In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 maart 2021 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager tegen de inbeslagneming van zijn mobiele telefoon, een Apple iPhone 7 Plus. Het klaagschrift, ingediend door mr. U. Ural, advocaat te Enschede, was gericht tegen een beslag dat was gelegd op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Klager, geboren in 2001, had verklaard dat hij niet als verdachte maar als getuige zou worden gehoord door de politie en dat hij de toegangscode van zijn telefoon niet had verstrekt. Dit leidde tot de vraag of het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag rechtvaardigde.
Tijdens de zitting werd het standpunt van klager en zijn raadsman naar voren gebracht, waarin werd betoogd dat de inbeslagname niet gerechtvaardigd was gezien de omstandigheden. De officier van justitie daarentegen stelde dat het beslag moest worden gehandhaafd, omdat het onderzoek naar de mishandeling nog niet was afgerond. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds de inbeslagname enige weken waren verstreken zonder voortgang in het onderzoek, en dat klager niet als verdachte werd aangemerkt.
De rechtbank oordeelde dat de inbeslagname aanvankelijk gerechtvaardigd was, maar dat de omstandigheden inmiddels waren veranderd. Gezien het uitblijven van voortgang in het onderzoek en het feit dat klager als getuige zou worden gehoord, heeft de rechtbank het klaagschrift gegrond verklaard. De inbeslaggenomen telefoon moet aan klager worden teruggegeven, omdat het belang van de strafvordering niet langer het voortduren van het beslag vorderde.