4.4.De kans dat in de bodemprocedure wordt geoordeeld dat die overeenkomst rechtsgeldig is vernietigd c.q. alsnog moet worden vernietigd wegens het zich toen voordoen van dwaling en/of bedrog in de door [eiseres] aangeduide zin, wordt voorshands oordelend niet groot ingeschat. Dat oordeel behoeft de volgende toelichting:
- [eiseres] heeft destijds zeer ruim de tijd gehad om (samen met beoogd onderhuurder [A] ) te overdenken of zij mee wilde gaan in de destijds door Heineken voorgestelde onderhuurconstructie met Heineken als hoofdonderhuurder, en zulks in samenhang met andere afspraken. Het ondertekenen door haar van de Allonge op 27 april 2012 maakt duidelijk dat zij tot die datum ruim de mogelijkheid had om alsnog af te zien van participatie in de door Heineken beoogde huurconstructie/samenwerking. Daarvan is door haar geen gebruik gemaakt.
Het standpunt van [eiseres] dat zij destijds door Heineken in december 2011 “vlak voor de drukke kerstdagen” is “overvallen” en zij “toen heel snel moest beslissen”, lijkt dan ook weinig aannemelijk. Kennelijk heeft [eiseres] destijds alle tijd gehad om navraag te doen en om eventueel anders te willen dan Heineken wilde;
- de in het geding gebrachte schriftelijke verklaring van [A] (bijlage 29 van Heineken; een e-mailbericht van (de bestuurder van) de huurder van [eiseres] ,
[A] , aan verhuurster [eiseres] van 20 december 2018, is hierover zonder meer duidelijk:
“ (.....)
Wat betreft Heineken kan ik alleen maar het volgende zeggen; u(= [eiseres] ; toevoeging van de voorzieningenrechter
) heeft op 28, december 2011 ermee ingestemd dat Heineken huurintrede kreeg op [adres] . U en ik waren hierbij aanwezig. U heft mij dat ook duidelijk gevraagd of ik hier ook akkoord mee ging, ik heb dit positief beantwoord. Er is ook gesproken in het bijzijn van [D] van de Heineken, dat na al mijn betalingen van huurkoop de bierbonus volledig ten goede van mij zou komen. U zou als tussenhuurder het belang van uw speelautomaten exploitatie veiligstellen, en de maandelijkse huur ongewijzigd door factureren. Als bijkomende afspraak geldt dat de volledige opbrengst van deze automaten volledig ten gunste van u zouden zijn.(.......)
De volledige bierbonus komt mij na 2018 toe. Ik ben immers na het betalen van al mijn huurkoop verplichtingen eigenaar van de inventaris, en horeca exploitatie van [adres] .”;
- geheel conform de gemaakte afspraken heeft [eiseres] vanaf april 2012 tot augustus 2019 de overeengekomen (onder)huur steeds voldaan aan Heineken en is zij zelf de met [A] overeengekomen onderhuur blijven ontvangen. Aldus bleef de bedrijfsvoering van [eiseres] (in de vorm van alleen het uitwinnen van de in het cafébedrijf geplaatste speelmachines en gokautomaten) gehandhaafd en deelde zij voor de duur van de huurkoopovereenkomst van het cafébedrijf (inventaris en exploitatie waarvoor in totaal € 385.000,- is betaald aan [eiseres] ) met [A] 50% in de bierbonus;
- onaannemelijk lijkt dat de destijdse huurovereenkomst van [eiseres] met de opvolgend pandeigenaar is blijven bestaan zonder dat daarop huur werd betaald door [eiseres] aan [B] . Dat ook [B] dat standpunt is toegedaan, blijkt uit het feit dat [B] naar zeggen van [eiseres] in 2019 heeft geweigerd de huurbetalingen van [eiseres] alsnog onder die noemer te accepteren. Uit het noodgedwongen later niet (meer) terugstorten van overmakingen afkomstig van [eiseres] , kan voorshands oordelend niet (meer) een erkenning van het langjarig bestaan hebben van een huurovereenkomst tussen [eiseres] en [B] worden afgeleid. Overigens is in dit geding geen duidelijkheid verschaft door [eiseres] of en in hoeverre zij nadat zij gestopt was de huur door te betalen aan Heineken, zij die huur heeft afgedragen aan [B] . Door Heineken is hierover aangevoerd dat het ervoor moet worden gehouden dat [eiseres] , die sedert augustus 2019 door [A] aan haar betaalde huurpenningen onder zich heeft gehouden, deze is blijven houden en dat de gewraakte beslaglegging onder [A] een einde heeft gemaakt aan de betalingen van [A] aan haar. Voorshands oordelend, lijkt dit standpunt van Heineken bij gebrek aan verstrekte inhoudelijke duidelijkheid hierover van de zijde van [eiseres] , niet onjuist te zijn;
- indachtig het bovenstaande moet de kans groot worden geacht dat de in artikel 3:52 lid 2 Burgerlijk Wetboek aangeduide verjaring meebrengt dat in augustus 2019 geen vernietiging (meer) van de huurovereenkomst van partijen heeft plaatsgevonden door de hiervoor geduide buitengerechtelijke verklaring /e-mailbericht van 8 augustus 2019;
- ook als een nog te voeren verweer in de bodemzaak, moet – voorshands oordelend - een beroep op vernietigbaarheid van het door partijen overeengekomene geen grote kans op succes worden toegedicht. Een en ander dus om reden zoals hiervoor is uiteengezet.