het hoofd van het slachtoffer heeft gestoken, wat resulteerde in ernstige verwondingen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 36 maanden had geëist, gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een poging tot doodslag, waarbij de kans op de dood van het slachtoffer aanmerkelijk was. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die geen strafblad had en als first offender werd beschouwd. De rechtbank heeft de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.222676.19 (P)
Datum vonnis: 20 februari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in het detentiecentrum Schiphol te Badhoevedorp.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 februari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie M.H. de Weert en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. E.M. van Zuuk, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 15 september 2019 heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden, dan wel om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, of hem op die dag heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 15 september 2019 te Heemserveen, gemeente Hardenberg, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (telkens) opzettelijk van het leven te beroven,
- met kracht op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp een zwaaiende en/of stekende beweging in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] heeft gemaakt en/of
- meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de hand van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of
- meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in het hoofd/gezicht/gelaat van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 15 september 2019 te Heemserveen, gemeente Hardenberg, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] (telkens) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- met kracht op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp een zwaaiende en/of stekende beweging in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] heeft gemaakt

en/of

- meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de hand van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden en/of
- meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in het hoofd/gezicht/gelaat van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 15 september 2019 te Heemserveen, gemeente Hardenberg, althans in Nederland, [slachtoffer] (telkens) heeft mishandeld door:
- met kracht op het hoofd van die [slachtoffer] te slaan en/of stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in de hand van die [slachtoffer] te steken en/of snijden en/of
- meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in het hoofd/gezicht/gelaat van die [slachtoffer] te steken en/of te snijden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, omdat uit diverse bewijsmiddelen blijkt dat verdachte stekende bewegingen heeft gemaakt richting het hoofd van aangever [slachtoffer] , zijnde een vitaal lichaamsdeel, en daarbij één keer in de hand en één keer in het hoofd van aangever heeft gestoken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het steken of snijden met een mes of scherp en/of puntig voorwerp, het maken van een zwaaiende en/of stekende beweging daarmee en van het stompen op het hoofd, omdat verdachte deze handelingen ontkent. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte vaker dan één keer in het hoofd/gezicht/gelaat van aangever heeft gesneden of gestoken. De raadsvrouw heeft daarom vrijspraak van deze handelingen bepleit ten aanzien van alle ten laste gelegde varianten.
Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever niet kan worden bewezen, omdat uit het dossier niet blijkt dat verdachte hem met kracht op het hoofd heeft geslagen of gestoken en omdat zich op de plaats van het letsel geen vitale organen bevinden die met een mes of scherp en/of puntig voorwerp kunnen worden getroffen. De verklaring van getuige [getuige 1] kan hiervoor ook niet worden gebruikt, omdat verdachte zich niet kan herinneren dit gezegd te hebben en hiermee – voor zover hij dit mogelijk uit frustratie heeft gezegd – in ieder geval niet de bedoeling voor ogen had om aangever te doden. De raadsvrouw heeft ook daarom vrijspraak bepleit voor het primair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
In zijn aangifte van 15 september 2019 en het aanvullend verhoor van 19 september 2019 heeft aangever [slachtoffer] verklaard dat zijn kamergenoot [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) op 15 september 2019 in zijn kamer in het AZC te Hardenberg met een groot mes met een steekgedeelte van ongeveer 20 centimeter, meerdere keren richting zijn hoofd heeft gestoken. Zijn kamergenoot had dit mes in zijn vuist, zo dat de duim boven was en de pink beneden. De punt van het mes was naar beneden gericht. Aangever zag dat zijn kamergenoot zijn rechterhand omhoog hield en een stekende beweging richting het hoofd van aangever maakte, met een neerwaartse beweging.
Verder acht de rechtbank van belang dat twee getuigen, [getuige 2] en [getuige 3] , op de gang nabij kamer F.28 aanwezig waren en hebben gezien dat er een incident gaande was waarbij iemand met een mes in het wilde weg steekbewegingen maakte, terwijl de ander probeerde deze steekbewegingen te ontwijken. Beide getuigen verklaren over meerdere steekbewegingen richting het hoofd van het slachtoffer. Ook het bij aangever aangetroffen letsel wijst op het steken met een mes. In de rapportage van forensisch arts S.J.Th. van Kuijk wordt beschreven dat aangever op 15 september 2019 een snijwond had op de bovenzijde van het hoofd tot in de diepere weefsellagen. Ook had hij een diepe wond ter hoogte van de middenhandsbeentjes van duim en wijsvinger. Deze huidwonden zijn ontstaan door inwerking van een scherp snijdend voorwerp, zoals bijvoorbeeld een glad scherp mes. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij aangever alleen heeft geslagen en geen mes heeft gebruikt, op grond van voorgaande ongeloofwaardig.
Verder overweegt de rechtbank dat in de kamer van verdachte achter zijn kast een mes is aangetroffen met een lengte van ongeveer 23 centimeter. Hierop is bij vergelijkend DNA-onderzoek DNA aangetroffen dat overeenkomt met het DNA van aangever. Ook op de korte spijkerbroek die verdachte droeg ten tijde van de aanhouding zijn op verschillende plaatsen bloedsporen aangetroffen met DNA dat overeenkomt met het DNA van aangever.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die het letsel heeft veroorzaakt en dat daarbij een mes is gebruikt.
De rechtbank overweegt dat om tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde te komen, de vraag voorligt of de gedragingen van verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van aangever in het leven hebben geroepen. Hierbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier, met name de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3] , volgt dat verdachte in het wilde weg steekbewegingen heeft gemaakt richting het hoofd en de nek van aangever terwijl aangever probeerde de steekbewegingen te ontwijken en zich daartegen te verweren. Op grond van de letselrapportage – met name gelet op de diepte van de wond op het hoofd én de ernst van de wond aan de hand waarmee aangever zich heeft afgeweerd – acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte steekbewegingen met kracht heeft gemaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. Door op deze wijze met een mes van circa 23 centimeter steekbewegingen te maken richting het hoofd van aangever, terwijl die volop in beweging was, heeft verdachte zich blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het mes aangever zodanig zou raken dat hij daardoor dodelijk letsel op zou lopen aan zijn hoofd of in de buurt daarvan. Deze gedragingen van verdachte zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op de dood van aangever, dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn dan dat verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. Het primair tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 15 september 2019 te Heemserveen, gemeente Hardenberg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen met een mes een zwaaiende en/of stekende beweging in de richting van het hoofd van die [slachtoffer] heeft gemaakt
en
- eenmaal met een mes in het hoofd van die [slachtoffer] heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
poging tot doodslag

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daartoe heeft de officier van justitie redengevend geacht dat verdachte een wapen heeft gebruikt en dat het slachtoffer er ernstige gevolgen aan heeft overgehouden, namelijk een litteken en het verlies van gevoel in zijn duim.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte een first offender is en heeft bepleit dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op de dag van de uitspraak, eventueel aangevuld met een (on)voorwaardelijke werkstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Dit is een buitengewoon ernstig misdrijf. Dat het slachtoffer niet om het leven is gekomen, is een omstandigheid die geenszins aan verdachte te danken is. Als het slachtoffer er niet in geslaagd was zich af te weren en de steekbewegingen te ontwijken, had hij zijn leven kunnen verliezen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij niet heeft nagedacht over deze mogelijk ernstige gevolgen van zijn handelen. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig aangetast. Er is sprake van ernstig letsel, met een blijvend ontsierend litteken op het hoofd en mogelijk blijvend gevoelsverlies of verminderd gevoel van de linkerduim. Gewelddadig handelen als hier aan de orde veroorzaakt daarnaast gevoelens van onveiligheid in de maatschappij, zoals bij de andere bewoners van het asielzoekerscentrum die met dit geweld werden geconfronteerd en de mensen die kennis nemen van het geweld dat zich binnen een AZC heeft afgespeeld.
Voor de strafmaat houdt de rechtbank er ten voordele van verdachte rekening mee dat verdachte geen vol opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad. De rechtbank heeft verder kennis genomen van het feit dat verdachte geen justitiële documentatie (strafblad) heeft.
Uit het reclasseringsadvies van 5 november 2019, opgesteld door R.M. Lagerburg, reclasseringswerker, blijkt dat verdachte bij de reclassering heeft laten doorschemeren dat hij een belast verleden heeft, waarover hij geen openheid van zaken heeft willen geven. In het advies is overwogen dat het mogelijk psychisch belaste verleden, het ontbreken van een steunend netwerk en een structurele dagbesteding en het structureel gebruiken van drugs risicofactoren vormen waardoor de kans aanwezig is dat verdachte opnieuw met politie en justitie in aanraking komt. Na een eventuele detentie kan verdachte terecht in een AZC in Hoogeveen waar hij onder streng toezicht zal komen te staan en ingezet zal worden op het verkrijgen van een structurele dagbesteding. Reclasseringstoezicht is daarom niet geïndiceerd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden. De tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering worden gebracht.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de artikelen 45 en 287 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
poging tot doodslag
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mrs. M.B. Werkhoven
en N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.H. van den Ham-Pool, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2020.
Mr. N.J.C. Monincx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, eenheid Oost-Nederland met nummer 2019411991. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Hetproces-verbaal van aangifted.d. 15 september 2019, pagina 20-23, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 15 september 2019 ging ik rond 11:00 uur of 12:00 uur terug naar mijn kamer. Ik zag toen dat mijn kamergenoot [verdachte] een mes in zijn handen had. Hij pakt het mes en wilde mij op mijn hoofd steken. Ik liep achteruit en deed mijn hand tegen mijn hoofd aan om mijn hoofd te beschermen. Hij wilde mij op mijn hoofd steken. Ik weerde dit af met mijn hand, daardoor kreeg ik een verwonding in mijn hand. Ik keek naar het bloed aan mijn hand en toen kreeg ik opnieuw een messteek in mijn hoofd.
2.
Het proces-verbaal vanverhoor aangeverd.d. 19 september 2019, pagina 32-34, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat mijn kamergenoot een groot mes voor in de keuken, met ongeveer een steekgedeelte van 20 centimeter en een handvat van plastic, in zijn vuist had, zo dat de duim boven was en de pink beneden. Zoals je op die wijze steekt. De punt was naar beneden gericht. Ik zag dat hij zijn rechterhand omhoog hield en een stekende beweging richting mijn hoofd maakte, met een neerwaartse beweging. Ik weerde met mijn linkerhand deze steekbeweging af. Hierdoor is er een wond ontstaan in mijn linkerhand. Op mijn hoofd ben ik rechts voor geraakt. Na de eerste steek heeft hij nog 2 keer gestoken. 1 keer daarvan kwam op mijn hoofd terecht. Deze wond is ook gehecht en gelijmd. De laatste keer dat hij stak was niet raak doordat ik van hem wegliep.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 6 februari 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, alsverklaring van verdachte:
Het klopt dat ik een kamer deelde met [slachtoffer] . In de ochtend van 15 september 2019 zag ik [slachtoffer] weer. Wij hebben gevochten.
4.
Het proces-verbaal van verhoorgetuige [getuige 2], d.d. 16 september 2019, pagina 37-40, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 15 september 2019 tussen 13 en 14 uur gezien dat twee jongens, die in dezelfde ruimte leven, op de gang in gebouw F waren. Eén maakte steekgebaren en de ander probeerde dit te ontwijken. Er werd in het wilde weg gestoken ook werd hij geraakt op zijn hoofd. Hij stak in het wilde weg met zijn rechterhand. Hij probeerde hem op zijn hoofd te raken.
5.
Het proces-verbaal van verhoorgetuige [getuige 3], d.d. 16 september 2019, pagina 45-46, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zondag 15 september omstreeks 13.30 uur zag ik het slachtoffer de gang nabij kamer 28 in lopen en ik zag dat hij kamer 28 in liep. Seconden later zag ik het slachtoffer weer naar buiten rennen. Ik zag de verdachte met een mes de kamer uit lopen. Hij had deze vast in zijn rechterhand met de snijkant naar beneden vanaf zijn pink. Ik zag dat de verdachte het mes in de nek wilde steken aan de rechterzijde van het slachtoffer, maar het slachtoffer kon nog uitwijken. Toen haalde de verdachte het mes weer terug aan de linkerzijde en het slachtoffer kon nogmaals uitwijken. Ik zag dat de verdachte een derde keer uithaalde en daarbij raakte hij het voorhoofd van het slachtoffer en dat begon zwaar te bloeden.
6.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten eenletselrapportageop basis van eigen onderzoek door S.J.Th. van Kuijk van 17 september 2019, pagina 24-31, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Letselbeschrijving
Op de linker zijkant / bovenzijde van het behaarde hoofd net achter de voorste haargrens een snijwond (een scherp begrensde onderbreking van de huid) tot in de diepere weefsellagen (het onderhuidse vet) met wijkende wondranden van ca 2 cm met beiderzijds rechte gladde wondranden;
Linkerhand
De huid ter hoogte van de middenhandsbeentjes van duim en wijsvinger is met scherpe randen doorsneden met een lengte van ca 5 cm; de wond is diep en loopt naar de duimzijde onderhuids schuin weg; wondranden zijn scherp en glad en lopen door tot in een scherpe punt aan beide uiteinden; de wond lijkt in een rechte beweging gemaakt te zijn. De duim is voorbij de wond naar de duimtop toe gevoelloos wat er op duidt dat het veroorzakend geweld in de diepte waarschijnlijk een gevoelszenuw heeft geraakt en doorsneden.
Beoordeling letsel
Huidwonden zijn ten tijde van het onderzoek vers en hooguit enkele uren oud want er is nog geen ontstekingsreactie aan de wondranden zichtbaar. Wonden zijn ontstaan door inwerking van een scherp snijdend voorwerp zoals bijvoorbeeld een glad scherp snijdend mes, glas, stiletto of andere vergelijkbare voorwerpen.
7.
Het proces-verbaal vanforensisch onderzoek plaats delict( [adres 1] Heemserveen), pagina 62-65, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Achter de kledingkast van de verdachte zagen wij een mes. Wij zagen dat het een steakmes, betrof welke voorzien was van een blauw/groen kleurig heft. Wij zagen op het mes een roodkleurige substantie. Bij het veiligstellen zagen wij dat het mes ongeveer 23 centimeter lang was. Dit mes werd door mij, [verbalisant] , in een messenkoker verpakt en voorzien van een SIN.
Goednummer: PL0600-2019411991-2079541
SIN: AAMK8723NL
Object: Steekwapen (Mes)
Bijzonderheden: Mes met mogelijk bloed gevonden achter kast verdachte op zijn kamer.
8.
Het proces-verbaal vanforensisch onderzoekplaats delict ( [adres 2] Zwolle) van 26 september 2019, pagina 87-88, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zondag 15 september 2019 ontving ik via de arrestantenwacht, de kleding, die bij
binnenkomst in het arrestantencomplex te Zwolle, werd gedragen door de verdachte [verdachte]
Ik waarmerkte de kleding en ik nam die in beslag. Op donderdag 19 september 2019 onderzocht ik de door de verdachte [verdachte] gedragen kleding. Tijdens het onderzoek zag ik in een korte spijkerbroek, gewaarmerkt met SIN AAMK8717NL, bloedsporen ter hoogte van de linker broekzak aan de voorzijde en ter hoogte van beide achterzakken
9.
Het proces-verbaalvooronderzoek labvan 16 oktober 2019, proces-verbaalnummer PL0600-2019411991-37, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 15 oktober 2019 om 10:50 uur door mij, als forensisch onderzoeker, een forensisch onderzoek verricht naar sporen aan onderstaande sporendragers.
SIN AAMK8717NL, korte spijkerbroek afkomstig van verdachte
SIN AAMK8723NL, steekwapen (mes).
Ik heb een selectie van de bloedsporen geselecteerd ter bemonstering. Ik heb
- een bloedspoor aan de voorzijde boven de linker broekzak,
- een bloedspoor aan de achterzijde boven de linker kontzak en
- een bloedspoor aan de achterzijde boven de rechter kontzak
uitgeknipt en in een cupje veiliggesteld, gewaarmerkt met respectievelijk SIN AANB3537NL, AANB3538NL en AANB3539NL en verzegeld.
Ik heb
- bloedsporen van de linker zijde aan de voorzijde van het lemmet en
- van de linker zijde aan de achterzijde van het heft
bemonsterd.
Ik heb de sporen getest op de aanwezigheid van bloed. De aanwezigheid van bloed in de sporen is met de tetrabase-test bevestigd. Ik heb de sporen veiliggesteld, gewaarmerkt met respectievelijk SIN AANB3535NL en AANB3536NL en verzegeld.
10.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 4°, van het Wetboek van Strafvordering, te weten eenrapport DNA-onderzoeknaar aanleiding van een steekincident in Heemserveen op 2 december 2019 d.d. 2 december 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
SIN
Beschrijving DNA-profiel
DNA kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AANB3535NL#01
DNA-profiel van een man
slachtoffer [slachtoffer]
kleiner dan 1 op 1 miljard
AANB3536NL#01
DNA-mengprofiel van minimaal twee personen, afgeleid DNA-hoofdprofiel
slachtoffer [slachtoffer]
kleiner dan 1 op 1 miljard
AANB3537NL#01
DNA-profiel van minimaal twee personen, afgeleid DNA-profiel
slachtoffer [slachtoffer]
kleiner dan 1 op 1 miljard
AANB3538NL#01
DNA-profiel van een man
slachtoffer [slachtoffer]
kleiner dan 1 op 1 miljard
AANB3539NL#01
DNA-profiel van een man
slachtoffer [slachtoffer]
kleiner dan 1 op 1 miljard