In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 2 maart 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. G.M. Roze, en de gedaagde, Keolis Nederland B.V., vertegenwoordigd door J.E. Middelveld. De eiser, die als uitzendkracht bij Randstad Nederland B.V. werkte, vorderde de hervatting van zijn werkzaamheden als buschauffeur bij Keolis en een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De eiser stelde dat hij voldeed aan de voorwaarden van de CAO-OV voor een arbeidsovereenkomst na achttien maanden werkzaam te zijn geweest bij dezelfde inlenende werkgever.
De procedure begon met een dagvaarding op 12 februari 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 20 februari 2020. De eiser voerde aan dat hij recht had op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, omdat hij aan de voorwaarden voldeed. Keolis betwistte dit en voerde aan dat de eiser niet aan de vereiste achttien maanden had voldaan, omdat de eerste detacheringsperiode niet meetelde voor de berekening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden van de CAO-OV, omdat de tweede detacheringsperiode korter was dan achttien maanden en de eerste periode niet relevant was voor de opleiding tot buschauffeur. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Keolis, die tot dat moment waren begroot op € 720,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.