ECLI:NL:RBOVE:2021:1675

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
262811 KGRK 21-125
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in een civiele procedure

Op 11 maart 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel het verzoek tot wraking van verzoeker afgewezen. Dit verzoek volgde op een eerdere afwijzing van een wrakingsverzoek tegen mr. Van Eerde, dat op 3 maart 2021 was gedaan. Verzoeker had opnieuw mr. Van Eerde gewraakt, maar de wrakingskamer oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren gepresenteerd die een heroverweging rechtvaardigden. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die deze onpartijdigheid in twijfel trekken. In dit geval was er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de rechter.

De wrakingskamer merkte op dat verzoeker eerder al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend zonder concrete feiten of omstandigheden te stellen die de vrees voor partijdigheid konden onderbouwen. Dit leidde tot de conclusie dat verzoeker het wrakingsmiddel misbruikte, wat de wrakingskamer noopte om te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 262811 KGRK 21-125
Beslissing van 11 maart 2021
in de zaak van
[verzoeker],
wonende aan de [adres] ,
verzoeker tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Op 3 maart 2021 heeft de wrakingskamer in de zaak van verzoeker, die is geregistreerd onder 261439 KG RK 21-59, het verzoek om mr. Van Eerde, hierna ook te noemen: de rechter, te wraken afgewezen.
1.2.
Op 3 maart 2021 is door de griffie van de Rechtbank Overijssel een wrakingsverzoek van verzoeker ontvangen gericht tegen de eerdergenoemde wrakingskamer. Nadat aan verzoeker is kenbaar gemaakt dat de wet die mogelijkheid niet biedt, omdat de uitspraak van de wrakingskamer al had plaatsgevonden, heeft verzoeker bij e-mail van 4 maart 2021 laten weten mr. Van Eerde opnieuw te wraken.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft, samengevat weergegeven, aan zijn verzoek ten grondslag gelegd, zo begrijpt de rechtbank, dat de woningbouwvereniging juridisch onbevoegd is om over te gaan tot beëindiging van de huurovereenkomst.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
3.2.
In het protocol van de wrakingskamer van deze rechtbank is onder 9.1, aanhef en onder e, het volgende bepaald:
“De wrakingskamer kan het verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid zonder behandeling ter zitting aanstonds afwijzen:
(…) indien het een volgend verzoek ten aanzien van eenzelfde rechter betreft, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.”
Naar het oordeel van de wrakingskamer doet deze situatie zich hier voor. Verzoeker heeft eerder bij op 2 februari 2021 een verzoek tot wraking van mr. Van Eerde gedaan in dezelfde zaak. Dit verzoek is bij beslissing van de wrakingskamer van 3 maart 2021 afgewezen. Verzoeker heeft nu geen nieuwe feiten of omstandigheden aan zijn verzoek ten grondslag gelegd ten opzichte van het eerdere wrakingsverzoek. Sterker, het hernieuwde verzoek tot wraking heeft geenszins betrekking op de vermeende vooringenomenheid van de betreffende rechter.
3.3.
De wrakingskamer ziet dan ook aanleiding om het wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting af te wijzen.
3.4.
Verzoeker heeft nu al meerdere wrakingsverzoeken in dezelfde procedure gedaan zonder naar behoren concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit in redelijkheid zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor. Dat leidt tot de conclusie dat verzoeker het middel van wraking gebruikt voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Naar het oordeel van de wrakingskamer is hiermee sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom, met toepassing van 39, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. U. van Houten, C. Verdoold en J.N. Bartels in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.H. Doldersum en in openbaar uitgesproken op
11 maart 2021.
de griffier is niet in de gelegenheid de voorzitter
deze beslissing mede te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.