ECLI:NL:RBOVE:2021:1223

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
8997323 \ CV EXPL 21-376
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] betreffende een huurkwestie. [gedaagde] huurt sinds 8 januari 2019 een zelfstandige woonruimte van [eiser] en is in gebreke gebleven met de huurbetalingen. De huurachterstand bedraagt op het moment van de uitspraak € 3.161,18, opgebouwd uit een huurachterstand van € 3.074,06 en bijkomende kosten. Ondanks meerdere aanmaningen van [eiser] heeft [gedaagde] niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen. Tijdens een zitting op 22 februari 2021 zijn afspraken gemaakt over betaling, maar [gedaagde] heeft zich hier niet aan gehouden. [eiser] heeft daarom de kantonrechter verzocht om ontruiming van het gehuurde en betaling van de achterstallige huur.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer: 8997323 \ CV EXPL 21-376
Vonnis in kort geding van 17 maart 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: M.H. Kroep,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 februari 2021 met producties,
- de mondelinge behandeling op 22 februari 2021,
- de akte uitlating aan de zijde van [eiser] ,
- de akte uitlating aan de zijde van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt met ingang van 8 januari 2019 van [eiser] de zelfstandige woonruimte, staande en gelegen aan [het adres] in [woonplaats] (hierna: het gehuurde).
2.2.
[gedaagde] is voor het gehuurde maandelijks een bedrag van (laatstelijk) € 777,74 verschuldigd, bij vooruitbetaling te voldoen.
2.3.
[gedaagde] heeft een betalingsachterstand laten ontstaan van € 3.161,18, berekend tot en met februari 2021. Dit bedrag is opgebouwd uit een bedrag van € 3.074,06 aan huurachterstand en uit een bedrag van € 87,12 inzake kosten voor rioolreiniging.
2.4.
[eiser] heeft [gedaagde] meermaals aangeschreven om tot betaling van de betalingsachterstand over te gaan.
2.5.
[gedaagde] heeft [eiser] een brief gestuurd (zie productie 3 bij dagvaarding) waarin, voor zover van belang, het navolgende is opgenomen:
“Heer [eiser] ,
Neem aan dat u heeft bemerkt, geen huur overgemaakt, las in onze dingebode, is een gewoonte van u, stelen en liegen.
(…) Sinds mijn afwezigheid is veel zoek, ook dekens en linnengoed alsmede de lader van mijn mobiel. Tevens beslag van CAK van bions was uw idee, zolang mijn eigendom niet terug is en geen glasvezel, ook geen huur. (…)”
2.6.
De gemachtigde van [eiser] heeft [gedaagde] op 22 februari 2021 een brief gestuurd waarin, voor zover van belang, het navolgende is opgenomen:
“Zoals vanmiddag besproken bij de kantonrechter te Enschede, bevestig ik u hierbij de gemaakte afspraken.
U betaald uiterlijk 8 maart 2021 een bedrag ad € 3.700,00 aan de heer [eiser] , zijnde de huurachterstand inclusief kosten t/m februari 2021. Daarnaast dient u voor 1 maart 2021 de lopende huur ad. € 777,74 voor de maand maart 2021 te voldoen.”
2.7.
[gedaagde] heeft op 4 maart 2021 een bedrag van € 720,00 betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt:
I. om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, met alle daarin aanwezige personen en eigendommen te ontruimen, althans binnen een in goede justitie te bepalen termijn, en ontruimd te houden, met afgifte van de sleutels aan [eiser] ;
II. om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 3.538,22 aan huurachterstand, rente en incassokosten;
III. om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 777,74 per maand wegens verschuldigde huurpenningen vanaf de maand maart 2021 tot aan de dag van algehele ontruiming van het gehuurde;
IV. om aan [eiser] te betalen de contractuele rente van 1% per maand, voor iedere maand dat [gedaagde] te laat is met het betalen van de huur vanaf maart 2021 tot aan de dag van algehele ontruiming van het gehuurde;
V. om aan [eiser] te betalen de contractuele rente van 1% per maand over € 3.161,80, te berekenen vanaf 26 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. in de proceskosten, waarin begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis.
3.2.
[eiser] baseert zijn vordering op de hiervoor opgenomen feiten waarbij hij het volgende nog heeft aangevoerd. [gedaagde] schiet tekort in de nakoming van de huurovereenkomst. Deze tekortkoming is dermate ernstig dat dit in een bodemprocedure ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
Omdat van [gedaagde] geen betaling viel te verkrijgen van het nog openstaande bedrag berekend tot en met februari 2021, zag [eiser] zich genoodzaakt zijn vordering ter incasso uit handen te geven. De kosten daarvoor bedragen € 357,61 en komen voor rekening van [gedaagde] . Voorts vordert [eiser] een bedrag van € 18,81 aan contractuele rente, berekend tot 25 januari 2021. Sindsdien vordert [eiser] de contractuele rente over de hoofdsom tot aan de dag der algehele voldoening.
3.3.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering van [eiser] .
3.4.
Op de (overige) stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De eerste vraag die in deze procedure voorligt is of [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Gelet op de aard van de vordering is naar het oordeel van de kantonrechter de spoedeisendheid een gegeven. Hiertegen is overigens door [gedaagde] ook geen verweer gevoerd.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat voor toewijzing van een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening alleen dan reden is, als op grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure de beslissing gelijkluidend zal zijn. De vordering tot ontruiming zal in een bodemprocedure enkel in combinatie met een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst kunnen worden toegewezen. Daarom zal de kantonrechter in het hierna volgende beoordelen of een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing van de ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.
4.3.
Uit art. 7:231 lid 1 BW volgt dat een ontbinding van een huurovereenkomst wegens een tekortkoming van de huurder enkel door de rechter kan geschieden. De kantonrechter toetst daarbij aan het bepaalde in art. 6:265 BW. Hieruit volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het is daarbij gebruikelijk dat een huurovereenkomst door de kantonrechter wordt ontbonden indien er sprake is van een huurachterstand van drie maanden of meer.
4.4.
[eiser] heeft bij dagvaarding gesteld dat de huurachterstand ruwweg vier maanden bedraagt en dat deze tekortkoming ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. [gedaagde] heeft de (omvang van de) huurachterstand niet weersproken en als verweer gevoerd zij geen huur meer betaalt, omdat [eiser] diverse zaken uit haar woning heeft gestolen en liegt. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] deze stellingen op geen enkele wijze heeft onderbouwd en dat in deze procedure uit niets blijkt of is gebleken waaruit dit volgt. Daarmee is in deze procedure niet aannemelijk geworden dat hiervan sprake is geweest, zodat de kantonrechter hieraan voorbij zal gaan.
4.5.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 22 februari 2021 hebben partijen afgesproken dat [gedaagde] voor 9 maart 2021 een bedrag van € 3.700,00 aan [eiser] zou betalen. De gemachtigde van [eiser] heeft op voormelde datum te kennen gegeven dat [gedaagde] zich niet aan de ter zitting gemaakte afspraken heeft gehouden, nu [gedaagde] op 4 maart 2021 slechts een bedrag van € 720,00 heeft betaald. Derhalve is de kantonrechter verzocht vonnis te wijzen, nu er thans een huurachterstand van vier maanden resteert.
4.6.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de thans bestaande huurachterstand een huurachterstand betreft die in een bodemprocedure ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Dit betekent dat in deze procedure voldoende aannemelijk is geworden dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure door de kantonrechter zal worden ontbonden, zodat vooruitlopen daarop door toewijzing van de vordering tot ontruiming in deze procedure gerechtvaardigd is. De termijn voor ontruiming zal daarbij op één maand worden gesteld.
4.7.
Het gevorderde bedrag aan betalingsachterstand is door [gedaagde] niet weersproken en zal daarom worden toegewezen. De gevorderde contractuele rente van 1% is, nu als onweersproken tevens vast staat dat [gedaagde] niet tijdig heeft betaald, eveneens toewijsbaar.
4.8.
[eiser] maakt aanspraak op een bedrag van € 357,61 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] geen aanmaning heeft overgelegd die voldoet aan de eisen die art. 6:96 lid 6 BW aan de aanmaning stelt. Daarom zal de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
4.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] begroot op:
- kosten dagvaarding € 103,83
- griffierecht € 240,00
- salaris gemachtigde
€ 498,00(2 punten × tarief van € 249,00)
Totaal € 841,83
4.10.
[gedaagde] zal tevens worden veroordeeld in de nakosten, begroot op € 124,00
(½ punt x tarief van € 249,00, max. € 124,00).
4.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en nakosten zullen worden toegewezen vanaf de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen één maand na betekening van dit vonnis het gehuurde met alle daarin aanwezige personen en eigendommen te ontruimen en ontruimd te houden, met afgifte van de sleutels aan [eiser] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 3.180,61;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 777,74 per maand wegens verschuldigde huurpenningen vanaf de maand maart 2021 tot aan de dag van algehele ontruiming van het gehuurde;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen de contractuele rente van 1% per maand, voor iedere maand dat [gedaagde] te laat is met het betalen van de huur vanaf maart 2021 tot aan de dag van algehele ontruiming van het gehuurde;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen de contractuele rente van 1% per maand over € 3.161,80 vanaf 26 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 841,83, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten, begroot op € 124,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis;
5.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2021. (TD)