ECLI:NL:RBOVE:2021:1614
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van persoonsgebonden budget en de voorwaarden voor gewaarborgde hulp
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E. Schriemer, en Zorgkantoor Midden IJssel, verweerder. Eiser had een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd, maar dit werd door verweerder ingetrokken per 15 juni 2019. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond, waarna eiser beroep instelde. De rechtbank heeft op 22 februari 2021 de zitting gehouden, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en familieleden, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door R. Schurink en C.M. Koolhof-Kruitbosch.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, die bekend is met ASS en een verstandelijke beperking, een indicatie voor zorg heeft op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiser had een verzoek ingediend om zijn zorgverlening om te zetten naar een pgb, maar verweerder oordeelde dat de gewaarborgde hulp niet voldeed aan de voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geconcludeerd dat de gewaarborgde hulp onvoldoende waarborgen bood voor het nakomen van de verplichtingen die aan het pgb verbonden zijn. De rechtbank benadrukte dat de gewaarborgde hulp verantwoordelijk is voor het indienen van correcte documenten en zorgovereenkomsten.
De rechtbank concludeerde dat de gewaarborgde hulp niet in staat was om een sluitende administratie te voeren en dat de intrekking van het pgb gerechtvaardigd was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de benodigde zorg in natura kan worden verleend, zonder dat dit tot onaanvaardbare consequenties leidt. De uitspraak werd gedaan door mr. R.J. van Lochem, in aanwezigheid van griffier mr. F. Ernens, en werd openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de uitspraak.