ECLI:NL:RBOVE:2021:1150

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 maart 2021
Publicatiedatum
18 maart 2021
Zaaknummer
AK_20 _ 1883_1884
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerking van persoonsgegevens door ROZ-groep bij ToZo-aanvraag in het kader van de AVG

In deze zaak heeft eiser op 12 augustus 2020 een klacht ingediend bij de Regionale Organisatie Zelfstandigen (ROZ-groep) over de verwerking van zijn persoonsgegevens via een niet-beveiligd digitaal formulier. Eiser was van mening dat de ROZ-groep zijn persoonsgegevens niet ter zake dienend voor andere procedures dan zijn aanvraag om een ToZo-krediet had verspreid. De ROZ-groep heeft de klacht van eiser aangemerkt als een verzet in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en heeft besloten dat het verzet niet gerechtvaardigd was. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en tegelijkertijd een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.

De voorzieningenrechter heeft op 11 maart 2021 de zaak behandeld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de ROZ-groep als verwerker van persoonsgegevens optreedt en dat de verwerking van persoonsgegevens door de ROZ-groep niet in strijd is met de AVG. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de ROZ-groep een gerechtvaardigd belang heeft bij de verwerking van de persoonsgegevens van eiser, en dat de belangen van eiser niet zwaarder wegen dan dit gerechtvaardigde belang. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/1883 en 20/1884
uitspraak van de voorzieningenrechter op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Hengelo, verweerder,

gemachtigde: mr. M. van Dijk.

Procesverloop

Eiser heeft op 12 augustus 2020 bij de Regionale Organisatie Zelfstandigen (verder: ROZ-groep) geklaagd over het via internet op een niet-beveiligd digitaal formulier moeten verstrekken van zijn persoonsgegevens, die niet ter zake dienend zijn in andere procedures dan zijn aanvraag om in aanmerking te komen voor een “Bbz krediet zelfstandigen i.v.m. Corona” (verder: ToZo) en waarvan de ROZ-groep de verspreiding onvoldoende beperkt. Eiser heeft de ROZ-groep daarin verzocht zijn persoonsgegevens, na de afwijzing van zijn ToZo-aanvraag, niet integraal te verspreiden onder derde-partijen in enige bezwaar- en beroepsprocedure.
Bij besluit van 22 september 2020 (het bestreden besluit) heeft H.J.B. Huisstede, manager van de ROZ-groep, eisers klacht aangemerkt als een verzet (bezwaar) in de zin van artikel 21 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en namens verweerder besloten dat het verzet niet-gerechtvaardigd is.
Eiser heeft daartegen met instemming van verweerder rechtstreeks beroep ingesteld. Gelijktijdig heeft eiser een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter.
Bij brief d.d. 20 oktober 2020 heeft verweerder verzocht de onderhavige procedures gevoegd te behandelen met de procedures 20/1828 en 20/1830. Eiser heeft zich daar tegen verzet. De voorzieningenrechter heeft aan het verzoek van verweerder geen gehoor gegeven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Onmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak
1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
De gronden van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
2. Eiser voert in zijn beroepschrift aan dat de ROZ-groep bij de verwerking van zijn ToZo-aanvraag zijn persoonsgegevens in strijd met artikel 5, lid 1, aanhef en onder c, van de AVG heeft verspreid. Eiser stelt zich op het standpunt, dat de ROZ-groep:
  • ten onrechte claimt dat die gegevens nodig zijn voor de bepaling van zijn identiteit en de afhandeling van (vervolg)procedures;
  • daarvoor nooit toestemming heeft gevraagd en eiser die toestemming ook niet heeft verleend.
Eiser verzoekt de voorlopige voorziening te treffen dat verdere verspreiding van zijn persoonsgegevens wordt voorkomen.
Juridisch kader
3. Op 25 mei 2018 is Verordening 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (de AVG) van toepassing geworden. De AVG is sedert 25 mei 2018 rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat (artikel 99, derde lid, van de AVG).
Ingevolge artikel 4 van de AVG wordt voor de toepassing van deze verordening – onder meer – verstaan onder:
1) „persoonsgegevens”: alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon („de betrokkene”); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon;
2) „verwerking”: een bewerking of een geheel van bewerkingen met betrekking tot persoonsgegevens of een geheel van persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd via geautomatiseerde procedés, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, structureren, opslaan, bijwerken of wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op andere wijze ter beschikking stellen, aligneren of combineren, afschermen, wissen of vernietigen van gegevens;
3) „beperken van de verwerking”: het markeren van opgeslagen persoonsgegevens met als doel de verwerking ervan in de toekomst te beperken;
(…)
7) „verwerkingsverantwoordelijke”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een overheidsinstantie, een dienst of een ander orgaan die/dat, alleen of samen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt; wanneer de doelstellingen van en de middelen voor deze verwerking in het Unierecht of het lidstatelijke recht worden vastgesteld, kan daarin worden bepaald wie de verwerkingsverantwoordelijke is of volgens welke criteria deze wordt aangewezen;
8) „verwerker”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, een overheidsinstantie, een dienst of een ander orgaan die/dat ten behoeve van de verwerkingsverantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt;
(…).
In artikel 5, eerste lid, aanhef en onder c, van de AVG is bepaald: Persoonsgegevens moeten toereikend zijn, ter zake dienend en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt („minimale gegevensverwerking”).
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de AVG is de verwerking alleen rechtmatig indien en voor zover aan ten minste een van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
de betrokkene heeft toestemming gegeven voor de verwerking van zijn persoonsgegevens voor een of meer specifieke doeleinden;
(…);
de verwerking is noodzakelijk om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust;
(…);
de verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen;
(…).
In artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de AVG is bepaald, dat de betrokkene het recht heeft van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onredelijke vertraging wissing van hem betreffende persoonsgegevens te verkrijgen en de verwerkingsverantwoordelijke is verplicht persoonsgegevens zonder onredelijke vertraging te wissen wanneer – onder meer –het volgende geval van toepassing is: de betrokkene maakt overeenkomstig artikel 21, lid 1, bezwaar tegen de verwerking, en er zijn geen prevalerende dwingende gerechtvaardigde gronden voor de verwerking, of de betrokkene maakt bezwaar tegen de verwerking overeenkomstig artikel 21, lid 2.
In artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de AVG is bepaald dat de betrokkene het recht heeft van de verwerkingsverantwoordelijke de beperking van de verwerking te verkrijgen indien – voorzover relevant – het volgende element van toepassing is: de betrokkene heeft overeenkomstig artikel 21, lid 1, bezwaar gemaakt tegen de verwerking, in afwachting van het antwoord op de vraag of de gerechtvaardigde gronden van de verwerkings-verantwoordelijke zwaarder wegen dan die van de betrokkene.
Op grond van artikel 21, eerste lid, van de AVG heeft de betrokkene te allen tijde het recht om vanwege met zijn specifieke situatie verband houdende redenen bezwaar te maken tegen de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens op basis van artikel 6, lid 1, onder e)
of f), van artikel 6, lid 1, met inbegrip van profilering op basis van die bepalingen. De verwerkingsverantwoordelijke staakt de verwerking van de persoonsgegevens tenzij hij dwingende gerechtvaardigde gronden voor de verwerking aanvoert die zwaarder wegen dan de belangen, rechten en vrijheden van de betrokkene of die verband houden met de
instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering.
Beoordeling
4. Eisers beroep en zijn verzoek om een voorlopige voorziening zien – gelet op het verhandelde ter zitting – op het voorkomen van de verdere verspreiding van zijn gegevens, anders dan zijn naam, adres en woonplaats (bedoeld zijn met name: BSN-nummer, geboortedatum en bankrekeningnummer), door de ROZ-groep aan het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal en verweerder, en ook aan de rechtbank Overijssel.
De voorzieningenrechter stelt vast, dat de door eiser genoemde gegevens zijn aan te merken als persoonsgegevens in de zin van artikel 4, aanhef en onder 1, van de AVG en dat de wijze waarop de persoonsgegevens door de ROZ-groep zijn verspreid is aan te merken als verwerking in de zin van artikel 4, aanhef en onder 2, van de AVG.
Het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal en verweerder dienen als beslissingsbevoegde organen, voor zover dat het al of niet toekennen van ToZo-uitkeringen aan de in hun gemeentes gevestigde zelfstandigen betreft, te worden aangemerkt als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, aanhef en onder 7, van de AVG. Verweerder dient daarnaast ook, als beslissingsbevoegd orgaan over de verzetten tegen de verwerking van persoonsgegevens, als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4, aanhef en onder 7, van de AVG te worden aangemerkt. De ROZ-groep dient te worden aangemerkt als de verwerker in de zin van artikel 4, aanhef en onder 8 van de AVG, zijnde de overheidsinstantie die de persoonsgegevens ten behoeve van en binnen een gemeenschappelijke regeling voor de bovengenoemde verwerkingsverantwoordelijken feitelijk verwerkt.
5. Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de AVG heeft eiser het recht om bezwaar te maken tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens als deze plaats vindt op basis van artikel 6, eerste lid, onder e of f, van de AVG. Ter zitting is onduidelijk gebleven op welke grondslag de verwerking volgens partijen plaats vindt, hetzij artikel 6, eerste lid, aanhef onder c, van de AVG, hetzij artikel 6, eerste lid, aanhef onder e, van de AVG. Omdat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het verwerken van de persoonsgegevens van eiser door de ROZ-groep hoe dan ook kan worden begrepen onder één van deze leden van artikel 6 van de AVG zal de voorzieningenrechter op grond van artikel 21, eerste lid, van de AVG beoordelen of er dwingende gerechtvaardigde gronden zijn voor de verwerking die zwaarder wegen dan de belangen, rechten en vrijheden van eiser. Wanneer dergelijke dwingende gerechtvaardigde gronden voor de verwerkingsverantwoordelijke niet aanwezig zijn of wanneer de belangen, rechten en vrijheden van eiser zwaarder wegen dan het belang van de verwerkingsverantwoordelijke bij de verwerking van de persoonsgegevens, dient de verwerkingsverantwoordelijke de verwerking van de persoonsgegevens ingevolge artikel 21 te staken en de persoonsgegevens ingevolge artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, zonder onredelijke vertraging te wissen, dit laatste tenzij zich een uitzonderingsgrond als bedoeld in artikel 17, derde lid, van de AVG voordoet.
Niet in geschil is, dat de ROZ-groep ten behoeve van de beide genoemde verwerkingsverantwoordelijke colleges optreedt als verwerker van persoonsgegevens die dienen ter beoordeling van het recht van een aanvrager op een ToZo-uitkering en de beslissing daarover door de colleges. Daarvoor is het noodzakelijk dat de aanvrager kan worden geïdentificeerd zodat zijn recht op die uitkering kan worden getoetst én dat de uitkering ook daadwerkelijk aan hem kan worden toegekend. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben de beide verwerkingsverantwoordelijken als beslissingsbevoegde organen dan ook een gerechtvaardigd belang bij het verzamelen van de persoonsgegevens van elke aanvrager. Dat de ROZ-groep in het kader van dat gerechtvaardigde belang van elke aanvrager persoonsgegevens verwerkt zoals: naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geslacht, burger-servicenummer, bankrekeningnummer, telefoonnummer en email-adres, acht de voorzieningenrechter dan ook niet in strijd met de artikelen 5 en 6 van de AVG.
Tegenover het gerechtvaardigde belang van de beide colleges staat het door eiser gestelde belang, dat er kort gezegd op neerkomt dat geen gegevens van hem bij onbevoegden terecht komen. Daartoe stelt eiser dat de ROZ-groep een onbetrouwbare organisatie is, die misbruik maakt van zijn gegevens en deze uit rancune verspreid onder derden, waardoor eiser aantoonbaar schade leidt. De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien hiervan in de eerste plaats dat het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal en verweerder niet als onbevoegde derden kunnen worden beschouwd. Zij zijn immers verwerkingsverantwoordelijk. Voorts overweegt de voorzieningenrechter dat eiser in het geheel niet aannemelijk heeft gemaakt dat de ROZ-groep uit rancune misbruik maakt van zijn gegevens, noch dat die gegevens voor andere doeleinden worden gebruikt dan waarvoor zij bedoeld zijn om te worden verwerkt, namelijk de toetsing van zijn ToZo-aanvraag.
De voorzieningenrechter komt dan ook tot oordeel dat het gerechtvaardigde belang van de beide colleges zwaarder weegt dan het belang van eiser.
Dat eiser hiervoor geen toestemming heeft verleend maakt dat niet anders. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de AVG is de verwerking van zijn persoonsgegevens immers ook rechtmatig te achten als aan een van de andere daarin gegeven voorwaarden is voldaan.
Voor de behandeling door verweerder van eisers verzet tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens door de ROZ-groep acht de voorzieningenrechter het doorleiden van die gegevens aan verweerder evenmin in strijd met het bepaalde in artikel 5 en 6 van de AVG.
Op die rechtsmiddelen is immers het procedurele regime van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Verweerder dient dan ook in dat kader te beschikken over de persoonsgegevens die door de ROZ-groep van eiser zijn verwerkt met het oog op de beoordeling van zijn ToZo-aanvraag en is gehouden op dat verzet een inhoudelijke beslissing te nemen. Dat geldt evenzeer voor het indienen bij de rechtbank Overijssel van de stukken die aan die beslissing ten grondslag hebben gelegen en waarin die gegevens zijn vermeld. Verweerder is daartoe dwingendrechtelijk verplicht.
6. Het bestreden besluit dient dan ook in stand te worden gelaten. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
7. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat dan geen grond. Het verzoek daartoe wordt daarom afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.K. Witteveen, griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier voorzieningenrechter is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrecht-spraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningen-rechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.