ECLI:NL:RBOVE:2020:952

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
5 maart 2020
Zaaknummer
C/08/242758 / KG ZA 20-8
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning na beëindiging van een affectieve relatie met minderjarige kinderen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is op 19 februari 2020 een vonnis in kort geding uitgesproken. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.M. Elfrink, vorderde de ontruiming van de woning die zij op 1 juni 2017 in eigendom had verkregen. De gedaagde, die zich per 27 december 2019 op hetzelfde adres had ingeschreven, was niet verschenen tijdens de voortgezette behandeling op 12 februari 2020. De partijen hadden een affectieve relatie van 2002 tot 2019 en uit deze relatie zijn drie minderjarige kinderen geboren. De eiseres verblijft momenteel met de kinderen in een safehouse.

De eiseres vorderde onder andere dat de gedaagde de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis zou verlaten en ontruimen, met afgifte van de sleutels. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar was, omdat de gedaagde de woning reeds had leeggehaald en niet meer was verschenen. De gevorderde dwangsom werd echter afgewezen, omdat de eiseres niet had onderbouwd waarom deze nodig was. Ook de machtiging voor de eiseres om zelf de ontruiming uit te voeren met behulp van de sterke arm werd afgewezen, omdat dit niet op de wet berustte.

De voorzieningenrechter besloot dat de gedaagde zich binnen drie dagen na de ontruiming diende uit te schrijven uit het bevolkingsregister op het adres van de woning. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de gedaagde werd veroordeeld tot de ontruiming van de woning en het uitschrijven uit het bevolkingsregister.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer : C/08/242758 / KG ZA 20-8
Vonnis in kort geding van 19 februari 2020
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
advocaat: mr. E.M. Elfrink te Hengelo (O),
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 januari 2020 inclusief producties,
- de mondelinge behandeling gehouden op 29 januari 2020, waarbij [eiseres] is verschenen, bijgestaan door mr. E.M. Elfrink. Ook [gedaagde] is verschenen, hij heeft een verklaring voorgedragen en overgelegd. De mondelinge behandeling is vervolgens aangehouden en voortgezet op 12 februari 2020, waarbij [eiseres] en mr. Elfrink zijn verschenen. [gedaagde] is niet verschenen.
- de aantekeningen van de griffier van het verhandelde ter zitting van 29 januari 2020 en
12 februari 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad van 2002 tot 2019.
2.2.
Uit de relatie van partijen zijn drie, thans nog minderjarige, kinderen geboren.
2.3.
[eiseres] heeft de woning aan [het adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) op 1 juni 2017 in eigendom verkregen. De woning is volledig eigendom van [eiseres] .
2.4.
[eiseres] verblijft met de minderjarige kinderen in een safehouse.
2.5.
Per 27 december 2019 heeft [gedaagde] zich ingeschreven aan [het adres] te [woonplaats] .

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert -samengevat- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [gedaagde] te veroordelen om de woning staande en gelegen aan [het adres] te [woonplaats] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, te verlaten en te ontruimen met afgifte van de sleutels van de woning, de woning aan [eiseres] ter vrije beschikking te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag,
- [eiseres] te machtigen om, indien [gedaagde] met de bevolen ontruiming in gebreke blijft, op kosten van [gedaagde] de ontruiming zelf te bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm van politie en justitie,
- [gedaagde] te veroordelen om zich binnen drie dagen na betekening van dit vonnis in het bevolkingsregister uit te schrijven op [het adres] te [woonplaats] , op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag,
- [gedaagde] te veroordelen in de (na)kosten van deze procedure,
- althans een zodanige beslissing te nemen als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren.
3.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van [eiseres] .
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij de kort geding dagvaarding zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen.
4.2.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vorderingen van [eiseres] .
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende en meestal onomkeerbare maatregel is. Gezien de ernst van de gevolgen voor de betrokken persoon kan daarom een ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening slechts worden uitgesproken, indien het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter (wanneer zijn oordeel wordt gevraagd) de betrokken persoon tot ontruiming zal veroordelen.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling in kort geding van 29 januari 2020 heeft [gedaagde] toegezegd dat [eiseres] met de minderjarige kinderen terug kan keren naar de woning en dat hij de woning zal verlaten. Tussen partijen is overeengekomen dat de zaak twee weken zou worden aangehouden, zodat [gedaagde] de gelegenheid had om in die periode andere woonruimte te zoeken. Dit betekent dat de vordering van [eiseres] door [gedaagde] feitelijk niet is weersproken. Tijdens de voortgezette behandeling op 12 februari 2020 is [gedaagde] niet verschenen.
[eiseres] heeft ter zitting gesteld dat de woning door [gedaagde] leeg is gehaald maar dat de sleutels niet worden ingeleverd. [eiseres] heeft belang bij een vonnis en handhaaft haar vordering. Nu [gedaagde] niet (meer) is verschenen, zal de voorzieningenrechter de gevorderde ontruiming toewijzen. De gevorderde dwangsom zal de voorzieningenrechter echter afwijzen. [eiseres] heeft niet onderbouwd op grond waarvan een extra prikkel om tot ontruiming over te gaan in de vorm van een dwangsom nodig is. Dit klemt te meer nu [eiseres] ter zitting heeft aangegeven dat [gedaagde] de woning reeds heeft leeggehaald. Voor het overige geldt dat, met toewijzing van de vordering tot ontruiming, zij een titel heeft om via de weg van de reële executie, tot ontruiming over te gaan.
4.5.
De verzochte machtiging van [eiseres] om de ontruiming zonodig zelf uit te voeren met behulp van de sterke arm zal worden afgewezen, nu deze niet op de wet berust.
Artikel 556 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schrijft voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. Onverenigbaar met die regel is dat de voorzieningenrechter niettemin [eiseres] zou machtigen om zelf de ontruiming te bewerkstelligen. De deurwaarder zelf behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent hij immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
4.6.
[eiseres] heeft ten slotte voldoende belang gesteld bij haar vordering dat [gedaagde] zich na betekening van het vonnis dient uit te schrijven in het bevolkingsregister op het adres van de woning. [gedaagde] heeft hiertegen bovendien geen afzonderlijk verweer gevoerd. De gevorderde dwangsom als prikkel tot het uitschrijven van [gedaagde] uit het bevolkingsregister zal worden afgewezen, omdat het ontruimingsvonnis getuige de verklaring van [eiseres] ter zitting voldoende is/moet zijn om het adres van [gedaagde] in onderzoek te plaatsen, mocht [gedaagde] zich niet reeds hebben uitgeschreven.
4.7.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding af te wijken van het gangbare uitgangspunt dat de proceskosten in een zaak als de onderhavige, waarin het geschil voortvloeit uit de (beëindigde) relatie tussen partijen, tussen partijen zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie (3) dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [het adres] te [woonplaats] te verlaten en te ontruimen en verlaten en ontruimd te houden onder gelijktijdige afgifte van de bij de woning behorende sleutels aan [eiseres] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om zich uiterlijk binnen drie (3) dagen na de in 5.1 van dit vonnis uitgesproken ontruiming, te doen uitschrijven als bewoner op het adres van de woning aan [het adres] te [woonplaats] ,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van het geding aldus dat elke partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J. Koopmans en in het openbaar uitgesproken op
19 februari 2020.