ECLI:NL:RBOVE:2021:1308

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
29 maart 2021
Zaaknummer
8879087 \ CV EXPL 20-4973
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige verzekeringspremies en zorgkostennota’s door zorgverzekeraar Univé

In deze zaak vordert de naamloze vennootschap N.V. Univé Zorg, gevestigd te Arnhem, betaling van achterstallige verzekeringspremies en zorgkostennota’s van de gedaagde partij. De procedure is gestart met een dagvaarding op 10 november 2020, waarna de gedaagde partij, ondanks een mogelijkheid tot verweer, niet meer heeft gereageerd. Univé stelt dat de gedaagde een zorgverzekering heeft afgesloten en verplicht is om de premie en zorgkostennota’s tijdig te betalen. De gedaagde heeft echter een betalingsachterstand laten ontstaan.

Univé vordert een bedrag van € 500,00, dat is een deel van de totale achterstand van € 1.288,64, en vraagt daarnaast om vergoeding van de wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde heeft aangevoerd dat hij de betalingsregeling die in december 2020 is overeengekomen, is nagekomen, maar deze stelling wordt door de kantonrechter verworpen. De kantonrechter oordeelt dat de eerdere betalingsregeling niet is nagekomen en dat de vordering van Univé terecht is.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding, en heeft de proceskosten aan de zijde van Univé begroot op € 379,09, met een toevoeging van nakosten. Het vonnis is uitgesproken op 23 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8879087 \ CV EXPL 20-4973
Vonnis van 23 maart 2021
in de zaak van
de naamloze vennootschap
N.V. UNIVÉ ZORG, BETREFFENDE ZEKUR,
gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
eisende partij, hierna te noemen Univé,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders en Incasso
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 november 2020;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] ;
- de conclusie van repliek van Univé.
1.2.
[gedaagde] heeft daarna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekering afgesloten bij Univé. Op grond daarvan heeft [gedaagde] onder meer de verplichting om de premie voor de basisverzekering maandelijks bij vooruitbetaling aan Univé te voldoen. Daarnaast moet [gedaagde] de zorgkostennota’s, waarin Univé het eigen risico in rekening brengt, aan Univé voldoen.
2.2.
[gedaagde] heeft een achterstand laten ontstaan in de betalingen van de premies en de zorgkostennota’s.
Wat wil Univé?
2.3.
Univé wil dat [gedaagde] de achterstallige premies en zorgkostennota’s betaalt, plus de rente. Ook wil Univé dat [gedaagde] de buitengerechtelijke incassokosten, die Univé heeft gemaakt bij het (proberen te) innen van de vorderingen, aan Univé betaalt.
In maart 2020 werd een betalingsregeling afgesproken. Deze regeling werd door [gedaagde] niet nagekomen. In december 2020, na de dagvaarding, is een nieuwe betalingsregeling met [gedaagde] overeengekomen. Deze regeling is getroffen onder verband van vonnis.
2.4.
De vordering die Univé op [gedaagde] heeft, bedraagt € 1.288,64. Dit bedrag bestaat uit de achterstallige betalingen van € 1.902,87, de wettelijke rente van € 28,07 en de buitengerechtelijke kosten van € 193,65, verminderd met de betalingen van [gedaagde] van in totaal € 835,95. In deze procedure beperkt Univé haar vordering tot een bedrag van € 500,00, onder uitdrukkelijke reservering van haar rechten op het restantbedrag. Univé vordert daarom dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 500,00 aan Univé, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
Wat vindt [gedaagde] ?
2.5.
[gedaagde] voert bij conclusie van antwoord aan dat hij de betalingsregeling die in december 2020 met Univé is overeengekomen, is nagekomen. Deze procedure is dus onnodig, en daarmee de gemaakte proceskosten ook, aldus [gedaagde] .
Wat vindt de kantonrechter van de zaak?
2.6.
Univé heeft in de conclusie van repliek uitgelegd dat de betalingsregeling die in maart 2020 werd afgesproken, door [gedaagde] niet werd nagekomen. Vervolgens is in november 2020 de dagvaarding uitgebracht, waarna er in december 2020 weer een betalingsregeling werd overeengekomen. Deze betalingsregeling is echter overeengekomen onder verband van vonnis. Deze procedure liep al en de dagvaarding zou niet ingetrokken worden. Dat staat ook vermeld in de bevestiging van die laatste betalingsregeling, die Univé heeft overgelegd. Deze stellingen van Univé worden door [gedaagde] niet weersproken en komen daarmee vast te staan. Ook de hoogte van het bedrag aan hoofdsom waar Univé stelt nog recht op te hebben, wordt door [gedaagde] niet betwist. De vordering tot betaling van € 500,00 zal dus worden toegewezen. [gedaagde] moet over dat bedrag ook de wettelijke rente betalen, omdat de premies en de nota’s niet op tijd zijn betaald. De wettelijke rente zal, zoals gevorderd, worden toegewezen vanaf 10 november 2020 tot de dag van volledige betaling.
Tot slot
2.7.
[gedaagde] krijgt in deze procedure ongelijk. Hij moet daarom de proceskosten betalen. Deze worden tot op heden aan de zijde van Univé begroot op € 379,09 en bestaan uit € 105,09 aan kosten voor de dagvaarding, € 124,00 aan griffierecht dat Univé aan de rechtbank heeft moeten betalen en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde van Univé (2 punten x liquidatietarief € 75,00).
2.8.
De nakosten, waarvan Univé betaling vordert, worden begroot op € 37,50 (½ punt liquidatietarief).

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan Univé te betalen een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 500,00 vanaf 10 november 2020 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Univé begroot op € 379,09, en in de nakosten, begroot op € 37,50;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2021.