ECLI:NL:RBOVE:2021:1676

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
261439 KG RK 21-59
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure met betrekking tot huurovereenkomst en hennepkwekerij

Op 3 maart 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel het verzoek tot wraking van verzoeker afgewezen. Verzoeker had op 1 februari 2021 een terechtzitting achter gesloten deuren gehad, waarbij mr. R.P. van Eerde als rechter optrad. Na deze zitting diende verzoeker op 2 februari 2021 een wrakingsverzoek in, omdat hij zich onheus bejegend voelde door de rechter en meende dat deze partijdig was. De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld op 22 februari 2021, waarbij de rechter niet aanwezig was, maar wel via een schriftelijke reactie zijn standpunt heeft toegelicht.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat verzoeker in een civiele procedure betrokken was, waarin zijn bewindvoerder een machtiging vroeg tot beëindiging van de huurovereenkomst vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij in de huurwoning. Verzoeker was van mening dat de rechter hem onvoldoende gelegenheid had gegeven om zijn standpunten naar voren te brengen, wat volgens hem duidde op partijdigheid. De rechter heeft echter aangegeven dat hij zich niet herkende in de beschuldigingen en dat hij het noodzakelijk vond om de situatie rondom de hennepkwekerij te bespreken.

De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat de klachten van verzoeker niet voldoende onderbouwd waren met concrete feiten die objectief de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. De wrakingsprocedure is niet bedoeld voor klachten over de manier van bejegening door de rechter. De wrakingskamer heeft daarom het verzoek tot wraking afgewezen, met de opmerking dat de rechter ook kritische vragen moet kunnen stellen aan partijen in een procedure. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 261439 KG RK 21-59
Beslissing van 3 maart 2021
in de zaak van
[verzoeker],
wonende aan de [adres] ,
verzoeker tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Op 1 februari 2021 heeft een terechtzitting achter gesloten deuren plaatsgevonden. Mr. R.P. van Eerde, rechter in deze rechtbank, was in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak, die is geregistreerd onder 8987314 BH VERZ 21-290.
1.2.
Op 2 februari 2021 is door de griffie van de Rechtbank Overijssel een verzoek van verzoeker ontvangen om mr. Van Eerde, hierna ook te noemen: de rechter, te wraken.
1.3.
Mr. Van Eerde heeft niet berust in de wraking en heeft op 17 februari 2021 een schriftelijke reactie ingediend.
1.4.
Het wrakingsverzoek van verzoeker is op 22 februari 2021 achter gesloten deuren behandeld. De rechters en de griffier waren met elkaar verbonden via Skype (beeld en geluid). Bij deze zogenoemde ‘Skypezitting’ waren verder aanwezig:
 verzoeker, door middel van een geluidsverbinding;
 mevrouw [bewindvoerder] , bewindvoerder van verzoeker.
De rechter is, met kennisgeving vooraf, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Verzoeker is rechthebbende in bovengenoemde kantonzaak, waarin zijn bewindvoerder bij de kantonrechter om een machtiging tot beëindiging van de huurovereenkomst tussen hem en de woningbouwvereniging heeft verzocht. De aanleiding van dit verzoek is dat er in de door verzoeker gehuurde woning een hennepkwekerij is aangetroffen. Om die reden wilde de verhuurder een vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst en tot ontruiming indienen bij de kantonrechter. De verhuurder heeft de bewindvoerder echter eerst in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst zelf te beëindigen. Dit ter voorkoming van een proceskostenveroordeling en ontruimingskosten. Aangezien verzoeker daarmee niet wilde instemmen, heeft de bewindvoerder, die dat wel wil, de kantonrechter gevraagd haar daarvoor een machtiging te verlenen.
2.2.
De wrakingskamer heeft van verzoeker begrepen dat er naar aanleiding van het aantreffen van de hennepkwekerij in zijn huurwoning naast een civiele procedure tevens een strafrechtelijke procedure aanhangig is dan wel zal worden gemaakt.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Verzoeker heeft, samengevat weergegeven, aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat de rechter hem ter terechtzitting onheus heeft bejegend en dat hij onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn standpunten naar voren te brengen. In de ogen van verzoeker maakt dit dat de rechter partijdig en onprofessioneel is.

4.Het standpunt van de rechter

4.1.
De rechter heeft aangevoerd dat hij zich kan voorstellen dat verzoeker (een deel van) de behandeling als onplezierig en confronterend heeft ervaren. Dit vanwege het feit dat hij het noodzakelijk vond om inhoudelijk te spreken over de aangetroffen hennepkwekerij in de huurwoning van verzoeker, terwijl verzoeker daar niet op in wilde gaan. De rechter herkent zich echter niet in de door verzoeker aangevoerde gronden en heeft de wrakingskamer dan ook verzocht het verzoek tot wraking af te wijzen.

5.De beoordeling

5.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
5.2.
De klachten van verzoeker betreffen in wezen de manier waarop hij door de rechter is bejegend. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure niet bedoeld. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze bejegening partijdigheid van de rechter ten opzichte van verzoeker besloten ligt of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, heeft verzoeker verder niet aangevoerd en daarvan is ook anderszins niet gebleken. De wrakingskamer merkt op dat het ook tot de taken van een rechter behoort om kritische vragen te stellen aan rechthebbenden. Uit de overgelegde zittingsaantekeningen van de griffier en de reactie de rechter blijkt bovendien dat verzoeker ter terechtzitting van 1 februari 2021 in de gelegenheid is gesteld zijn standpunt over het verzoek van de bewindvoerder toe te lichten. Dit betekent dat de bij verzoeker gewekte schijn van partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd is.
5.3.
De conclusie is dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. U. van Houten, C. Verdoold en J.N. Bartels in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.H. Doldersum en in openbaar uitgesproken op
3 maart 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.