ECLI:NL:RBOVE:2021:1709

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
08.007471.21 (P) en 08.188401.19 (TUL)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en vernieling met een honkbalknuppel

Op 26 april 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en vernieling. De verdachte sloeg op 7 januari 2021 in Kampen vier personen met een honkbalknuppel in hun eigen woning, wat leidde tot ernstige verwondingen. Twee slachtoffers moesten met een ambulance worden afgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast moet de verdachte een schadevergoeding van bijna 3.000 euro betalen aan de slachtoffers en een eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 80 uur uitvoeren. De rechtbank overwoog dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en dat de slachtoffers blijvende schade ondervonden van de geweldsdaad. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en besloot dat de verdachte onder het volwassenenstrafrecht moest worden berecht, ondanks zijn jeugdige leeftijd en lichte verstandelijke beperking. De vordering van de benadeelde partijen werd toegewezen, en de rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.007471.21 (P) en 08.188401.19 (TUL)
Datum vonnis: 26 april 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2001 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 april 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Leusink en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. R.G.M. Rijkhoff, advocaat te Almere, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:op 7 januari 2021 heeft geprobeerd aan vier personen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hen met een honkbalknuppel te slaan;
feit 1 subsidiair:op 7 januari 2021 vier personen heeft mishandeld door hen met een honkbalknuppel te slaan;
feit 2:op 7 januari 2021 een ruit heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1hij op of omstreeks 7 januari 2021, in de gemeente Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 2] , en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 3] , en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 4] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] en/of genoemde [slachtoffer 2]en/of genoemde [slachtoffer 3] en/of genoemde [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal, met een (honkbal)knuppel, althans enig hard (slag)voorwerp, in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen de ribben en/of tegen de schouder(s) en/of tegen de arm(en), in elk geval tegen het (boven)lichaam, heeft geslagen, en/of met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een (honkbal)knuppel, althans enig hard (slag)voorwerp, in de richting van het hoofd en/of het (boven)lichaam van genoemde [slachtoffer 1] en/of genoemde [slachtoffer 2] en/of genoemde [slachtoffer 3] en/of genoemde [slachtoffer 4] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 januari 2021, in de gemeente Kampen, een persoon, genaamd [slachtoffer 1] , en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 2] , en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 3] , en/of een persoon, genaamd [slachtoffer 4] , heeft mishandeld,door genoemde [slachtoffer 1] en/of genoemde [slachtoffer 2] en/of genoemde [slachtoffer 3] en/of genoemde [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal, met een (honkbal)knuppel, althans enig hard (slag)voorwerp, in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen de ribben en/of tegen de schouder(s) en/of tegen de arm(en), in elk geval tegen het (boven)lichaam, te slaan;
2hij op of omstreeks 7 januari 2021, in de gemeente Kampen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur van perceel [adres 2] aldaar, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [woningstichting] en/of [slachtoffer 1] , toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1. De ontkennende verklaring van verdachte wordt volgens de raadsvrouw onvoldoende weerlegd door het dossier. De verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] suggereren zijn aanwezigheid. Dat maakt dat het misschien aannemelijk is dat verdachte ook naar de deur is gerend, maar de drempel van wettig en overtuigend bewijs voor de stellingname dat verdachte ook degene is geweest die heeft geslagen kan, gelet op de uiteenlopende verklaringen van de aangevers en de verklaringen van de buurtbewoners, niet worden genomen.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] slechts de subsidiair tenlastegelegde mishandeling kan worden bewezen. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten zoals vermeld onder 1 primair en 2 heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan. Volgens [slachtoffer 1] was zij met haar dochters [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] , [naam 1] en haar vriend [slachtoffer 4] thuis toen ze hoorde dat iemand aan de deur stond. Volgens [slachtoffer 2] was het de nieuwe vriendin van haar ex-vriend [medeverdachte 1] ( [naam 2] ). Vervolgens deden zij samen de deur open. [naam 2] was opgefokt en schold [slachtoffer 2] uit. Toen [slachtoffer 1] [naam 2] vastpakte om haar naar binnen te trekken, kwam uit het niets een persoon met een zwarte knuppel waar hij mee begon te slaan. Die jongen haalde de knuppel omhoog en sloeg [slachtoffer 1] hard tegen de rechterkant van haar hoofd. [slachtoffer 1] voelde dat haar hoofd hevig bloedde en zij voelde meteen pijn en hevig bonzen en kloppen. In het ziekenhuis bleek dat zij waarschijnlijk een hersenschudding had. [2] Uit de letselrapportage en de foto’s blijkt van een barstwond van ongeveer 3 bij 1 centimeter en rafelige randen. Naar verwachting zal het herstel 2 tot 3 weken duren. [3] Ook [slachtoffer 4] werd door de knuppel geraakt in de zwaai die voor het hoofd van [slachtoffer 1] bedoeld was. [4]
[slachtoffer 3] , die op het geluid was afgekomen, zag dat de jongen de knuppel over zijn hoofd haalde en op haar begon in te slaan. Zij zag dat hij met de knuppel op haar hoofd mikte. Ze deed haar armen over haar hoofd om die te beschermen en voelde vervolgens dat zij meerdere slagen op haar rechter arm en rechter ribben kreeg. Zij voelde hevige pijn en schrok van de klappen. Ook zag zij dat de jongen met de knuppel op het hoofd van haar moeder sloeg. [5] Door de klappen heeft zij een kneuzing van de ribbenkast van 4 bij 4 centimeter ter hoogte van de rechter oksel en een kneuzing/bloeding van de huid van 4 bij 10 centimeter op haar rechter bovenarm. [6] De derde keer dat de jongen sloeg, raakte hij [slachtoffer 2] op haar rechter schouder en zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 4] hebben gezien dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] zijn geslagen met de knuppel. [7] Die knuppel was van ijzer. [8] [slachtoffer 2] heeft de deur uiteindelijk dicht gekregen en [slachtoffer 3] zag dat de jongen twee keer met de honkbalknuppel tegen de deur sloeg waardoor het raam kapot ging. [9] Ook de buurman heeft gezien dat een jongen het raam insloeg. [10]
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte degene is geweest die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] heeft geslagen met een ijzeren knuppel en, als dat zo is, hoe die gedragingen gekwalificeerd moeten worden.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat zijn vriendin ( [naam 2] ) aan de deur ging om verhaal te halen en dat zijn kameraad ingreep. [medeverdachte 2] en verdachte waren mee. Vanuit zijn ooghoek zag hij verdachte erheen rennen. [11] [medeverdachte 1] had verdachte voor de zekerheid meegenomen, omdat het vriendje van [slachtoffer 2] een grote jongen is. [12] [medeverdachte 2] heeft ook verklaard dat verdachte naar [naam 2] rende die bij de [adres 2] aan de deur stond. Toen hoorde hij nog meer gegil en deuren dichtklappen. Terug in de auto zei verdachte iets van
‘ik ben er wel op los gegaan’. [13] [medeverdachte 1] heeft in een latere verklaring bevestigd dat verdachte dat zei. [14] [slachtoffer 4] heeft verdachte achteraf ook herkend als degene met de knuppel. [15]
Onderzoek naar de telefoon van [naam 2] leverde een whatsapp gesprek op met haar vriend [medeverdachte 1] . Uit dat gesprek blijkt dat ‘ [naam 3] ’ op 7 januari 2021 ook mee gaat. [medeverdachte 1] zegt dat [naam 3] ook mee wil en [naam 2] reageert met
‘Maar als [naam 3] meegaat dan wordt t oorlog want [naam 3] slaat hem dood’. [16]
De rechtbank is er op grond van deze wettige bewijsmiddelen van overtuigd dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft geslagen met een ijzeren knuppel en dat hij het raam van de voordeur van de [adres 2] heeft vernield.
Uit de verklaringen komt naar voren dat verdachte als een wildeman met die knuppel heeft geslagen en daarbij heeft gericht op het hoofd van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] . Dat kan worden gekwalificeerd als een poging op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ook het slaan van die ijzeren knuppel tegen en richting het lichaam van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] levert, naar uiterlijke verschijningsvorm een poging op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op. Ook een klap met een knuppel tegen een minder vitaal deel van het lichaam kan immers gemakkelijk leiden tot bijvoorbeeld gebroken botten of letsel waarbij chirurgisch ingrijpen nodig is. Verdachte had daarbij volgens de rechtbank het volle opzet op de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Wanneer je een ijzeren knuppel boven je hoofd heft en zo hard uithaalt naar iemands lichaam, dan wil je naar de uiterlijke verschijningsvorm willens en wetens zwaar letsel veroorzaken.
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank nog dat een kennelijke verschrijving in de tenlastelegging is opgenomen met betrekking tot de straatnaam van de woning van aangevers. De rechtbank zal dit in de bewezenverklaring aanpassen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1 primair en 2 heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 7 januari 2021, in de gemeente Kampen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet genoemde [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal, met een (honkbal)knuppel, tegen en/of richting het hoofd of de ribben of de schouder of de arm, heeft geslagen,, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2hij op 7 januari 2021, in de gemeente Kampen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur van perceel [adres 2] aldaar, dat aan een ander, te weten aan [woningstichting] , toebehoorde, heeft vernield.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk een goed dat aan een ander toebehoort vernielen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd Verdachte volgens het volwassenenstrafrecht te veroordelen tot negen maanden gevangenisstraf, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aanhouding van de zaak verzocht om nader onderzoek naar verdachte te doen om te kunnen bepalen of jeugdstrafrecht moet worden toegepast. Subsidiair bepleit zij dat het jeugdstrafrecht toegepast dient te worden, gelet op het rapport van de William Schrikker Groep (WSG). Verdachte houdt zich goed aan de schorsingsvoorwaarden en er is volgens de WSG sprake van een licht verstandelijke beperking, dan wel lage begaafdheid in vergelijking met leeftijdsgenoten. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht geen langere gevangenisstraf op de leggen dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
De rechtbank ziet gelet op de ontkennende proceshouding van verdachte, de gegeven adviezen van de Reclassering en het NIFP, de indruk van de persoon van verdachte zoals deze is gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting en het feit dat hij zich kennelijk goed staande houdt in de P.I. geen meerwaarde en reden voor nader onderzoek naar verdachte in verband met het toe te passen jeugd- of volwassenstrafrecht en zal het verzoek om aanhouding daarom afwijzen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft vier personen, waaronder drie vrouwen die in hun eigen woning waren, geprobeerd ernstig te verwonden met een honkbalknuppel. Hij kende deze personen niet en had geen enkele aanleiding om zo tekeer te gaan tegen hen. De slachtoffers hebben nog elke dag last van wat Verdachte die avond heeft gedaan. Twee van hen moesten met een ambulance worden afgevoerd. Zij hebben nog wekenlang pijn gehad en hebben nog steeds last van angst, slaapproblematiek en stress. [slachtoffer 3] heeft bovendien in haar schriftelijke slachtofferverklaring een duidelijk beeld geschetst van wat de mishandeling met haar heeft gedaan.
Dit soort strafbare feiten zorgen voor gevoelens van angst. Niet alleen bij de slachtoffers, maar ook in het algemeen in de maatschappij. Het is aangevers zomaar overkomen dat ze de deur openden en uit het niets belaagd en geslagen werden met een honkbalknuppel. Dat is een angstige gedachte, bijvoorbeeld ook voor de buren van de slachtoffers of mensen die het in de krant lezen.
Verdachte neemt geen enkele verantwoordelijkheid voor deze gewelddadige actie. Verdachte liegt tijdens de zitting over zijn alibi en zijn betrokkenheid en heeft tijdens de zitting een harde en onverschillige houding laten zien. De rechtbank weegt dat mee in het nadeel van verdachte.
Op 1 februari 2021 heeft I.E. Troost, psychiater bij het NIFP een rapport geschreven over verdachte. Daarin staat dat waarschijnlijk sprake is van een licht-verstandelijke beperking. Er is geen sprake van een psychiatrisch toestandsbeeld. In het verleden werd een aandachttekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD) vastgesteld. Verdachte hield zich goed staande in de PI Zwolle tijdens zijn voorarrest. Zijn beperkingen zijn passend bij zijn lage intelligentie en niet zozeer bij een vertraagde sociaal emotionele achterstand. De psychiater adviseerde ten tijde van het voorarrest om verdachte niet over te plaatsen naar een justitiële jeugdinrichting.
De reclassering heeft op 23 februari 2021 een schorsingsrapportage geschreven over Verdachte. Zij hebben het recidiverisico ingeschat als hoog. Verdachte balanceert volgens de reclassering al een tijdje op de grens tussen toepassing van het volwassen- en jeugdstrafrecht. De reclassering is het met het NIFP eens dat volwassenstrafrecht moet worden toegepast, onder andere vanwege het nu al forse strafblad van verdachte en omdat hij al verschillende kansen binnen het jeugdstrafrecht heeft gehad.
Tijdens de zitting heeft de rechtbank een rapport van GZ-psycholoog K. Chateau ontvangen. Dit rapport gaat over het niveau van functioneren en de persoonlijkheid van verdachte. Het rapport is niet compleet, omdat verdachte de laatste afspraak heeft afgezegd, maar er kan wel een beeld gevormd worden. Het intelligentieonderzoek vormt een aanwijzing dat er serieus rekening gehouden moet worden met een licht-verstandelijke beperking. Daarnaast moet volgens de psycholoog rekening worden gehouden met een antisociale persoonlijkheidsstoornis, hoewel een persoonlijkheidsstoornis niet kan worden vastgesteld, omdat nader onderzoek niet heeft kunnen plaatsvinden.
Gelet op de hierboven genoemde rapportages ziet de rechtbank geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Verdachte is voldoende zelfredzaam. Hij heeft een baan en woont op zichzelf. Dat sprake is van een licht-verstandelijke beperking, staat daar niet aan in de weg. De jeugdreclassering heeft verschillende keren in het kader van voorwaardelijke jeugdsancties begeleiding geboden, maar verdachte blijft strafbare feiten plegen, die bovendien steeds ernstiger van aard worden. De rechtbank is op grond van de rapportages van oordeel dat het volwassenstrafrecht toegepast moet worden.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Dat betekent dat de rechtbank, zoals door de officier van justitie geëist, een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden oplegt, waarvan drie maanden voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaren. Aan de proeftijd worden de bijzondere voorwaarden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd namelijk; een meldplicht, ambulante behandeling bij Trajectum, een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod voor [adres 2] in Kampen en het meewerken aan het behouden (en mocht hij zijn baan kwijtraken ook het vinden) van dagbesteding.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]
, bijgestaan door mr. N. Amine, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1382,25 [dertienhonderdtweeëntachtig euro en vijfentwintig cent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Ambulance vervoer € 335,87;
- Extra kosten ambulance € 69,09 + € 266,78;
- opvragen huisartsenjournaal € 46,38;
Totaal € 382,25
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1000,- gevorderd.
[slachtoffer 2]
[slachtoffer 3] , bijgestaan door mr. N. Amine, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1496,40 [veertienhonderdzesennegentig euro en veertig cent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Ambulance vervoer € 344,38;
- Reiskosten politiebureau € 2,80;
- Reis en parkeerkosten Isala ziekenhuis € 25,66;
- Reiskosten bezoeken praktijkondersteuner € 3,74
- Gederfde inkomsten (wachtdag) € 73,44
- opvragen huisartsenjournaal € 46,38;
Totaal € 496,40
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1000,- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen voor toewijzing in aanmerking komen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, gevraagd de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat de reis- en parkeerkosten en gederfde inkomsten voor [slachtoffer 3] niet kunnen worden toegewezen. De door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] gevorderde immateriële schade dient gematigd te worden, omdat die schade niet deugdelijk is onderbouwd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit 1 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1382,25 voor [slachtoffer 1] en € 1496,40 voor [slachtoffer 3] .
te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente voor het materiële deel met ingang van heden en het immateriële deel met ingang van de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 7 januari 2021.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging 08.188401.19

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging wordt toegewezen.
De raadsvrouw heeft niet-ontvankelijk verklaring van de vordering geconcludeerd en subsidiair afwijzing van de vordering. Het is in het belang van verdachte dat de bijzondere voorwaarden tot het einde van de proeftijd (oktober 2021) doorlopen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Verdachte is op 3 oktober 2019 door de kinderrechter veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen jeugddetentie waarvan 80 uren
subsidiair 40 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als algemene voorwaarde dat verdachte zich binnen die twee jaar niet opnieuw schuldig zou maken aan een strafbaar feit. Dat heeft hij wel gedaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat hij de 80 uren werkstraf die nog op de lat stonden, alsnog moet uitvoeren.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het aanhoudingsverzoek van de raadsvrouw af;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk een goed dat aan een ander toebehoort vernielen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 primair en feit 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
3 (drie) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland in Zwolle op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- meewerkt aan diagnostiek en zich ambulant laat behandelen bij Trajectum of een soortgelijke zorgverlener, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van de zorgverlener zullen worden gegeven;
- op geen enkele wijze contact opneemt en/of onderhoudt met
 [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1980
 [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2000
 [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 4] 2002,
zo lang de reclassering dit nodig acht;
- zich niet ophoudt in [adres 2] in Kampen;
- meewerkt aan het behouden (en zo nodig opnieuw vinden) van zinvolle dagbesteding, indien en zolang de reclassering dit nodig acht;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1382,25 (dertienhonderdtweeëntachtig euro en vijfentwintig cent), waarvan een bedrag van € 382,25 (materiële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van heden en een bedrag van € 1.000,- (immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente voor het materiële deel met ingang van heden en het immateriële deel met ingang van 7 januari 2021;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit 1 en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1382,25,te vermeerderen met de hiervoor genoemde wettelijke rente ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
23 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 1496,40 (veertienhonderdzesennegentig euro en veertig cent), waarvan een bedrag van € 496,40 (materiële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van heden en een bedrag van € 1.000,- (immateriële schade) te vermeerderen met de wettelijke rente voor het materiële deel met ingang van heden en het immateriële deel met ingang van 7 januari 2021;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit 1 en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1496,40,te vermeerderen met de hiervoor genoemde wettelijke rente ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
24 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van rechtbank Overijssel van 3 oktober 2019 met parketnummer 08-188401-19 voorwaardelijk opgelegde
werkstrafvoor de duur van
80 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2021.
Buiten staat
mr. D.E. Schaap is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2021011131. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces verbaal van aangifte van 8 januari 2021, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , p. 86-89.
3.Een geschrift te weten een letselrapportage van 7 januari 2021, opgesteld door G. van Essen forensisch arts bij GGD IJsselland, p 90-94.
4.Het proces verbaal van aangifte van 8 januari 2021, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] , p. 107-109.
5.Het proces verbaal van aangifte van 8 januari 2021, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] , p. 95-98.
6.Een geschrift te weten een letselrapportage van 7 januari 2021, opgesteld door G. van Essen forensisch arts bij GGD IJsselland, p 99-104.
7.Het proces verbaal van aangifte van 8 januari 2021, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] , p. 105-106.
8.Het proces verbaal van aangifte van 8 januari 2021, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] , p. 107-109.
9.Het proces verbaal van aangifte van 8 januari 2021, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] , p. 95-98.
10.Het proces-verbaal buurtonderzoek van 8 januari 2021, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 116.
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 8 januari 2021, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] , p. 56-61.
12.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 10 januari 2021, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] , p. 67-70.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 januari 2021, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] , p. 82-85.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 10 januari 2021, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] , p. 65.
15.Het proces verbaal van aangifte van 8 januari 2021, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] , p. 107-109.
16.Het proces-verbaal van bevindingen van 10 januari 2021, inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , inclusief bijlagen, p. 121-128.