ECLI:NL:RBOVE:2021:1211

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
22 maart 2021
Zaaknummer
8567535 \ CV EXPL 20-2367
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een factuur na beëindiging van een overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft eiseres, een besloten vennootschap, gedaagde een offerte gestuurd voor herstelwerkzaamheden aan zijn woning, welke gedaagde heeft aanvaard. De werkzaamheden zijn echter vroegtijdig beëindigd, waarna eiseres een factuur heeft gestuurd voor de reeds verrichte werkzaamheden. Gedaagde heeft deze factuur onbetaald gelaten en stelt dat de kosten niet in verhouding staan tot het geleverde werk. De kantonrechter heeft eerder in de procedure een mondelinge behandeling gehouden en op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting een oordeel geveld.

De kantonrechter oordeelt dat gedaagde een bedrag van € 1.104,98 aan eiseres moet betalen, wat overeenkomt met een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon, zoals bedoeld in artikel 7:411 lid 1 BW. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres 40% van de overeengekomen werkzaamheden heeft verricht en dat gedaagde voordeel heeft gehad van deze werkzaamheden. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten, omdat hij grotendeels in het ongelijk is gesteld. De kantonrechter heeft de proceskosten begroot op € 833,85 en de buitengerechtelijke incassokosten op € 165,75. Dit vonnis is uitgesproken op 23 februari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8567535 \ CV EXPL 20-2367
Vonnis van 23 februari 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres] .,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen eiseres,
gemachtigde: Bouma Zeiger Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen gedaagde,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Eerder heeft de kantonrechter in deze zaak vonnis tussen partijen gewezen, dat is uitgesproken op 6 oktober 2020. Daarin heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald.
1.2.
Op 5 januari 2021 heeft eiseres een akte met producties overgelegd. Vervolgens heeft er op 15 januari 2021 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen, waarbij eiseres is bijgestaan door haar gemachtigde. De griffier heeft van wat er besproken is aantekeningen gemaakt.
1.3.
De kantonrechter is hiermee voldoende ingelicht om een beslissing te kunnen nemen. Die beslissing wordt vandaag in dit vonnis opgenomen en toegelicht.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

Waar dit geschil over gaat

2.1.
Eiseres heeft gedaagde op 21 oktober 2019 een offerte gestuurd voor het uitvoeren van herstelwerkzaamheden vanwege waterschade aan de woning van gedaagde. De kosten van deze werkzaamheden zijn begroot op € 5.710,17 inclusief btw. Gedaagde is met de offerte akkoord gegaan. Op dinsdagmiddag 14 januari 2020 is eiseres gestart met de werkzaamheden. Vervolgens heeft er zich op 16 januari 2020 een situatie voorgedaan, waardoor de verstandhouding tussen partijen zodanig verstoord is geraakt dat zij hebben besloten om de overeengekomen werkzaamheden niet te vervolgen. Partijen hebben toen afgesproken dat eiseres voor de reeds uitgevoerde werkzaamheden een ‘nette factuur’ aan gedaagde zou sturen. Op 23 januari 2020 heeft eiseres gedaagde een factuur gestuurd van in totaal € 1.684,22 inclusief btw. Gedaagde heeft deze factuur onbetaald gelaten.
2.2.
De factuur van eiseres is als volgt opgebouwd:
Omschrijving
Aantal
Prijs p/e
Totaal
Werkvoorbereiding, calculatie, opname
1,00
343,81
343,81
X
16,50
51,45
848,93
Opname, calculatie 2e schade
1,00
90,00
90,00
Knauf gipsplaat
7,2 m2
2,98
21,46
Bouwafval
0,5 m3
80,00
40,00
Hardhouten plint
4,90
1,05
5,15
Grabber snelbouwschroef
1,00
11,55
11,55
Primewood FSC
9,80 m1
0,92
9,02
Vuren geschaafd
2,70 m1
1,64
4,43
Knauf gipsplaat
1,56 m2
2,98
4,65
Knauf stucplaat
3,20 m2
3,04
9,73
Primewood FSC plint
4,90
0,65
3,19
€ 1.391,92 (excl. btw)
€ 1.684,22 (incl. 21% btw)
2.3.
In dit geschil staat de vraag centraal of gedaagde een bedrag moet betalen voor de door eiseres verrichte werkzaamheden en zo ja, wat de hoogte van dit bedrag is.
Wat eiseres wil
2.4.
Eiseres stelt dat zij - conform de afspraak - een nette factuur aan gedaagde heeft gestuurd, waarbij alleen de gewerkte uren en gebruikte materialen in rekening zijn gebracht. Eiseres wil daarom dat de kantonrechter gedaagde alsnog veroordeelt tot betaling van de factuur. Omdat de factuur niet op tijd betaald is, vraagt eiseres ook een vergoeding voor wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tot slot wil eiseres dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
Het verweer van gedaagde daartegen
2.5.
Gedaagde is niet bereid om de factuur te betalen. Hij is van mening dat kwijtschelding van de factuur gezien de omstandigheden van het geval redelijk zou zijn. Gedaagde voert hiertoe onder andere aan dat de factuur niet reëel is, omdat deze niet in verhouding staat tot het resultaat van het geleverde werk. Verder voert hij aan dat de oorzaak van het vroegtijdig beëindigen van de werkzaamheden bij eiseres ligt. Tot slot stelt gedaagde zich op het standpunt dat de extra kosten (de wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten) niet voor zijn rekening moeten komen, omdat eiseres nooit een terugkoppeling heeft gegeven op de bezwaren die gedaagde tegen de factuur heeft geuit, terwijl zij dat volgens gedaagde wel had toegezegd.
Het oordeel van de kantonrechter
2.6.
De kantonrechter is van oordeel dat gedaagde het grootste deel van de factuur, namelijk een bedrag van € 1.104,98 inclusief btw, aan eiseres moet betalen. Daarnaast moet gedaagde ook de extra kosten (de wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten) naar rato aan eiseres vergoeden. Deze beslissing wordt als volgt toegelicht.
Naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon
2.7.
De kantonrechter stelt voorop dat er sprake is van een overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:405 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bovendien staat vast dat de overeenkomst is geëindigd voordat deze was volbracht. Artikel 7:411 lid 1 BW bepaalt dat de opdrachtnemer in zo’n geval recht heeft op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. Op grond van voornoemd artikel zal de kantonrechter bij de bepaling van het redelijk loon rekening houden met de reeds door eiseres verrichte werkzaamheden, het voordeel dat gedaagde daarvan heeft en de grond waarop de overeenkomst is geëindigd. Overige omstandigheden die voor de bepaling daarvan van belang kunnen zijn, zijn niet gesteld. De kantonrechter overweegt als volgt.
2.8.
Met betrekking tot de reeds door eiseres verrichte werkzaamheden heeft eiseres ter zitting desgevraagd aangegeven dat zij voor het uitvoeren van de werkzaamheden een week (vijf werkdagen) had ingepland. De opdracht is echter na twee werkdagen (14 en 16 januari een halve dag en 15 januari een hele dag) in onderling overleg vroegtijdig beëindigd. Aangenomen moet hierdoor worden dat eiseres twee vijfde deel (40%) van de overeengekomen werkzaamheden heeft verricht.
2.9.
De kantonrechter is van oordeel dat gedaagde voordeel heeft gehad van de door eiseres gedurende deze dagen uitgevoerde werkzaamheden. Gedaagde heeft wel aangevoerd dat de kwaliteit van die werkzaamheden benedenmaats zou zijn, maar hij heeft dit naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende (met stukken) onderbouwd. Bovendien wordt in het door gedaagde overgelegde geluidsfragment ook alleen gesproken over het sturen van een nette factuur en wordt de kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden daarbij niet ter discussie gesteld. Daarbij komt dat gedaagde de werkzaamheden nog niet had afgerond. Hierdoor kan over het eindresultaat nog geen gedegen oordeel worden gegeven.
2.10.
Met betrekking tot de grond waarop de overeenkomst is geëindigd overweegt de kantonrechter tot slot als volgt. Gedaagde heeft aangevoerd dat de situatie die tot beëindiging van de overeenkomst heeft geleid, volledig is te wijten aan (uitspraken van een werknemer van) eiseres. De kantonrechter kan uit wat partijen hier over en weer over hebben aangevoerd niet afleiden wat er precies is gebeurd. Wel kan uit het geluidsfragment worden opgemaakt dat de betreffende werknemer hiervoor zijn excuses heeft aangeboden en dat partijen vervolgens hebben besloten om uit elkaar te gaan en dat zij hier bepaalde afspraken over hebben gemaakt. Niet gesteld of gebleken is dat zij bij het maken van die afspraken niet al rekening hebben gehouden met de reden van het eindigen van de overeenkomst. De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om dit bij het bepalen van het redelijk loon nu (alsnog of nogmaals) te doen.
2.11.
De kantonrechter zal, rekening houdende met het hiervoor overwogene, hierna het door gedaagde aan eiseres te betalen loon vaststellen. Per factuuronderdeel zal worden beoordeeld of, en zo ja, welk deel van de kosten als redelijk loon dienen te worden aangemerkt.
Materiaalkosten en bouwafval
2.12.
Eiseres heeft in totaal een bedrag van € 132,11 inclusief btw aan materiaalkosten en kosten wegens bouwafval in rekening gebracht (som: € 21,46 + € 40,00 + € 5,15 + € 9,02 +
€ 4,43 + € 4,65 + € 9,73 + € 3,19 = € 109,18 plus 21% btw).
2.13.
De kantonrechter is van oordeel dat gedaagde deze kosten volledig aan eiseres moet vergoeden. Gedaagde heeft namelijk niet betwist dat dit redelijke kosten zijn, die door eiseres zijn gemaakt ten behoeve van het (gedeeltelijk) uitvoeren van de overeenkomst. Bovendien moet worden aangenomen dat gedaagde hier in zekere zin ook profijt van heeft gehad, nu niet is betwist dat deze materialen ook daadwerkelijk gebruikt zijn.
Kosten werkvoorbereiding en calculatie
2.14.
Verder heeft eiseres € 343,81 exclusief btw in rekening gebracht voor de werkvoorbereiding en calculatie van de eerste offerte. De kantonrechter is van oordeel dat twee vijfde deel (40%) hiervan voor vergoeding in aanmerking komt. Dat is een bedrag van
€ 166,40 inclusief btw (som: 40% van € 343,81 plus 21% btw). De kantonrechter merkt deze kosten als redelijk loon aan, omdat - zoals hiervoor al is vastgesteld - moet worden aangenomen dat eiseres 40% van de geoffreerde werkzaamheden heeft verricht. Het standpunt van eiseres dat het aantal bestede uren in werkelijkheid zelfs nog hoger ligt dan het door haar gefactureerde bedrag en dat hierdoor het totale bedrag voor vergoeding in aanmerking moet komen, volgt de kantonrechter niet. Eiseres heeft weliswaar aangegeven dat deze uren zijn gemaakt omdat zij afspraken met onderaannemers moest maken en weer af moest zeggen en zij haar werknemer (de heer [X] ) moest aansturen, maar zij heeft deze uren verder op geen enkele manier inzichtelijk gemaakt.
2.15.
Ook heeft eiseres € 90,00 exclusief btw in rekening gebracht voor het calculeren van een tweede schade (goten en overstek gevels). Deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Eiseres heeft namelijk niet toegelicht waarom deze kosten voor rekening van gedaagde zouden moeten komen, terwijl de geoffreerde werkzaamheden niet door gedaagde akkoord zijn bevonden en ook niet door eiseres zijn uitgevoerd. Naar het oordeel van de kantonrechter is er dan ook geen juridische grondslag om deze kosten als redelijk loon aan te merken.
Uren [X]
2.16.
Tot slot heeft eiseres een bedrag van € 1.027,21 inclusief btw (€ 848,93 plus 21% btw) in rekening gebracht vanwege 16,5 uur die de heer [X] besteed zou hebben aan uitvoering van de opdracht.
2.17.
De kantonrechter is van oordeel dat 15,5 uur van [X] voor vergoeding in aanmerking komt. Eén uur hoeft gedaagde niet te vergoeden, omdat ter zitting is gebleken dat dit uur is besteed aan het ophalen van de materialen na beëindiging van de opdracht. Dit zijn dus geen kosten die ter uitvoering van de opdracht zijn gemaakt. Deze kosten worden daarom niet als redelijk loon aangemerkt. De overige uren moet gedaagde wel betalen. Eiseres heeft deze uren namelijk met urenbriefjes onderbouwd en tussen partijen is ook niet in geschil dat [X] op deze uren daadwerkelijk in de woning van gedaagde aan het werk is geweest.
2.18.
Met betrekking tot de hoogte van het uurloon stelt de kantonrechter voorop dat alleen de werkelijke kosten als redelijk loon moeten worden aangemerkt. Ter zitting heeft eiseres desgevraagd aangegeven dat de echte kosten die zij voor de heer [X] betaalt niet de gefactureerde € 51,45 exclusief btw per uur bedragen, maar € 41,- plus 2 a 3 euro per uur aan reiskosten. Gedaagde heeft dit betwist. Volgens hem bedragen de werkelijke kosten € 27,50 per uur. Nu gedaagde deze stelling echter op geen enkele manier heeft onderbouwd en het door eiseres genoemde bedrag de kantonrechter niet onredelijk voorkomt, zal de kantonrechter het uurtarief op € 43,- exclusief btw vaststellen.
2.19.
Dit alles betekent dat de vergoeding voor de uren van [X] op € 806,47 inclusief btw zal worden vastgesteld (15,5 x 43,- plus 21% btw).
Conclusie
2.20.
Uit het voorgaande volgt dat gedaagde als redelijk loon het volgende bedrag aan eiseres moet betalen:
- materiaalkosten € 132,11 incl. btw
- werkvoorbereiding en calculatie 166,40 incl. btw
- uren -
806,47incl. btw
Totaal €
1.104,98 incl. btw
De kantonrechter zal gedaagde daartoe veroordelen.
Het verweer tegen de extra kosten
2.21.
Eiseres heeft een vergoeding van extra kosten (wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten) gevraagd. Gedaagde verweert zich tegen deze kosten en voert hiertoe aan dat hij bij eiseres zijn ongenoegen over (de hoogte van) de factuur heeft geuit en dat eiseres toen toegezegd heeft dat zij hier op terug zou komen. Dat is echter niet gebeurd, aldus gedaagde. De kantonrechter is van oordeel dat het verweer van gedaagde niet kan slagen en licht dit als volgt toe.
2.22.
In reactie op het standpunt van gedaagde heeft eiseres ter zitting aangegeven dat het klopt dat zij met gedaagde had afgesproken dat zij gedaagde zou terugbellen over de hoogte van de factuur. Volgens eiseres heeft zij dat ook gedaan, maar heeft zij geen contact met gedaagde kunnen krijgen. Hier heeft eiseres gedaagde op 3 maart 2020 ook een e-mail over gestuurd (productie 7 bij dagvaarding). De kantonrechter is van oordeel dat het gelet op deze betwisting door eiseres op de weg van gedaagde lag om zijn standpunt nader te onderbouwen. Gedaagde had bijvoorbeeld telefoongegevens kunnen overleggen. Dat heeft hij echter niet gedaan. De kantonrechter neemt daarom aan dat eiseres terecht heeft kunnen besluiten om haar vordering uit handen te geven. Nu gedaagde bovendien al in de eerste reactie op de aanmaning van de deurwaarder heeft aangegeven dat hij er vanuit ging dat de factuur per direct zou komen te vervallen en dat hij niet bereid was om iets te betalen, heeft eiseres naar het oordeel van de kantonrechter ook in redelijkheid kunnen besluiten om - na nogmaals een aantal aanmaningen te hebben gestuurd - tot een gerechtelijke procedure over te gaan. Daarbij weegt de kantonrechter ook mee dat partijen bij het beëindigen van de overeenkomst afgesproken hebben dat er een nette factuur zou worden gestuurd, waardoor het in beginsel al direct na ontvangst van de factuur aan gedaagde was om ten minste het deel dat hij als netjes (redelijk) aanmerkte tijdig te betalen.
Wettelijke rente
2.23.
Over de hoofdsom is gedaagde op grond van artikel 6:119 BW wettelijke rente verschuldigd. Nu eiseres niet duidelijk heeft gemaakt vanaf welke datum zij wettelijke rente heeft berekend, wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf de dag van dagvaarding. Dat is
2 juni 2020.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.24.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt als volgt overwogen. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Eiseres heeft aan gedaagde een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is echter - als gevolg van de beslissing van de rechter - hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief dat hoort bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. De kantonrechter zal de vergoeding toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom, namelijk € 165,75.
Proceskosten
2.25.
De kantonrechter is van oordeel dat gedaagde de proceskosten moet betalen, omdat hij grotendeels in het ongelijk is gesteld (zie ook artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
2.26.
Omdat een deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de kantonrechter de proceskosten aan de zijde van eiseres op basis van het toegewezen bedrag op:
- explootkosten € 86,85
- griffierecht 499,00
- salaris gemachtigde -
248,00(2 punten x liquidatietarief € 124,00)
totaal € 833,85
2.27.
Aan salaris voor de gemachtigde kent de kantonrechter twee in plaats van drie punten toe, omdat het gelet op de afspraak tussen partijen en de reactie van gedaagde op de factuur op de weg van eiser had gelegen om de factuur in de dagvaarding of in ieder geval bij haar conclusie van repliek nader te specificeren. Zij heeft dit echter pas - nadat de rechter daarom heeft verzocht in het tussenvonnis - vlak voor de zitting gedaan.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een hoofdsom van € 1.104,98, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover vanaf 2 juni 2020 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van € 165,75 aan buitengerechtelijke incassokosten,
3.3.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op € 833,85,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2021.