ECLI:NL:RBOVE:2021:1296
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in verzoek om inzage persoonsgegevens onder de AVG
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser heeft op 29 april 2020 een verzoek ingediend om inzage in zijn persoonsgegevens die mogelijk door de gemeente Ommen worden verwerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet geïdentificeerd of identificeerbaar is, aangezien hij enkel zijn voorletters en achternaam heeft vermeld en geen verdere identificerende informatie heeft verstrekt. Hierdoor kan zijn verzoek niet worden gekwalificeerd als een verzoek op grond van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
De rechtbank heeft overwogen dat, op basis van de AVG, alleen een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon het recht heeft om een verzoek om inzage in persoonsgegevens in te dienen. Aangezien eiser niet kan worden geduid als 'betrokkene' in de zin van de AVG, is het uitblijven van een beslissing op zijn verzoek niet te beschouwen als het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank verklaart zich daarom onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
De rechtbank heeft tevens bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 178,- door de griffier aan hem moet worden terugbetaald. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, en mr. A.E.M. Lever, griffier, en wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de uitspraak.