ECLI:NL:RBOVE:2021:1603

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
9078368 \ CV EXPL 21-602
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil over paard in faillissement met nadruk op WhatsApp-communicatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel, is een kort geding aan de orde waarin [eiseres] vordert dat Kolkman q.q., curator in het faillissement van [X] Sporthorses, wordt veroordeeld tot afgifte van het paard Quintaro BW. De procedure is gestart na de faillietverklaring van [X] op 18 september 2019. [Eiseres] stelt dat zij het paard op 14 augustus 2019 heeft gekocht en dat Kolkman q.q. het paard onrechtmatig onder zich houdt. De vordering is gebaseerd op artikel 5:2 BW en artikel 6:162 BW, waarbij [eiseres] schadevergoeding eist voor het gederfde genot van het paard.

De kern van het geschil draait om de vraag of [eiseres] daadwerkelijk eigenaar is van het paard. Kolkman q.q. betwist dit en verwijst naar WhatsApp-berichten tussen [eiseres] en [X] waarin afspraken over de verkoop van het paard zijn gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelt dat de WhatsApp-berichten doorslaggevende betekenis hebben en dat [eiseres] heeft ingestemd met de verkoop van het paard aan [X] voor € 5.000,-. De rechter concludeert dat [eiseres] sinds de verkoop geen eigenaar meer is van het paard, waardoor haar vordering wordt afgewezen.

De rechter wijst de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelt haar in de proceskosten, die zijn begroot op € 498,00 aan salaris van de gemachtigde en € 124,00 aan nakosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M.L.J. Koopmans op 14 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 9078368 \ CV EXPL 21-602
Vonnis in kort geding van 14 april 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen
FREDRIKUS KOLKMAN Q.Q.,
in hoedanigheid van curator in het faillissement van de heer [X] h.o.d.n. [X] Sporthorses,
kantoorhoudende te Almelo,
gedaagde partij, hierna te noemen Kolkman q.q.,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 maart 2021 met producties,
- de akte houdende overlegging producties van Kolkman q.q. ontvangen ter griffie op 7 april 2021,
- de aanvullende productie van [eiseres] ontvangen ter griffie op 8 april 2021,
- de mondelinge behandeling via Skype op 8 april 2021,
- de pleitnota van [eiseres] ,
- de pleitnota van Kolkman q.q.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak bij vervroeging is bepaald op heden. Partijen hadden daartoe toestemming gegeven.

2.De feiten

2.1.
Op 18 september 2019 is [X] , handelend onder de naam [X] Sporthorses, failliet verklaard.
2.2.
Op 12 januari 2020 is het paard Quintaro BW (hierna: het paard) gestald bij Twickel Stables aan de Loofrietweg 40 te Ambt Delden.
2.3.
Tussen 24 en 26 mei 2020 hebben [eiseres] en [X] de volgende WhatsAppberichten uitgewisseld (opgenomen in productie 1 bij akte overlegging producties):
“[24-05-2020 18:17:41] [eiseres] Sportel Nieuw: Hey hoe is het nog
wat over Quin gehoord ?
[24-05-2020 18:24:48] [X] : Komt waarschijnlijk terug
Maar hoor dat morgen of dinsdag
[24-05-2020 18:42:02] [eiseres] Sportel Nieuw: Hm kut zooi
[24-05-2020 19:40:03] [X] : Nou nou let op je taalgebruik
[24-05-2020 19:46:26] [eiseres] Sportel Nieuw: Sja nou geld gebrek
[24-05-2020 19:46:34] [eiseres] Sportel Nieuw: Nog dik maandje dan
heb ik een baby
[24-05-2020 19:46:38] [eiseres] Sportel Nieuw: En geen werk meer
[24-05-2020 19:48:53] [X] : 0k wat ik kan proberen. Ik koop hem voor 5000
euro en als ik hem verkoop krijg je nog extra wat mee.
Maar laat hem dan eerst opereren
[24-05-2020 19:49:44] [X] : En de baby moet [X] gaan heten
[24-05-2020 19:59:52] [eiseres] Sportel Nieuw: Dat zou perfect zijn
[24-05-2020 20:00:02] [eiseres] Sportel Nieuw: [X] junior
[25-05-2020 12:43:59] [X] : Ok zal daar voor zorgen moet je alvast handgeld
hebben 500 of 1000
[25-05-2020 13:04:58] [eiseres] Sportel Nieuw: Dat zou wel fijn zijn
als dat kan
[25-05-2020 13:05:03] [eiseres] Sportel Nieuw: Heb best nood
[25-05-2020 20:20:49] [eiseres] Sportel Nieuw: Hoe is ie ?
[26-05-2020 08:41:56] [X] : Goed zo kan je hier naar toe komen krijg je
geld mee
[26-05-2020 09:34:57] [eiseres] Sportel Nieuw: Ja dat moet wel
lukken, weet je al wat ik ongeveer mee kan krijgen ?
[26-05-2020 09:41:05] [eiseres] Sportel Nieuw: Kan ik straks bv al
komen?
Want 17.30 moet ik weer naar de fysio therapeut
[26-05-2020 09:51:48] [eiseres] Sportel Nieuw: Denk je dat 1000 zou
lukken ?
[26-05-2020 09:51:57] [eiseres] Sportel Nieuw: of meer
[26-05-2020 10:04:36] [X] : Kom maar langs”

3.Het geschil

Vordering

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Kolkman q.q. te veroordelen tot:
afgifte van het paard binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een door de rechter in goede justitie te bepalen dwangsom voor elke dag dat Kolkman q.q. in gebreke blijft;
vergoeding van de door haar geleden schade voor elke dag dat zij het genot van het gebruik van het paard heeft gederfd, derft en nog zal derven, tot aan de dag van feitelijke afgifte, door de rechter in goede justitie te bepalen bedrag;
onder veroordeling van Kolkman q.q. in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van [eiseres] , te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval de voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij het paard op 14 augustus 2019 heeft gekocht van mevrouw [A] , dat ze eigenaar is van het paard en dat Kolkman q.q. het paard zonder recht onder zich houdt. [eiseres] stelt dat zij het paard op kan eisen op grond van artikel 5:2 BW. Daarnaast stelt [eiseres] dat Kolkman q.q. onrechtmatig jegens haar handelt door zonder daartoe strekkend recht het paard onder zich te houden en dat Kolkman q.q. op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiend schade, bestaande uit het gederfd en nog te derven genot van het paard en eventuele overige schade. [eiseres] stelt dat deze onrechtmatige daad Kolkman q.q. kan worden toegerekend nu deze aan zijn schuld te wijten is aangezien hij het paard ondanks sommatie tot afgifte onrechtmatig onder zich houdt.
Verweer
3.3.
Kolkman q.q. voert verweer. Hij betwist dat [eiseres] eigenaar van het paard is en voert aan dat [X] de eigenaar is. Kolkman q.q. verwijst daarbij naar de WhatsAppberichten tussen [eiseres] en [X] zoals opgenomen onder 2.3. Voor zover [eiseres] wel eigenaar van het paard is, stelt Kolkman q.q. dat [eiseres] het paard niet kan revindiceren omdat de boedel een retentierecht toekomt, aangezien [X] het paard sinds 12 januari 2020 heeft verzorgd en getraind.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het spoedeisend belang van [eiseres] voldoende aannemelijk geworden, nu zij stelt dat inbreuk wordt gemaakt op het aan haar toekomende eigendomsrecht.
4.2.
De kern van het geschil is de vraag of [eiseres] eigenaar is (gebleven) van het paard. De door [eiseres] gevorderde afgifte van het paard is immers gebaseerd op de aanname dat zij eigenaar is (gebleven) van het paard en ook aan haar vordering tot betaling van schadevergoeding ligt ten grondslag dat [eiseres] in haar eigendom is geschaad.
4.3.
Door Kolkman q.q. is gemotiveerd betwist dat [eiseres] (nog) eigenaar is van het paard. Kolkman q.q. voert aan dat het door [eiseres] gevorderde alleen daarom al moet worden afgewezen.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geschil voorshands oordelend doorslaggevende betekenis moet worden toegekend aan de inhoud van de WhatsAppberichten tussen [eiseres] en [X] op 24 tot en met 26 mei 2020 zoals opgenomen onder 2.3. Schrijvend over het paard is op 24 mei 2020 door [X] aan [eiseres] medegedeeld:
“Ik koop hem voor 5000 euro en als ik hem verkoop krijg je nog extra wat mee”.Dat aanbod is door [eiseres] 10 minuten later geaccepteerd met de woorden:
“Dat zou perfect zijn”. Uit het daarop volgende WhatsAppverkeer blijkt dat [X] en [eiseres] op 25 en 26 mei 2020 nader hebben afgesproken dat [eiseres] van de koopsom contanten zou ontvangen van [X] . Op 25 mei 2020 schrijft [X] :
“Ok zal daar voor zorgen moet je alvast handgeld hebben 500 of 1000”, wat door [eiseres] graag is geaccepteerd:
“Dat zou wel fijn zijn als dat kan”en
“Heb best nood”. Later die dag wordt door [eiseres] gevraagd:
“Hoe is ie?”,waarop [X] op 26 mei 2020 antwoordt:
“Goed zo kan je hier naar toe komen krijg je geld mee”. Daarop is door [eiseres] gereageerd met:
“Ja dat moet wel lukken, weet je al wat ik ongeveer mee kan krijgen ?”en later met:
“Denk je dat 1000 zou lukken ?”en
“of meer”. [X] heeft daarop gereageerd met:
“Kom maar langs”.
4.5.
De juistheid van voornoemde WhatsAppberichten is door [eiseres] (vooralsnog) niet in twijfel getrokken. Ook heeft zij de berichten niet in een andere context geplaatst of daar een andere uitleg of inhoud aan gegeven. De voorzieningenrechter trekt hieruit de conclusie dat [eiseres] aldus heeft ingestemd met de verkoop van het paard aan [X] voor € 5.000,- met de mogelijkheid dat zij daarvoor nog wat meer kon krijgen in het geval het paard later voor een hoger bedrag aan een derde kon worden verkocht. [eiseres] had snel geld nodig en kennelijk heeft dat gemaakt dat zij snel heeft ingestemd met het door [X] gedane aanbod. [eiseres] had weet van het feit dat het paard zich in de macht van [X] bevond en dat daarom geen leveringshandeling (meer) was vereist. Er is dan ook geen reden gebleken om aan te nemen dat het eigendom van het paard in de periode van 24 tot en met 26 mei 2020 niet is overgaan op [X] .
4.6.
Door [eiseres] is ter zitting in reactie op de inhoud van voormelde WhatsAppberichten meegedeeld dat de verkoop/levering op het laatste moment (toch) niet is doorgegaan, maar daarin staat zij voorshands oordelend alleen en is geen enkele steun voorhanden/aangedragen.
4.7.
De door [eiseres] in het geding gebrachte “Overeenkomst Twickel Stables B.V.” heeft in voormeld kader geen relevantie, nu die dateert van 12 januari 2020 en dus ruim vóór de hiervoor vermelde verkoop en levering aan [X] . Daarbij komt dat die overeenkomst naar zeggen van [eiseres] is ondertekend door de heer [A] namens Twickel Stables B.V. Ter zitting is door Kolkman q.q. met reden aangevoerd dat hem zeer recent is gebleken dat [A] de boekhouder van [X] is en dat genoemde rechtspersoon heeft te gelden als een rechtspersoon/stroman (in handen) van alleen [X] . Deze wetenschap heeft Kolkman q.q. zeer recent verkregen uit hetgeen door de als getuige gehoorde [A] is verklaard tegenover de rechter-commissaris in het faillissement van [X] .
4.8.
Op basis van een en ander mag dus in elk geval worden geconcludeerd dat het paard zich ten tijde van voormelde verkoop inderdaad bevond in de macht van c.q. bij [X] en dat hij daarvan (reeds) houder was, en dat daarom sprake is geweest van levering zonder feitelijke overgave van de zaak (traditio brevi manu ex artikel 3:115, sub b, Burgerlijk Wetboek). Dat toen niet (meteen) de gehele koopsom is betaald, doet hieraan niet af, nu partijen kennelijk zijn overeengekomen dat die koopsom in gedeelten ook later kon worden betaald. Voorts is gesteld noch gebleken dat [eiseres] zich de eigendom van het paard heeft voorbehouden.
4.9.
De slotsom luidt dan ook dat voorshands oordelend ervan uit moet worden gegaan dat [eiseres] sinds 24 dan wel 26 mei 2020 geen eigenaar meer is van het paard. Omdat het gevorderde (alleen) is en kan zijn gebaseerd op die kwalificatie, dient het gevorderde te worden afgewezen. Hetgeen meer of anders is aangevoerd kan dan ook onbesproken worden gelaten.
4.6.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Kolkman q.q. begroot op € 498,00 aan salaris van de gemachtigde, en de nakosten tot op heden aan de zijde van Kolkman q.q. begroot op € 124,00 (0,5 punt x liquidatietarief met een maximum van € 124,00).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van Kolkman q.q. begroot op € 498,00 aan salaris van de gemachtigde, en de nakosten tot op heden aan de zijde van Kolkman q.q. begroot op € 124,00 (0,5 punt x liquidatietarief met een maximum van € 124,00),
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J. Koopmans, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2021.