ECLI:NL:RBOVE:2021:1614

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
ak_ 20 _ 696
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van persoonsgebonden budget en de voorwaarden voor gewaarborgde hulp

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E. Schriemer, en Zorgkantoor Midden IJssel, verweerder. Eiser had een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd, maar dit werd door verweerder ingetrokken per 15 juni 2019. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond, waarna eiser beroep instelde. De rechtbank heeft op 22 februari 2021 de zitting gehouden, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en familieleden, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door R. Schurink en C.M. Koolhof-Kruitbosch.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, die bekend is met ASS en een verstandelijke beperking, een indicatie voor zorg heeft op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiser had een verzoek ingediend om zijn zorgverlening om te zetten naar een pgb, maar verweerder oordeelde dat de gewaarborgde hulp niet voldeed aan de voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had geconcludeerd dat de gewaarborgde hulp onvoldoende waarborgen bood voor het nakomen van de verplichtingen die aan het pgb verbonden zijn. De rechtbank benadrukte dat de gewaarborgde hulp verantwoordelijk is voor het indienen van correcte documenten en zorgovereenkomsten.

De rechtbank concludeerde dat de gewaarborgde hulp niet in staat was om een sluitende administratie te voeren en dat de intrekking van het pgb gerechtvaardigd was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de benodigde zorg in natura kan worden verleend, zonder dat dit tot onaanvaardbare consequenties leidt. De uitspraak werd gedaan door mr. R.J. van Lochem, in aanwezigheid van griffier mr. F. Ernens, en werd openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/696

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

wettelijk vertegenwoordigd door [naam 1] ,
gemachtigde: mr. E. Schriemer,
en

Zorgkantoor Midden IJssel, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het aan eiser verleende persoonsgeboden budget (pgb) ingetrokken per 15 juni 2019.
Bij besluit van 18 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 februari 2021.
Voor eiser zijn verschenen zijn gemachtigde, zijn moeder, [naam 2] en [naam 3] .
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door R. Schurink en
C.M Koolhof-Kruitbosch.
Het beroep is op de zitting gezamenlijk behandeld met het beroep van [naam 4] , zaaknummer 20/664. Na afloop van de zitting zijn de beroepen gesplitst en wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

1.1.
[eiser] (geboren [geboortedatum] , hierna: eiser) is bekend met ASS en een verstandelijke beperking. Hij heeft een indicatie voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), VG7. Eiser woont thuis bij zijn moeder, zijn broers en een zus. Zijn broer [naam 5] heeft ook een Wlz-indicatie (VG4). Eiser gaat op doordeweekse dagen naar de dagbesteding bij ODDC De Kameel.
1.2.
In mei 2019 is door [naam 3] van Zorg in Touw namens eiser verzocht de verstrekking om te zetten in een pgb. Namens eiser is op 18 juli 2019 een omzettingsformulier bij verweerder ingediend en op 24 mei 2019 een verklaring ‘gewaarborgde hulp’. De gewaarborgde hulp is [naam 2]
1.3.
Verweerder heeft de gewaarborgde hulp uitgenodigd voor een ‘bewustekeuzegesprek’ op 27 augustus 2019. Naar aanleiding van dit gesprek, waarbij ook de moeder van eiser aanwezig was, heeft verweerder gevraagd om een aangepast budgetplan en een week- en/of maandplanning waaruit blijkt hoe de zorg gedurende de week en in het weekend wordt verdeeld onder de verschillende zorgverleners. Op 5 september 2019 heeft de gewaarborgde hulp informatie ingezonden, waaronder een ‘budgetplan 2019’ en een weekschema met dagindeling.
1.4.
Op 10 september 2019 heeft verweerder extra informatie opgevraagd van logeerlocatie ‘Je bent het waard’.
1.5.
Omdat de aanvraag volgens verweerder voldeed aan de voorwaarden van artikel 5.8 van de Regeling langdurige zorg (Rlz) heeft verweerder eiser met een besluit van 23 september 2019 over de periode 15 juni 2019 tot en met 31 december 2019 een pgb toegekend van
€ 45.798,90.
1.6.
In een brief ‘aanvulling toekenningsbeschikking pgb’ van 26 september 2019 heeft verweerder vragen gesteld over zorgverlener ‘Je bent het waard’ en verzocht van alle in te zetten zorgverleners de zorgbeschrijvingen en zorgovereenkomsten volledig ingevuld en ondertekend in te leveren. Het betrof de zorgverleners:
- De Kameel (Begeleiding groep en VV);
- Je bent het waard (logeeropvang);
- [naam 1] (de moeder van eiser, Begeleiding individueel en Persoonlijke Verzorging);
- [naam 7] (een broer van eiser, Begeleiding individueel en Persoonlijke Verzorging); en
- [naam 8] .
Op 9 oktober 2019 heeft verweerder gerappelleerd.
1.7.
Op 17 oktober 2019 zijn de zorgbeschrijvingen ingezonden van [naam 1] , Je bent het Waard en van [naam 7] . Verweerder heeft op 28 oktober 2019 voor deze zorgverleners om een zorgovereenkomst en een meer gespecificeerde zorgbeschrijving verzocht. De zorgovereenkomst en zorgbeschrijving van De Kameel zijn niet overgelegd.
1.8.
Op 29 oktober 2019 zijn de aangevulde zorgbeschrijvingen aan verweerder retour gezonden. Op 30 oktober 2019 zijn zorgovereenkomsten ingezonden van [naam 1] ,
[naam 9] van “Je bent het waard” en van [naam 7]
1.9.
Op 12 november 2019, 15 november 2019 en 25 november 2019 heeft verweerder contact gelegd met de gewaarborgde hulp en toegelicht welke aanpassingen en aanvullingen nodig zijn.
1.10.
Op 28 november 2019 zijn namens eiser nieuwe documenten ingezonden. In een begeleidende mail is beschreven dat het gaat om vijf zorgverleners, dat voor de beide broers inmiddels al 26 formulieren zijn ingeleverd en de zorgverleners vanaf 15 juni 2019 niet betaald worden. Verweerder heeft daarna de besluiten genomen die in de rubriek ‘procesverloop’ van deze uitspraak genoemd zijn.
De standpunten van partijen
2.1.
Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de gewaarborgde hulp niet in staat is gebleken de opgelegde verplichtingen na te komen. Aan de voorwaarden voor verlening van een pgb wordt niet (langer) voldaan.
Verweerder heeft erop gewezen dat uit het budgetplan volgt dat een groot deel van de te verlenen zorg wordt verleend door De Kameel. Van deze zorgverlener is nog steeds geen zorgovereenkomst en geen zorgbeschrijving ontvangen. Van de overige zorgverleners voldoen de overgelegde documenten niet aan de gestelde eisen.
De zorgkantoren hebben vastgelegd waaraan een gewaarborgde hulp moet voldoen, om zo te garanderen dat het belang van de budgethouder goed door de gewaarborgde hulp wordt gediend. Daarom dient de gewaarborgde hulp onder andere te zorgen voor een juist ingevuld en ingediend aanvraagformulier, budgetplan en adequate zorgbeschrijvingen. Daarnaast is de gewaarborgde hulp verantwoordelijk voor het afsluiten van de zorgovereenkomsten met de zorgverleners.
2.2.
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een belastend besluit, zodat de bewijslast op verweerder rust. Verweerder is daarin niet geslaagd. Uit artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat subsidie geweigerd kan worden, als de activiteiten niet hebben plaatsgevonden. Daarvan is geen sprake.
Volgens eiser probeert verweerder het beeld te schetsen van een gewaarborgde hulp die stukken te laat aanlevert en fouten maakt in de formulieren. De gewaarborgde hulp heeft echter adequaat en uitgebreid geantwoord en elk nieuw formulier werd ingevuld. Wellicht zijn er fouten gemaakt, maar dat is niet zo verwonderlijk. Van de gewaarborgde hulp wordt namelijk verwacht dat een gedetailleerde professionele zorgbeschrijving wordt samengesteld en hij voor zijn beide cliënten 16 formulieren moet invullen.
Het wettelijk kader
3.1.
Op grond van artikel 3.3.3, eerste lid, van de Wlz verleent het zorgkantoor – onder voorwaarden – op aanvraag van een verzekerde een pgb. Ter uitvoering daarvan wordt een zorgovereenkomst opgesteld tussen de zorgverlener en de verzekerde. De zorgovereenkomst moet voldoen aan de eisen zoals verwoord in artikel 5.16, tweede lid, van de Rlz.
Op grond van artikel 1.1 van de Rlz wordt onder gewaarborgde hulp verstaan: de door de verzekerde ingeschakelde hulp van een derde die instaat voor de nakoming van de aan het pgb verbonden verplichtingen.
Op grond van artikel 3.8 van de Rlz gaat de aanvraag vergezeld van een budgetplan dat is ingericht volgens het door het Zorginstituut vastgestelde model.
Op grond van artikel 5.11, tweede lid, aanhef en onder 5°, van de Rlz, gelezen in verbinding met het eerste lid van deze bepaling, kan de verlening van een pgb worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de door de verzekerde ingeschakelde gewaarborgde hulp anderszins onvoldoende waarborg zal bieden voor het nakomen van de voor de verzekerde aan het pgb verbonden verplichtingen.
Op grond van artikel 5.16, eerste lid, van de Rlz, sluit de verzekerde een schriftelijke overeenkomst met iedere zorgaanbieder of mantelzorger die hij ten laste van zijn pgb zorg laat verlenen, behalve voor zover reeds vervoer bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel f, van de wet van die zorgaanbieder of mantelzorger is betrokken. Op grond van het tweede lid worden zorgovereenkomsten opgesteld volgens de meest recente door de Sociale Verzekeringsbank vigerende vastgestelde toepasselijke modelovereenkomsten, die beschikbaar waren gesteld ten tijde van het afsluiten van de zorgovereenkomst, en bevatten deze bovendien ten minste de wijze waarop de zorgaanbieder of mantelzorger voorziet in de behoefte aan zorg van de verzekerde.
Op grond van artikel 5.20, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Rlz, kan het zorgkantoor de toekenningsbeschikking intrekken met ingang van de dag waarop de verzekerde, of de derde die aan de verzekerde gewaarborgde hulp biedt, de opgelegde verplichtingen niet nakomt of niet langer voldoet aan de voorwaarden of de verleningsgrond van het pgb of aan de eisen van gewaarborgde hulp.
Het gaat om een bevoegdheid, dus is ook een belangenafweging in de zin van 3:4 van de Awb noodzakelijk.
Het oordeel van de rechtbank
3.2.
De rechtbank is het met eiser eens, dat sprake is van een belastend besluit. Het is aan verweerder om aannemelijk te maken dat door of namens eiser niet is voldaan aan de geldende verplichtingen. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder hierin geslaagd. De rechtbank licht dat oordeel hieronder toe.
3.3.
De rechtbank stelt allereerst vast, dat uit artikel 5.8 van de Rlz volgt dat een aanvraag om een pgb compleet is als het aanvraagformulier en het budgetplan bij verweerder zijn ingediend, vergezeld van een verklaring gewaarborgde hulp in geval van een indicatie als die van eiser. Het is dan ook niet in strijd met de geldende bepalingen dat verweerder is overgegaan tot het verlenen van een pgb na ontvangst van die stukken, zonder dat op dat moment ook al aan de overige verplichtingen was voldaan.
3.4.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat [naam 2] als gewaarborgde hulp onvoldoende waarborgen biedt voor het nakomen van de verplichtingen van een pgb. Ook voor de rechtbank is komen vast te staan dat over de periode van belang nog steeds niet de juiste informatie is verstrekt, terwijl verweerder de gewaarborgde hulp voldoende tijd gegeven heeft de informatie in orde te maken en bovendien moeite heeft gedaan uit te leggen welke informatie precies vereist was.
Van zorgaanbieder De Kameel zijn de zorgovereenkomst en de zorgbeschrijvingen in het geheel niet overgelegd, terwijl deze aanbieder het grootste deel van de zorg biedt. Dat dit het gevolg is geweest van onenigheid met De Kameel over het tarief is navolgbaar, maar maakt het verzuim nog niet acceptabel.
De wel overgelegde documenten van de overige zorgverleners voldoen nog steeds niet aan de daarvoor geldende voorwaarden. Zo volgt hieruit dat aan eiser en zijn broer tegelijkertijd zorg wordt verleend door één zorgverlener. Hoewel dit feitelijk gezien wellicht mogelijk is, gaat het dan echter niet om ‘individuele begeleiding’. Als er overeenkomstig deze zorgbeschrijvingen wordt gedeclareerd ontstaan er problemen bij de betaling. Dat is niet in het belang van eiser. Om dezelfde reden heeft verweerder terecht vragen gesteld bij de beschrijving van de logeeropvang door ‘Je bent het waard’, omdat logeeropvang wordt gedeclareerd maar de zorg één op één wordt verleend. De rechtbank vindt het juist dat verweerder bij de beoordeling van de vraag of aan de voorwaarden voor het pgb wordt voldaan ook kijkt naar de wijze waarop het verleende pgb zal worden verantwoord. Dit geldt te meer in de situatie dat de periode waarover het pgb is verleend al is aangevangen.
De rechtbank concludeert dat de gewaarborgde hulp niet in staat is gebleken een sluitende en adequate administratie te voeren. De rechtbank begrijpt zeker dat dit een hele opgave is, aangezien eiser en zijn broer allebei op 24 uur zorg zijn aangewezen en er dus meerdere zorgverleners zijn waarvoor formulieren moeten worden ingevuld. Dit is echter het gevolg van de keuze die is gemaakt om voor eiser en zijn broer een pgb te willen ontvangen. Op de zitting is namens verweerder overigens toegezegd in gesprek te willen gaan over de voor eiser benodigde en gewenste zorg en de wijze waarop deze in de toekomst vorm kan krijgen.
3.5.
Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank verweerder in het standpunt dat
[naam 2] de verplichtingen die zijn verbonden aan het pgb vanaf het begin af aan onvoldoende is nagekomen.
Belangenafweging
3.6.
Verweerder heeft terecht bij zijn belangenafweging betrokken dat de benodigde en gewenste zorg en begeleiding in natura kan worden verleend. Het is niet gebleken dat dit tot onaanvaardbare consequenties leidt. Verweerder heeft daarom naar het oordeel van de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 5.20 van de Rlz gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid tot intrekking van het pgb met ingang van de datum van toekenning.
Op de zitting is het bovendien duidelijk geworden dat de besluitvorming niet heeft geleid tot een terugvordering van pgb. De zorg die De Kameel heeft verleend is alsnog als zorg in natura gedeclareerd en vergoed. De overige zorgverleners hebben geen kosten gemaakt.
Conclusie
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. Ernens, griffier, op
De beslissing wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.