ECLI:NL:RBOVE:2020:778

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
08-207483-19 (P), 18-062025-18 (TUL), 08-730205-18 (TUL) en 18-000351-19 (TUL)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel opgelegd aan verdachte voor meerdere winkeldiefstallen en belediging van politieambtenaar

Op 21 februari 2020 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 42-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere winkeldiefstallen en het beledigen van een politieambtenaar. De verdachte, geboren in 1977 en thans gedetineerd in de PI Alphen aan den Rijn, was aangeklaagd voor diefstal van flesjes parfum en andere goederen in de periode van 15 augustus 2019 tot en met 2 september 2019 in Almelo en Vriezenveen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstallen, waarbij hij in verschillende winkels goederen heeft weggenomen met het oogmerk om deze wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. M.S. de Waard, gevolgd en de verdachte veroordeeld tot de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een veelpleger is en dat eerdere pogingen tot gedragsverandering niet succesvol zijn geweest. De verdachte heeft de ten laste gelegde feiten ontkend, maar de rechtbank achtte de bewijzen overtuigend. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 5 en 6, die betrekking hadden op de heling van een vest en een damesfiets, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij wist dat deze goederen door misdrijf waren verkregen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de belediging van de politieambtenaar bewezen was, maar dat de verdachte niet schuldig was aan de specifieke bewoordingen die in de tenlastelegging stonden. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08-207483-19 (P), 18-062025-18 (TUL), 08-730205-18 (TUL) en 18-000351-19 (TUL)
Datum vonnis: 21 februari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 in [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de PI Alphen aan den Rijn.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 februari 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.S. de Waard en van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking houdt – kort en zakelijk weergegeven – in dat verdachte in de periode van
15 augustus 2019 tot en met 2 september 2019 in Almelo en Vriezenveen bij verschillende winkels flesjes parfum en enkele andere goederen heeft gestolen (feiten 1, 2, 3, 4 en 7). Ook wordt aan verdachte ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 26 tot en met 28 augustus 2019 schuldig heeft gemaakt aan het helen dan wel schuldhelen van een vest en een damesfiets (feiten 5 en 6) en dat hij op 27 augustus 2019 een politieambtenaar heeft beledigd (feit 8).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij, op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 15
augustus 2019 tot en met 22 augustus 2019, in de gemeente Almelo, één
of meer flesjes parfum, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 1] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij, op of omstreeks 26 augustus 2019, in de gemeente Almelo, een fles
frisdrank, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [winkel 2] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij, op of omstreeks 27 augustus 2019, in de gemeente Almelo, één of
flesjes parfum, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [winkel 3] , heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen;
4
hij, op of omstreeks 26 augustus 2019, in de gemeente Almelo, een blikje
frisdrank en/of één of meer flesjes parfum, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het
winkelbedrijf [winkel 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5
hij, op of omstreeks 27 augustus 2019, in de gemeente Almelo, een goed,
te weten een vest heeft verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij
ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van dit goed
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door
misdrijf verkregen goed betrof;
6
hij in of omstreeks de periode van 26 augustus 2019 tot en met 28
augustus 2019 in de gemeente Almelo, een goed, te weten een
damesfiets heeft verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde
van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
7
hij op of omstreeks 2 september 2019 te Vriezenveen in de gemeente
Twenterand één of meer flesjes parfum, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [aangever 1]
en/of de [winkel 5] , heeft weggenomen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
8
hij op of omstreeks 27 augustus 2019 in de gemeente Almelo, opzettelijk
een politieambtenaar, te weten [verbalisant 1] , hoofdagent van de
Nationale politie, eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen:
“kankerzwijn” en/of “kankerhond”, althans woorden van gelijke
beledigende aard en/of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
Ook is door de rechtbank vastgesteld dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte voor de onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde feiten.
Wat betreft de onder 8 ten laste gelegde belediging van een politieambtenaar heeft verdachte op de terechtzitting van 7 februari 2020 gesteld dat hij hiervoor al eerder is veroordeeld in de zaak met parketnummer 08-120244-19. Nu de door verdachte bedoelde eerdere veroordeling een feit van 17 mei 2019 betreft en deze (overigens ook nog niet onherroepelijke) veroordeling zelf van 3 juni 2019 dateert, kan de in deze zaak ten laste gelegde belediging – die als pleegdatum 27 augustus 2019 heeft – niet op hetzelfde feit zien. De officier van justitie is daarom ook ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor feit 8.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op de terechtzitting van 7 februari 2020 op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 7 ten laste gelegde winkeldiefstallen heeft gepleegd.
De onder 5 ten laste gelegde schuldheling van een vest, de onder 6 ten laste gelegde schuldheling van een damesfiets en de onder 8 ten laste gelegde belediging van een politieambtenaar kunnen volgens de officier van justitie eveneens bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdachte
Op de terechtzitting van 7 februari 2020 heeft verdachte ontkend de hem ten laste gelegde feiten te hebben gepleegd.
Wat betreft de onder 1, 3, 4 en 7 ten laste gelegde winkeldiefstallen heeft verdachte – kort gezegd – verklaard dat niet kan worden bewezen dat door hem daadwerkelijk goederen zijn gestolen. Bij de aanhouding van verdachte zijn onder meer verschillende flesjes parfum in zijn tas aangetroffen, maar deze behoren volgens verdachte aan hemzelf toe en hebben geen criminele herkomst.
Over de onder 2 ten laste gelegde winkeldiefstal heeft verdachte verklaard dat hij op
26 augustus 2019 in de shop van tankstation [winkel 2] in Almelo weliswaar een fles frisdrank in zijn tas heeft gestopt en mee naar buiten heeft genomen, maar dat hij deze fles een dag later alsnog heeft betaald.
Ten aanzien van de onder 5 ten laste gelegde (schuld)heling van een vest heeft verdachte verklaard dat hij het vest met label dat bij zijn aanhouding in zijn tas is gevonden heeft gekocht bij een outlet.
Met betrekking tot de onder 6 ten laste gelegde (schuld)heling van een damesfiets heeft verdachte verklaard dat hij de fiets die hij ten tijde van zijn aanhouding bij zich had van iemand had geleend en dat hij niet wist dat deze fiets gestolen was.
Tot slot heeft verdachte over het onder 8 ten laste gelegde feit verklaard dat hij op de dag van zijn aanhouding tegenover politieambtenaar [verbalisant 1] geen beledigende uitingen heeft gedaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Feit 1 (diefstal flesjes parfum bij [winkel 1] )
Op 16 augustus 2019 heeft [aangever 2] namens [winkel 1] aangifte gedaan van een diefstal die op 15 augustus 2019 tussen 15:25 uur en 15:28 uur werd gepleegd bij het filiaal van [winkel 1] aan [adres 1] in Almelo. Nadat aangeefster van een kassamedewerker had gehoord dat verdachte – die de betreffende medewerker als winkeldief kende – de winkel uit was gelopen zonder iets af te rekenen, zag aangeefster op camerabeelden dat verdachte tot drie keer toe parfum uit een schap had gepakt en vervolgens de winkel had verlaten. Aangeefster kreeg vervolgens van een collega te horen dat uit het schap met parfums een flesje parfum van het merk Gucci, een flesje parfum van het merk Hugo Boss en nog een ander flesje parfum waren weggenomen. [2]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de camerabeelden van [winkel 1] uitgekeken en heeft verdachte op die beelden ambtshalve herkend aan zijn gelaat, zijn haardracht, zijn postuur en zijn manier van bewegen. Door de verbalisant is op de beelden waargenomen dat verdachte in de winkel naar de stelling met parfums liep, een parfum uit de stelling pakte, met zijn rug naar de camera achter een koeling ging staan, aan de voorzijde van zijn lichaam kennelijk iets achter zijn broek of jas stopte en al deze handelingen nog eens herhaalde met een tweede parfum. Ook heeft de verbalisant op de beelden gezien dat verdachte een derde parfum uit de stelling pakte, hiermee de winkel in liep, in een gangpad een parfum in zijn rechterjaszak stopte en de winkel verliet zonder bij de kassa te zijn geweest. [3]
Namens [winkel 1] heeft [aangever 2] op 23 augustus 2019 nogmaals aangifte gedaan. Ditmaal ging het om een diefstal van twee flesjes parfum van het merk Giorgio Armani en twee flesjes parfum van het merk Versace op 22 augustus 2019. [4] Getuige [getuige 1] , die op
22 augustus 2019 in de winkel werkte, hoorde rond 19:00 uur het alarm van de bewakingspoortjes afgaan en zag de haar bekende verdachte rustig de winkel uit lopen. Zij ging vervolgens direct naar het schap met de geurtjes en constateerde dat hier – anders dan eerder op de dag – meerdere lege plekken waren. Van een collega hoorde zij dat er nog geen parfum was verkocht. [5]
Naar aanleiding van de tweede aangifte namens [winkel 1] zijn camerabeelden uitgekeken door verbalisant [verbalisant 3] . Deze heeft op de beelden waargenomen dat een man om 18:57:26 uur in de winkel bij het schap met parfums stond, dat deze man tot vier keer toe parfum pakte en dit achter zijn broek stopte en dat de man om 18:58:48 uur zonder iets af te rekenen bij de kassa richting de uitgang van de winkel liep. [6]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft verdachte op de beelden ambtshalve herkend aan zijn gezicht, zijn postuur, zijn houding en zijn manier van lopen. [7]
Feit 2 (diefstal fles frisdrank bij tankstation [winkel 2] )
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 26 augustus 2019 in de shop van tankstation [winkel 2] in Almelo (inderdaad) een fles frisdrank van het merk Fanta in zijn rugtas heeft gestopt en deze fles vervolgens uit de genoemde shop heeft meegenomen.
Door de eigenaar van tankstation [winkel 2] is aangifte gedaan van diefstal van een fles Fanta uit de shop van zijn tankstation op 26 augustus 2019 om 5:27 uur. [8]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft vier beeldbestanden van tankstation [winkel 2] uitgekeken. Op bestand WA0002 heeft hij waargenomen dat een man een kiosk van een tankstation in liep, naar de vitrines met dranken achterin de kiosk toe liep en zijn rugtas op de bankjes vlakbij de vitrines neerzette en de rits van de rugtas opende. Vervolgens nam hij waar dat de man terugliep naar de vitrines en een fles gele frisdrank pakte, weer naar de bankjes ging en zijn rugtas op de grond zette, de fles frisdrank in de rugtas deed, de rits weer sloot en uit het beeld wegliep. Op bestand WA0004 heeft de verbalisant waargenomen dat verdachte vanaf de vitrines aan kwam lopen bij de kassa en even later wegliep naar de uitgang van de kiosk, zonder dat de fles op enig moment uit de rugtas werd gehaald. [9]
Verdachte is door verbalisant [verbalisant 5] ambtshalve herkend aan zijn haar en aan de vorm van zijn gezicht. [10]
Wat betreft de verklaring van verdachte dat hij de door hem meegenomen fles Fanta een dag later alsnog heeft betaald, overweegt de rechtbank dat deze verklaring – wat daar verder ook van zij – niet aan een bewezenverklaring in de weg staat. Verdachte heeft de fles Fanta in de vroege ochtend van 26 augustus 2019 heimelijk in zijn rugtas gedaan en deze fles zonder te betalen of iemand op de hoogte te stellen meegenomen uit de tankshop. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte in ieder geval ten tijde van de hem ten laste gelegde gedraging zelf het oogmerk had om zich de fles wederrechtelijk toe te eigenen.
Feit 3 (diefstal flesjes parfum bij [winkel 3] )
Op 27 augustus 2019 heeft [aangever 3] namens [winkel 3] aangifte gedaan van een diefstal bij het filiaal van [winkel 3] aan [adres 2] in Almelo op diezelfde datum tussen 12:25 uur en 12:30 uur. Aangeefster heeft verklaard dat zij zich rond het genoemde tijdstip in de kantoorruimte achter de winkel bevond en op de camerabeelden een man zag die steeds om zich heen keek. Zij heeft enige tijd later de camerabeelden bekeken en vervolgens in de winkel gezien dat er een parfum van het merk Chanel Allure en een parfum van het merk Lancôme Idôle misten. [11]
Door verbalisant [verbalisant 6] zijn beelden uitgekeken. De verbalisant heeft verdachte op deze beelden voor honderd procent herkend en baseert deze herkenning op het feit dat zij bijna tien jaar in Almelo werkt en in deze periode geregeld met verdachte te maken heeft gehad. Op de beelden heeft de verbalisant verder waargenomen dat verdachte de winkel binnenkwam en om 12:26:30 uur voor een schap met parfum stond, vervolgens twee keer opvallend naar de kant keek waar kort daarvoor een verkoopster liep en daarna een flesje parfum achter zijn broek stopte. Ook heeft de verbalisant waargenomen dat verdachte om 12:26:40 uur weer naar het begin van de winkel toe liep en daar een tweede flesje parfum in zijn hand hield, waarbij het leek of verdachte iets van het flesje af pulkte en ook dit flesje in zijn broek verdween. [12]
Na de aanhouding van verdachte op 27 augustus 2019 om 12:40 uur werden in de rugtas van verdachte onder meer een doosje parfum van het merk Chanel Allure en een doosje parfum van het merk Lancôme Idôle aangetroffen. [13]
Feit 4 (diefstal blikje frisdrank en flesjes parfum bij drogisterij [winkel 4] )
Namens drogisterij [winkel 4] heeft [aangever 4] op 27 augustus 2019 aangifte gedaan van een diefstal van twee flesjes parfum en een blikje Fanta, welke diefstal op 26 augustus 2019 tussen 16:58 en 17:01 uur plaatsvond bij het filiaal van [winkel 4] aan [adres 3] in Almelo. Door aangeefster is verklaard dat zij, nadat zij had gehoord dat een man twee flesjes parfum van het merk Joop had gestolen, de voorraad checkte en zag dat er twee verpakkingen Joop Sport misten. [14]
Getuige [getuige 2] , die op 26 augustus 2019 rond 17:00 uur achter de kassa stond, heeft verklaard dat iemand in de rij bij de kassa zei dat een man twee flesjes Joop had weggepakt en dat zij vervolgens direct haar leidinggevende had geroepen. [15]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft beeldfragmenten van verschillende camera’s uitgekeken en heeft verdachte ambtshalve herkend aan de vorm van zijn gezicht en aan zijn postuur. Op één van de fragmenten heeft de verbalisant waargenomen dat verdachte een blikje Fanta uit een koeling met dranken pakte en op een ander fragment dat verdachte zijn rugtas van zijn schouder haalde, het blikje Fanta daar in stopte en drie minuten later zonder iets af te rekenen de winkel verliet. [16]
Feit 7 (diefstal flesjes parfum bij [winkel 5] )
Op 2 september 2019 deed [aangever 1] namens [winkel 5] aangifte van diefstal van twee flessen parfum op diezelfde datum tussen 15:40 en 15:50 uur. Aangeefster heeft verklaard dat zij op de genoemde datum rond 15:40 uur een man de winkel in zag komen. Deze man hield zich op bij het schap met de duurdere parfums en verliet na enkele minuten de winkel zonder iets bij de kassa af te rekenen. Aangeefster heeft verklaard dat zij de man achterna liep om te kijken of hij iets had weggenomen, maar vervolgens besefte dat zij de winkel onbeheerd achterliet. Terug in de winkel zag zij een lege plek bij het schap met flessen parfum van het merk Jean Paul Gaultier. [17]
In de winkel hebben verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 4] beelden bekeken. De verbalisanten hebben verdachte op deze beelden herkend aan zijn gelaat, zijn postuur, zijn haardracht en zijn manier van bewegen. Door de verbalisanten is verder waargenomen dat verdachte op 15:42:49 uur de winkel in liep en een testflesje parfum uit een schap pakte. Verdachte peuterde aan het flesje, ging met zijn rug naar de camera staan en stopte het flesje aan de voorzijde achter zijn broek. Vervolgens herhaalde verdachte deze handelingen met een tweede door hem gepakt testflesje. De verbalisanten hebben op de beelden waargenomen dat verdachte daarna wegliep richting de uitgang en iets neerlegde tussen de producten die zich tegenover de parfums bevonden. Op de betreffende plek troffen de verbalisanten later de etiketten van twee flesjes parfum aan. [18]
Feit 8 (belediging politieambtenaar)
Met betrekking tot de gang van zaken na de aanhouding van verdachte in Almelo op
27 augustus 2019 heeft verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van politie bij de Eenheid Oost-Nederland, verklaard dat hij tijdens de overbrenging van verdachte naar het arrestantencomplex in Borne vanuit Almelo bij verdachte achterin de dienstauto zat en aan hem vroeg of er nog goederen in zijn rugtas zaten. Verdachte zei hierop dat de verbalisant met zijn kankerhanden van zijn spullen af moest blijven. De verbalisant deelde verdachte vervolgens mee dat er onderzoek zou worden gedaan aan zijn rugtas. Verdachte riep toen dat de verbalisant een kankerzwijn was en dat hij verdachte altijd moest hebben. [19]
De rechtbank is van oordeel dat zowel uit de aard als uit de context van de door verdachte gedane uitingen zonder meer kan worden afgeleid dat verdachte verbalisant [verbalisant 1] met deze uitingen opzettelijk heeft beledigd en dat het opzet van verdachte mede betrekking had op de werkzaamheden van verbalisant [verbalisant 1] als politieambtenaar.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van de verklaring die door verbalisant [verbalisant 1] in verband met de ten laste gelegde belediging op ambtseed is afgelegd. Nu uit het dossier volgt dat verdachte “kankerhond” tegen verbalisant heeft gezegd in het arrestantencomplex in
Borneen niet
in de gemeente Almelozoals is tenlastegelegd, wordt verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Vrijspraak feiten 5 en 6 (heling dan wel schuldheling van een vest en een damesfiets)
Zowel wat betreft het bij verdachte aangetroffen vest van het merk McGregor (feit 5) als wat betreft de bij verdachte aangetroffen damesfiets van het merk Batavus (feit 6) bevat het dossier aanwijzingen dat het betreffende goed door verdachte is gestolen.
Nu doorslaggevend bewijs voor diefstallen door verdachte zelf gepleegd ontbreekt en het vest en de damesfiets bij de aanhouding van verdachte geen duidelijke sporen van een criminele herkomst vertoonden, is de rechtbank niettemin van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van het vest en de damesfiets wist of behoorde te weten dat deze goederen door misdrijf waren verkregen.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder 5 en 6 ten laste gelegde feiten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij, op
een ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 15
augustus 2019 tot en met 22 augustus 2019, in de gemeente Almelo,
één
of meerflesjes parfum
, in elk geval enig goed, die
geheel of ten deleaan
een ander toebehoorden, te weten aan [winkel 1] , heeft weggenomen
met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij, op
of omstreeks26 augustus 2019, in de gemeente Almelo, een fles
frisdrank,
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander
toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [winkel 2] , heeft weggenomen
met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij, op
of omstreeks27 augustus 2019, in de gemeente Almelo,
één of
flesjes parfum,
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een
ander toebehoorden, te weten aan het winkelbedrijf [winkel 3] , heeft
weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te
eigenen;
4
hij, op
of omstreeks26 augustus 2019, in de gemeente Almelo, een blikje
frisdrank en
/of één of meerflesjes parfum,
in elk geval enig goed,die
geheel of ten deleaan een ander toebehoorden, te weten aan het
winkelbedrijf [winkel 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich die
wederrechtelijk toe te eigenen;
7
hij op
of omstreeks2 september 2019 te Vriezenveen in de gemeente
Twenterand
één of meerflesjes parfum
, in elk geval enig goed, die
geheel of ten deleaan een ander toebehoorden, te weten aan
[aangever 1]
en/of de[winkel 5] , heeft weggenomen met het oogmerk
om zich die wederrechtelijk toe te eigenen;
8
hij op
of omstreeks27 augustus 2019 in de gemeente Almelo, opzettelijk
een politieambtenaar, te weten [verbalisant 1] , hoofdagent van de
Nationale politie, eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid,
mondeling heeft beledigd, door hem het woord toe te voegen:
“kankerzwijn”
en/of “kankerhond”, althans woorden van gelijke
beledigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De onder 1, 2, 3, 4 en 7 bewezen verklaarde feiten zijn strafbaar gesteld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het onder 8 bewezen verklaarde feit is strafbaar gesteld in artikel 267, aanhef en onder 2°, Sr in verbinding met artikel 266 Sr.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal, meermalen gepleegd;
feiten 2, 3, 4 en 7
telkens, het misdrijf:
diefstal;
feit 8
het misdrijf:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ter zake van de bewezen verklaarde feiten de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar.
Volgens de officier van justitie is voldaan aan de voorwaarden die in artikel 38m, eerste lid, Sr aan de oplegging van de ISD-maatregel worden gesteld. De officier van justitie heeft er daarnaast op gewezen dat verdachte in deze zaak niet heeft willen meewerken aan de totstandkoming van een reclasseringsadvies. Evenmin heeft verdachte willen meewerken aan de totstandkoming van de psychologische Pro Justitia-rapportage van dr. A. van der Donk van 22 november 2019. Alleen binnen het kader van een ISD-maatregel kan daarom mogelijk tot een plan van aanpak worden gekomen dat tot gedragsverandering bij verdachte en tot bescherming van de maatschappij leidt.
7.2
Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft gesteld dat niet aan de voorwaarden voor oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. Volgens verdachte is geen sprake van voldoende nieuwe relevante veroordelingen en ten uitvoer gelegde straffen of maatregelen.
Ook voor het overige heeft verdachte zich tegen oplegging van de ISD-maatregel verzet. Verdachte heeft verklaard dat hij, voor het geval de rechtbank in deze zaak tot de oplegging van een straf of maatregel komt, van mening is dat kale afstraffing moet plaatsvinden. Ook heeft verdachte verklaard dat hij na zijn detentie buiten enig forensisch kader zelf aan de slag wil gaan met zijn verslavingsproblemen en met zijn zoektocht naar een eigen flatje.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De gronden voor het opleggen van een straf of maatregel
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf of maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Bewezen is verklaard dat verdachte in de periode van 15 augustus 2019 tot en met
2 september 2019 een reeks van winkeldiefstallen heeft gepleegd. Bij het plegen van de betreffende diefstallen heeft verdachte zich laten leiden door zijn persoonlijke behoeften en geldelijke gewin en heeft hij laten zien geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Het plegen van winkeldiefstallen leidt in het algemeen tot schade, overlast en grote ergernis bij winkeliers. Ook in deze zaak is schade geleden, aangezien verdachte verschillende flesjes dure parfum heeft gestolen die niet meer zijn teruggekomen. De rechtbank is van oordeel dat de brutale en onverschillige wijze waarop verdachte bij de diefstallen te werk is gegaan hem valt aan te rekenen.
Ten laste van verdachte is tevens bewezen verklaard dat hij kort na zijn aanhouding een politieambtenaar op grove wijze heeft beledigd. Het beledigen van politieambtenaren is niet alleen kwetsend en denigrerend, maar doet ook afbreuk aan het gezag van de politie in het algemeen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezen verklaarde feiten alle heeft begaan, kort nadat hij in een andere lopende strafzaak over meerdere winkeldiefstallen uit voorarrest kwam. Ook in deze zaak heeft verdachte getoond dat hij niet gevoelig is voor het optreden van politie en justitie, nu hij na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op
30 augustus 2019 vrijwel meteen weer een winkeldiefstal heeft gepleegd (op
2 september 2019 bij [winkel 5] in Vriezenveen). De ongevoeligheid van verdachte voor justitieel optreden blijkt eveneens uit het strafblad van verdachte. Volgens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 februari 2020, dat 45 pagina’s beslaat, is verdachte zowel in het recente als in het verdere verleden veelvuldig onherroepelijk veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten (waaronder naast vermogensdelicten bijvoorbeeld ook meerdere geweldsdelicten).
De uitgebrachte rapporten en adviezen
In de onderhavige zaak heeft de reclassering op 29 augustus 2019 ten behoeve van de voorgeleiding van verdachte bij de rechter-commissaris een eerste advies opgesteld, aan welk advies door verdachte zelf geen medewerking is verleend. In het advies wordt opgemerkt dat verdachte bekend staat als zeer actieve veelpleger en dat hij wordt besproken binnen het Veiligheidshuis Twente. Vanwege het gebrek aan medewerking van verdachte zag de reclassering geen mogelijkheden om tot een plan van aanpak te komen en heeft zij geadviseerd om een ISD-rapportage aan te vragen.
Op 15 oktober 2019 heeft psychiater M. Boas naar aanleiding van een trajectconsult ISD een advies met betrekking tot verdachte uitgebracht. Ook aan dit advies heeft verdachte niet meegewerkt. Niettemin zag de psychiater met verwijzing naar eerdere diagnostiek bij verdachte niet direct een contra-indicatie voor het opleggen van een ISD-maatregel. De psychiater merkt op dat uit een ouder rapport van de reclassering van juli 2018 naar voren komt dat tijdens het eerdere ISD-traject van verdachte een plan van aanpak voor de periode na de ISD-maatregel heeft ontbroken en er mogelijk onvoldoende aandacht is geweest voor het beperkte intellectuele functioneren van verdachte en voor mogelijk bestaande comorbiditeit van psychiatrische verschijnselen. Gelet hierop is door hem geadviseerd een gedragsdeskundig onderzoek (psychologische monorapportage) uit te voeren, met een eventuele uitbreiding naar een psychiatrische rapport in het geval verdachte met het onderzoek zou meewerken.
Naar aanleiding van het advies van psychiater Boas heeft psycholoog A. van der Donk een gedragsdeskundig onderzoek naar de persoon van verdachte uitgevoerd. In zijn Pro Justitia-rapportage van 22 november 2019 concludeert Van der Donk dat verdachte ook aan zijn onderzoek geen medewerking heeft willen verlenen. Van der Donk heeft verdachte bezocht in de PI Alphen aan den Rijn, maar verdachte weigerde toen naar de spreekkamer te komen. Door het gebrek aan medewerking van verdachte heeft de psycholoog niet kunnen beoordelen of verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en heeft hij de overige onderzoeksvragen ook niet kunnen beantwoorden.
Na de weigering van verdachte om mee te werken aan het trajectconsult ISD en het onderzoek van psycholoog Van der Donk heeft de reclassering op 20 november 2019 een nader advies opgesteld, waarin wordt geconstateerd dat verschillende eerdere trajecten met verdachte (waaronder een reclasseringstoezicht, een schorsing voorlopige hechtenis, een klinische opname voor detoxicatie en een ISD-maatregel uit 2015) zijn mislukt en verdachte zelf het afgelopen jaar bij herhaling heeft aangegeven geen reclasseringsbemoeienis te willen. De mogelijkheden tot gedragsverandering en interventies zijn daarom uitgeput, terwijl het recidiverisico enorm hoog is. De reclasseringswerker I.M. Bramer heeft zich op de terechtzitting van 7 februari 2020 bij deze conclusie aangesloten. Een kans om alsnog tot een plan van aanpak te komen bestaat volgens de reclassering enkel binnen het kader van een nieuwe ISD-maatregel. De reclassering adviseert in haar rapport van 20 november 2019 dan ook om aan verdachte opnieuw een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
De op te leggen straf of maatregel
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het hoge en actuele risico van recidive door verdachte en het gebrek aan effect van verschillende pogingen tot gedragsverandering in het recente verleden, met het opleggen van een (al dan niet deels voorwaardelijke) vrijheidsbenemende of andere straf onvoldoende beveiliging van de maatschappij tegen strafbaar handelen van de verdachte kan worden geboden. Hoewel de door de reclassering geadviseerde ISD-maatregel als een uiterst middel moet worden beschouwd en deze maatregel in 2015 al eens aan verdachte is opgelegd, dient om die reden toch te worden bekeken of de oplegging van een nieuwe ISD-maatregel gerechtvaardigd en zinvol is.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m Sr aan het opleggen van een (nieuwe) ISD-maatregel stelt. De onder 1, 2, 3, 4 en 7 bewezen verklaarde feiten zijn feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarnaast is verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan deze feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, zijn de betreffende straffen of maatregelen – wat betreft het onvoorwaardelijke deel daarvan – geheel ten uitvoer gelegd en moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel. Tot slot voldoet verdachte ook aan de eis uit de OM-richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers die inhoudt dat sprake moet zijn van ten minste tien processen-verbaal voor een misdrijf in de laatste vijf jaar en ten minste één proces-verbaal voor een misdrijf in het afgelopen kalenderjaar.
Nu uit het advies van psychiater Boas naar voren komt dat tijdens het eerdere ISD-traject van verdachte een plan van aanpak voor de periode na de ISD-maatregel heeft ontbroken en er mogelijk onvoldoende aandacht is geweest voor het beperkte intellectuele functioneren van verdachte, biedt het kader van een nieuwe ISD-maatregel wellicht ook nog kansen om tot een zinvolle aanpak van de problemen van verdachte op verschillende levensgebieden te komen. Daarbij zal om te beginnen stevig moeten worden ingezet op het aanpakken van de harddrugsverslaving van verdachte. Wanneer de verslaving van verdachte onder controle kan worden gebracht, ontstaat mogelijk ook ruimte voor de aanpak van andere zaken, waaronder het zoeken naar geschikte huisvesting. In alle gevallen valt overigens te verwachten dat een succesvolle aanpak van de problematiek van verdachte geruime tijd in beslag zal nemen.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar passend en geboden. De rechtbank zal deze maatregel opleggen ter zake van de onder 1, 2, 3, 4 en 7 bewezen verklaarde feiten.
Wat betreft het onder 8 bewezen verklaarde feit, waarvoor het opleggen van de ISD-maatregel niet mogelijk is, zal de rechtbank bepalen dat aan verdachte met toepassing van artikel 9a Sr geen straf of maatregel wordt opgelegd.

8.De in beslag genomen voorwerpen

Op de terechtzitting van 7 februari 2020 heeft verdachte verzocht om teruggave van de voorwerpen die op grond van artikel 94 Wetboek van Strafvordering (Sv) onder verdachte in beslag zijn genomen en waarvan door hem geen afstand is gedaan.
De officier van justitie heeft ten aanzien van dit verzoek geen standpunt ingenomen.
Nu geen sprake is van goederen die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de volgende onder hem in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen:
  • een flesje parfum van het merk Prada (zie de kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL0600-2019364838-12).
  • drie boxershorts van het merk Björn Borg (zie de kennisgeving van inbeslagneming met nummer PL0600-2019364838-11).

9.De vordering van de benadeelde partij

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces met een schadevergoedingsvordering van € 45,-- in verband met het wegraken van een zwarte fietstas en een leren hondenriem.
De vordering heeft betrekking op het onder 6 ten laste gelegde feit. Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.

10. De vorderingen tenuitvoerlegging

De rechtbank heeft in deze zaak te beslissen over de volgende vorderingen tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf:
  • de onder parketnummer 18-062025-18 aanhangig gemaakte vordering tot tenuitvoerlegging van een bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 20 juli 2018 voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 200,-- (subsidiair 4 dagen hechtenis);
  • de onder parketnummer 08-730205-18 aanhangig gemaakte vordering tot tenuitvoerlegging van een bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel van 7 september 2018 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen;
  • de onder parketnummer 18-000351-19 aanhangig gemaakte vordering tot tenuitvoerlegging van een bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 29 april 2019 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen moeten worden afgewezen, aangezien door hem ter zake van de ten laste gelegde feiten de oplegging van de ISD-maatregel is geëist en toewijzing van de vorderingen daarom niet opportuun is.
Verdachte heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de vorderingen moeten worden afgewezen.
Nu aan verdachte in deze zaak een ISD-maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de vorderingen afwijzen.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38n en 57 Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 7 en 8 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4, 7 en 8 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: diefstal, meermalen gepleegd;
feiten 2, 3, 4 en 7, telkens: diefstal;
feit 8: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4, 7 en 8 bewezenverklaarde;
straf en/of maatregel
- legt op aan verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 7 bewezenverklaarde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de tijd van twee jaren;
- bepaalt dat aan verdachte ter zake van het onder 8 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] (feit 6) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave aan verdachte van een flesje parfum van het merk Prada en drie boxershorts van het merk Björn Borg;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- wijst af de onder parketnummers 18-062025-18, 08-730205-18 en 18-000351-19 aanhangig gemaakte vorderingen tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Corthals, voorzitter, mr. C.C.S. Bordenga-Koppes en
mr. M.A.H, Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Politie Eenheid Oost-Nederland, District Twente, Basisteam Twente-Noord met nummers PL0600-2019381716 (feiten 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 8) en PL0600-2019392123 (feit 7). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm en door daartoe bevoegde personen opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal aangifte van 16 augustus 2019 (p. 22 tot en met 24).
3.Proces-verbaal van bevindingen van 22 augustus 2019 (p. 27).
4.Proces-verbaal aangifte van 23 augustus 2019 (p. 47).
5.Proces-verbaal van verhoor getuige van 23 augustus 2019 (p. 50).
6.Proces-verbaal van bevindingen van 27 augustus 2019 (p. 52 en 53).
7.Proces-verbaal van bevindingen van 26 augustus 2019 (p. 60).
8.Proces-verbaal van aangifte van 26 augustus 2019 (p. 63).
9.Proces-verbaal van bevindingen van 27 augustus 2019 (p. 66).
10.Proces-verbaal herkenning persoon door opsporingsambtenaar (p. 72).
11.Proces-verbaal aangifte van 27 augustus 2019 (p. 84 en 85).
12.Proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2019 (p. 87).
13.Proces-verbaal van bevindingen van 27 augustus 2019 (p. 41).
14.Proces-verbaal aangifte van 27 augustus 2019 (p. 75 tot en met 77).
15.Proces-verbaal van verhoor getuige van 27 augustus 2019 (p. 78).
16.Proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2019 (p. 80).
17.Proces-verbaal aangifte van 3 september 2019 (p. 3 en 4).
18.Proces-verbaal van bevindingen van 3 september 2019 (p. 7).
19.Proces-verbaal van bevindingen van 27 augustus 2019 (p. 41).