ECLI:NL:RBOVE:2021:1090

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 maart 2021
Publicatiedatum
15 maart 2021
Zaaknummer
ak_20 _ 1416
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzage in persoonsgegevens op grond van de AVG; geloofwaardigheid van de mededeling van verweerder over afwezigheid van persoonsgegevens

In deze zaak heeft eiser, naar aanleiding van een verzoek om inzage in zijn persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had eerder verzocht om inzage in persoonsgegevens die over hem waren verzameld in Malta, gerelateerd aan een gesprek tussen verschillende ministeries. Het primaire besluit van 11 december 2019 gaf eiser inzage in bepaalde persoonsgegevens, maar eiser was van mening dat dit overzicht niet compleet was.

De rechtbank Overijssel heeft op 15 maart 2021 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 4 maart 2021 zijn partijen niet verschenen. De rechtbank heeft overwogen dat de mededeling van verweerder dat er geen aanvullende persoonsgegevens beschikbaar zijn, geloofwaardig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er geen andere gegevens over eiser beschikbaar zijn, en dat het verzoek om inzage in persoonsgegevens op de juiste wijze is behandeld.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de datum van uitspraak. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1416

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: S. Raterink.

Procesverloop

Bij besluit van 11 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser, naar aanleiding van het op 16 juni 2019 door eiser ingediende en op 19 oktober 2019 gerappelleerde verzoek om informatie over zijn persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG), inzage gegeven in de persoonsgegevens die in het in het besluit genoemde en bijgevoegde document zijn gevonden.
Bij besluit van 5 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiser tegen dat besluit ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2021.
Partijen zijn aldaar, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser heeft verweerder bij brief van 16 juni 2019 onder meer op grond van de AVG verzocht om inzage in persoonsgegevens die over hem zouden zijn verzameld in Malta en zijn besproken tijdens een op 24 januari 2019 gehouden gesprek tussen vertegenwoordigers van verschillende ministeries. Dat gesprek vond plaats naar aanleiding van een probleem dat ontstond toen het onder Nederlandse vlag varende schip de [naam] schipbreukelingen had opgepikt en voor kust van Malta lag te wachten tot die schipbreukelingen zouden worden opgenomen door de EU-landen.
Bij brief van 19 oktober 2019 heeft eiser gerappelleerd en verzocht om alsnog op het eerdere schrijven te reageren.
Bij besluit van 11 december 2019 heeft verweerder dit verzoek ingewilligd door eiser een overzicht te verstrekken met de navolgende informatie:
  • de doeleinden van de verwerkingen
  • de categorieën van persoonsgegevens en een kopie van de verwerkt
persoonsgegevens
  • de (categorieën) ontvangers aan wie de persoonsgegevens worden verstrekt
  • de bewaartermijn van de persoonsgegevens
  • de bron van de persoonsgegevens
Tevens heeft verweerder als bijlage een kopie van het gehoor Malta van 21 januari 2019 meegezonden, waarbij is aangegeven dat een verzoek om een dergelijke kopie in feite niet gelijk is te stellen met een verzoek om informatie op grond van artikel 15 van de AVG.
De nadien door eiser ingediende bezwaren heeft verweerder bij het thans bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij is aangegeven dat eiser met het primaire besluit inzage heeft gegeven in de gevraagde persoonsgegevens. Daarnaast is vermeld dat het interne stuk waar die persoonsgegevens in voorkomen, bij het primaire besluit is meegezonden en dat verweerder niet beschikt over gespreksverslagen, rapporten en/of documenten van het door eiser genoemde overleg met [naam] en dan ook geen andere persoonsgegevens heeft.
2. Eiser is het met het bestreden besluit niet eens. Het door verweerder verstrekte overzicht van de persoonsgegevens is volgens eiser niet compleet. Eiser heeft aangevoerd dat verweerders dienst, althans overheidsdiensten, blijkens informatie van [naam] gesprekken heeft/hebben gevoerd waarbij elke schipbreukeling afzonderlijk met naam en toenaam is besproken. Op basis van die gesprekken is ingestemd om enkele schipbreukelingen, waaronder eiser op te nemen in de Nederlandse asielprocedure. Eiser wijst er op dat elke informatie die herleidbaar is tot een persoon dient te worden opgevat als een persoonsgegeven in de zin van de AVG en dat niet wordt gevraagd naar het ambtelijk dossier, maar naar de verwerking van persoonsgegevens in Malta door verweerder, dan wel de gegevens van de verwerking in het kader van de gesprekken die gevoerd zijn tussen verweerder en [naam] waarbij eiser indirect of direct onderwerp van het gesprek was.
3. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
4. Het inzagerecht in artikel 15 van de AVG is als volgt uitgewerkt:
1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a. de verwerkingsdoeleinden;
b. de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c. de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. de bron van de gegevens;
e. de duur van de opslag van de gegevens
(…)
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.
5. De rechtbank ziet geen grond voor de conclusie dat het verwerkingsoverzicht van verweerder onvolledig is, dan wel dat de door verweerder verrichte zoekslag onvoldoende is geweest. Zoals volgt uit de rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dient degene die stelt dat er méér persoonsgegevens moeten zijn, nadat het bestuursorgaan onderzoek naar die persoonsgegevens heeft gedaan en niet ongeloofwaardig heeft medegedeeld dat er niet meer persoonsgegevens zijn, aannemelijk te maken dat er wel meer persoonsgegevens dienen te zijn.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt niet over de door eiser genoemde gegevens te beschikken. Weliswaar is dit met de enkele ontkenning van de aanwezigheid van nadere stukken in de beslissing op bezwaar slechts summier gemotiveerd, maar gelet op de in het verweerschrift gegeven toelichting acht de rechtbank dit niet ongeloofwaardig. Uit de brief van [naam] blijkt immers niet dat bij het op 24 januari 2019 in Den Haag gehouden gesprek IND-ambtenaren waren betrokken en in die hoedanigheid persoonsgegevens zouden hebben verwerkt,.
Verweerder heeft daarbij aangegeven dat voor zover eiser heeft beoogd dat verweerder contact op diende te nemen met de (wel) betrokken ambtenaren van verschillende ministeries, het niet op de weg van verweerder ligt om na te gaan in welke gevallen door onderdelen van (andere) ministeries persoonsgegevens zijn verwerkt.
De rechtbank acht dit standpunt niet onjuist en is van oordeel dat verweerder zich kon beperken tot de vraag in hoeverre persoonsgegevens van eiser binnen haar eigen dienst (de IND) zijn verwerkt. Eiser kan zelf een inzageverzoek op grond van de AVG indienen bij de verschillende ministeries. In dat verband wijst de rechtbank erop dat in de brief van [naam] van 26 maart 2019 de bij het gesprek betrokken ambtenaren en onderdelen van de verschillende ministeries expliciet worden benoemd.
7. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de mededeling van verweerder dat er niet meer persoonsgegevens aanwezig zijn geloofwaardig is.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, in aanwezigheid van
M.W. Hulsman, als griffier op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.