ECLI:NL:RBOVE:2021:1604

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
C/08/261827 / KG ZA 21-39
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.L.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfdienstbaarheid en onrechtmatige plaatsing van hekwerk tussen buren

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee buren, waarbij eiser 1, eigenaar van een onroerende zaak, vorderingen heeft ingesteld tegen HD Holding Holland B.V. over de onrechtmatige plaatsing van een hekwerk. De behandeling vond plaats op 23 maart 2021, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiser 1 stelt dat de plaatsing van het hekwerk en de toegangspoorten inbreuk maken op de erfdienstbaarheden die ten gunste van zijn perceel zijn gevestigd. HD Holland betwist dit en stelt dat de hekwerken noodzakelijk zijn voor de veiligheid en dat eiser 1 voldoende toegang heeft tot zijn terrein.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de erfdienstbaarheid van weg uitsluitend bedoeld is voor het gebruik als doorgang en niet voor het parkeren of stallen van voertuigen. De rechter oordeelt dat de plaatsing van het hekwerk niet onrechtmatig is, aangezien eiser 1 een sleutel heeft en vrijelijk gebruik kan maken van de toegang. Ook de erfdienstbaarheid tot uitzicht en licht wordt niet geschonden, omdat het hekwerk voldoende licht en uitzicht waarborgt. De vorderingen van eiser 1 worden afgewezen, maar de kosten van de procedure worden gecompenseerd, gezien de burenrelatie en de omstandigheden rondom de verwijdering van materialen op de strook.

De uitspraak is gedaan op 7 april 2021, waarbij de voorzieningenrechter de vorderingen van eiser 1 afwijst en de kosten van de procedure compenseert.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/261827 / KG ZA 21-39
Vonnis in kort geding van 7 april 2021
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. G. Beekman te Hengelo Ov,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HD HOLDING HOLLAND B.V.,
gevestigd te Enschede,
gedaagde,
advocaat mr. A. Hurenkamp te Enschede.
Partijen zullen hierna [eiser 1] en HD Holland genoemd worden.

1.De weergave van het procesverloop

[eiser 1] heeft gesteld en gevorderd zoals staat te lezen in de inleidende dagvaarding.
De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen [eiser 1] en diens partner, bijgestaan door mr G. Beekman, alsmede de daartoe door gedaagde gemachtigde heer [A] , bijgestaan door
mr. Hurenkamp. Partijen hebben hun standpunten (verder) toegelicht. Mr Hurenkamp heeft daarbij van te voren toegezonden pleitaantekeningen gehanteerd. Een vergelijk bleek niet tot de mogelijkheden te behoren. Na verder debat is vonnis gevraagd. De uitspraak daarvan is bepaald op heden.

2.Waarvan kan worden uitgegaan

2.1.
Partijen zijn buren.
2.2.
[eiser 1] is eigenaar van de onroerende zaak aan de [adres 1] te [plaats] , kadastraal bekend [gemeente] , [sectie + nummer 1] , groot 5 aren en 13 centiaren.
2.3.
HD Holland is eigenaar van de onroerende zaak [adres 2] te [plaats] , [gemeente] , [sectie + nummer 2] en de strook grond, kadastraal bekend [gemeente] , [sectie + nummer 3] .
2.4.
Ten gunste van het perceel van [eiser 1] en ten laste van het perceel van
HD Holland is destijds een erfdienstbaarheid van weg vastgelegd over een strook van ongeveer 5 meter breed en 36 meter lang om te komen van en te gaan naar de openbare weg de [straatnaam] .
2.5.
Achter op het perceel van [eiser 1] , achter het kantoorgebouw, staat een forse garage. De erfdienstbaarheid van weg is destijds met name in het leven geroepen om vanaf de [straatnaam] naar die garage achter op dat perceel te komen, want een andere mogelijkheid is er niet.
2.6.
Ook is ten gunste van het erf van [eiser 1] een erfdienstbaarheid tot het hebben van uitzicht en licht gevestigd.
2.7.
De genoemde erfdienstbaarheden zijn gevestigd in 1977 en bestaan nog steeds.
2.8.
In juli 2020 heeft HD Holland op de betreffende genoemde strook toegangspoorten met een daarop aangesloten spijlen hekwerk geplaatst. Aan de straatzijde van de [straatnaam] is een elektrisch spijlen toegangshek geplaatst waarvoor [eiser 1] van
HD Holland een openingscode heeft gekregen. Aan de achterzijde van de strook is, voor de garage op het perceel van [eiser 1] , een spijlen schuifpoort geplaatst. Van dit hek heeft
[eiser 1] een sleutel ontvangen.
2.9.
Daarnaast is in samenhang en tegelijk met die poorten een gelijksoortig spijlen hekwerk geplaatst door HD Holland. Naast het pand van [eiser 1] is dat hekwerk 56 cm van de buitenmuur van [eiser 1] geplaatst, dus niet op de erfgrens maar – kort gezegd – meer naar binnen op het terrein van HD Holland. Het hekwerk bestaat overal uit rechtopstaande spijlen waar ruimschoots doorheen kan worden gekeken, maar wat wel functioneert als hekwerk. Het resultaat hiervan is dat op/tegen de erfgrens gesitueerde ramen/deuren van het perceel van [eiser 1] niet meer volledig open kunnen worden gedaan.
2.10.
Op basis van foto’s is genoegzaam in grote lijnen duidelijk gemaakt hoe en waar het hekwerk is aangebracht en waar de toegangspoorten zijn geplaatst, en hoe hoog en hoe lichtdoorlatend een en ander is.
2.11.
[eiser 1] heeft diens genoemde onroerende zaak inmiddels weten te verkopen aan een derde. Naar zijn zeggen staat de levering van een ander bij de notaris gepland op
12 april a.s.

3.De standpunten van partijen

3.1.
[eiser 1] heeft zich op het standpunt gesteld dat HD Holland met de plaatsing van het Hekwerk langs het pand van [eiser 1] alsmede door plaatsing van de twee toegangspoorten op onrechtmatige wijze inbreuk maakt op de twee erfdienstbaarheden.
Ook door het hekwerk achter op de strook deels op/over de grond van [eiser 1] te plaatsen handelt HD Holland naar zeggen van [eiser 1] onrechtmatig.
3.2.
De door [eiser 1] verzochte voorzieningen hebben tot doel een einde te maken aan die aldus gestelde onrechtmatige situatie.
3.3.
Door HD Holland is gemotiveerd weersproken dat de plaatsing en de uitvoering van de hekwerken onrechtmatig is jegens [eiser 1] . Daardoor wordt geen inbreuk gemaakt op de aan [eiser 1] toekomende erfdienstbaarheden. Van beide toegangshekken tot
“de strook” heeft [eiser 1] de sleutel/code gekregen. Vrijelijk kan worden gegaan over
“de strook” van en naar de garage. De strook is inmiddels ook door HD Holland vrijgemaakt van daarop gelegen materialen. De hekwerken waren naar zeggen van HD Holland nodig om het diefstalrisico te verminderen voor HD Holland. Licht en lucht wordt door het “open” hekwerk niet tegengehouden. Bovendien is het hek naast het pand van [eiser 1] niet op de erfgrens geplaatst, maar omstreeks 56 cm vanaf de erfgrens op grond van HD Holland.
De erfdienstbaarheid van licht/lucht staat het [eiser 1] niet toe om aan die zijde het pand te verlaten via (de) deuren. In kort geding laat zich niet vaststellen of achter het pand het hekwerk per ongeluk net op het perceel van [eiser 1] is aangebracht. Dat zal een uitmeting moeten aantonen. In elk geval heeft [eiser 1] daarvan geen last. Dit optellend, kan naar zeggen van HD Holland geen sprake zijn van een spoedeisend belang om de gevraagde voorzieningen te treffen. Dit ook nu [eiser 1] zeer binnenkort geen eigenaar meer is van deze onroerende zaak.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser 1] wenst middels dit kort geding een eind te maken aan de door hem gestelde onrechtmatige situatie. Dat op zich is reeds voldoende voor het aannemen van het hier vereiste spoedeisende belang. De omstandigheid dat [eiser 1] diens onroerende zaak heeft verkocht en deze zeer binnenkort aan een derde moet worden geleverd maakt dit op zich niet anders. Ook doet aan die spoedeisendheid naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet af, dat gesteld noch gebleken is dat die verkoop/levering middels ontbindende voorwaarden afhankelijk is gemaakt van de uitkomst van dit kort geding.
4.2.
De tekst van de in de desbetreffende leveringsakte vastgelegde erfdienstbaarheid van weg is duidelijk: die erfdienstbaarheid is uitsluitend bedoeld als erfdienstbaarheid van weg (ten dienste van het erf van [eiser 1] en ten laste van het erf van HD Holland)
“(…..) om te komen van en te gaan naar de openbare weg, thans geheten [straatnaam] .(….)
Ten aanzien van gemelde weg wordt nog bepaald, dat deze niet zal mogen worden gebruikt als voetpad voor mens en dier, doch tevens als rijweg voor fietsen, bromfietsen, motoren, automobielen en andere vervoermiddelen in de ruimste zin van het woord. Op deze weg zullen geen automobielen, motoren, fietsen of bromfietsen of welke andere zaken ook worden geplaatst anders dan voor het direct gebruik van de weg als zodanig en zonder dat door de eigenaren van beide erven daarvan enigerlei hinder zal worden ondervonden.”.
4.3.
De hiervoor aangehaalde tekst van deze erfdienstbaarheid van weg maakt duidelijk dat de erfdienstbaarheid van weg echt alleen is bedoeld om als weg te functioneren ten behoeve van het heersende erf van [eiser 1] , namelijk met het uitsluitende doel om te kunnen uitwegen met vervoermiddelen, en niet om daarop langer stil te staan en/of te parkeren (aan de voorzijde bij de [straatnaam] ). Duidelijk is ook dat die erfdienstbaarheid destijds is bedoeld om te komen en te gaan naar de meergenoemde grote garage gelegen achter het perceel van [eiser 1] .
4.4.
Niet is naar het oordeel van de voorzieningenrechter komen vast te staan dat de erfdienstbaarheid destijds tevens bedoeld is geweest om te kunnen in- en uitladen aan de
zij-/achterzijde van het perceel van [eiser 1] . Weliswaar is van de zijde van [eiser 1] een oude tekening in het geding gebracht waarop de desbetreffende ruimte als magazijn is aangeduid met buiten een vrachtauto getekend dwars staand op “de strook”, maar door
HD Holland is gemotiveerd weersproken dat de erfdienstbaarheid ook met dat doel in het leven is c.q. moet zijn geroepen.
4.5.
De voorzieningenrechter oordeelt die tegenspraak als valide. Niet is gebleken dat “de strook” in het (verre) verleden ook is benut (geweest) voor de bereikbaarheid van juist dat magazijn. [eiser 1] heeft daarover geen adequate en doorslaggevende duidelijkheid kunnen verschaffen ter zitting. Het huidige kozijnenwerk met raam/gewone deur en naastgelegen hoger zijraam maakt in elk geval duidelijk dat langjarig ter plaatse geen brede magazijn toegang aanwezig is geweest en gebruikt. Alsnog een daartoe strekkend gebruik van ook “de strook” als toegangsweg toestaan, zal voorshands oordelend dan ook als een ontoelaatbare verzwaring van de destijds overeengekomen erfdienstbaarheid van weg moeten worden beschouwd.
4.6.
Indachtig het hiervoor overwogene kan niet worden gezegd dat HD Holland door plaatsing van het hekwerk met toebehoren op haar erf en de wijze van uitvoering daarvan de overeengekomen erfdienstbaarheid van weg frustreert. [eiser 1] heeft middels sleutels/code de mogelijkheid om elk moment van de dag te gaan naar en te komen van de achtergelegen garage via de [straatnaam] . De hekwerken staan dit niet in de weg. HD Holland kan niet het recht worden ontzegd om op deze wijze de ontoegankelijkheid van haar erven om veiligheidsredenen te optimaliseren. Dat een beperkt deel van het hekwerk aan de achterzijde van het perceel van [eiser 1] zou zijn geplaatst op dat perceel, is gemotiveerd weersproken door HD Holland. In kort geding laat die stelling van [eiser 1] zich niet toetsen, ook omdat juist over dit punt erg weinig informatie in het geding is gebracht over de ligging van de erfgrens en in verband daarmee de situering van het hekwerk aldaar.
4.7.
[eiser 1] had aldus beschouwd alleen een punt ten aanzien van door HD Holland op de “strook” (tijdelijk) gestationeerde bouw-/hekwerkmaterialen, zoals van een en ander blijkt uit de daarvan gemaakte foto. Ter zitting is door [eiser 1] erkend dat “de strook” inmiddels weer is vrijgemaakt en dat niets in de weg staat aan uitwegen via “de strook”. Niet is gesteld of gebleken dat HD Holland van zins is dat uitwegen (weer) onmogelijk te maken. Er is ook hier dan ook geen reden (meer) om een voorziening te treffen in verzochte zin.
4.8.
Ook de onder B in de desbetreffende leveringsakte verwoorde erfdienstbaarheid “
tot het hebben van uitzicht en licht” is blijkens haar omschrijving klaarblijkelijk alleen daarvoor bedoeld. Het door [eiser 1] gestelde recht om ramen en deuren over de erfgrens heen te kunnen openen, kan niet worden gebaseerd op deze erfdienstbaarheid. Bij het treffen van noodvoorzieningen in het pand van [eiser 1] moet daarmee rekening worden gehouden.
4.9.
Het spijlen hekwerk is aan de betreffende zijde van het pand van [eiser 1] van gebruikelijke hoogte en voorzien van ruime open spijlen, zodat voldoende licht en uitzicht is gewaarborgd gebleven. Ook hier heeft de voorzieningenrechter geen onrechtmatigheid kunnen vaststellen.
4.10.
De slotsom luidt dan ook dat het door [eiser 1] gevorderde zich niet leent voor toewijzing.
4.11.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er reden is om desondanks de kosten van dit geding te compenseren op na te melden wijze. Dit allereerst omdat partijen buren zijn, maar ook omdat de zich op de strook bevindende materialen kennelijk eerst zijn verwijderd onder druk van dit kort geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.J. Koopmans en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2021. [1]

Voetnoten

1.type: