ECLI:NL:RBOVE:2021:1710

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
08/206761-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor openlijk geweld met ernstige verwondingen aan het slachtoffer

Op 26 april 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 21-jarige vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De vrouw was betrokken bij een gewelddadig incident op 10 augustus 2020 in Enschede, waarbij zij samen met mededaders openlijk geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer, die ernstig letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de vrouw een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld door het slachtoffer te beletten te vluchten en hem te slaan terwijl hij op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat het geweld, dat onder andere bestond uit steken met messen en schoppen, ernstige gevolgen had voor het slachtoffer, die een ingeklapte long en meerdere steekwonden opliep. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de zaak bij verstek was behandeld. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de vrouw hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade die door het geweld was veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/206761-20 (P)
Datum vonnis: 26 april 2021
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1999 in [geboorteplaats] , Marokko,
zonder bekende vast woon- of verblijfplaats hier te lande.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 april 2021. De zaak is aangebracht op de zitting van de politierechter van 21 december 2020. De politierechter heeft op die zitting de zaak verwezen naar de meervoudige kamer voor strafzaken.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.H. de Weert.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 10 augustus 2020 in Enschede openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 10 augustus 2020 te Enschede openlijk, te weten, op Het Bijvank, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een [slachtoffer] immers heeft hebben verdachte en/of zijn mededaders
-met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en)
-meerdere malen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) zwaaiende en/of snijndende den/of stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [slachtoffer] en/of
-die [slachtoffer] naar de grond gewerkt en/of (vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, met een of meer mes(sen), althans (een) daarop gelijkende scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerp(en) in het bovenlichaam en/of het onderlichaan gestoken en/of gesneden, terwijl die [slachtoffer] al dan niet op de grond lag en/of
-die [slachtoffer] meerdere malen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen het hoofd geschopt/getrapt en/of op het hoofd gestampt en/of op/tegen het (boven)lichaam geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, terwijl die [slachtoffer] al dan niet op de grond lag.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Voor de gebeurtenissen op 10 augustus 2020 zijn vier verdachten gedagvaard. Aan verdachte (verder [verdachte] ) en medeverdachten [medeverdachte 1] (verder [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (verder [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] (verder [medeverdachte 3] ) is openlijk geweld ten laste gelegd. Aan medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is daarnaast de verdenking van (primair) een poging tot doodslag en (subsidiair) een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ten laste gelegd. Zij allen zijn verdachte in dit onderzoek.
4.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. De voor de bewezenverklaring redengevende bewijsmiddelen zijn opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.
Op 10 augustus 2020 omstreeks 14.10 uur kreeg de politie een melding dat er een vechtpartij gaande was aan het Bijvank in Enschede tussen zes personen en dat daarbij messen werden gebruikt. In zijn vrije tijd was verbalisant [verbalisant 1] al ter plaatse en hij heeft het incident deels gefilmd. Na afloop van de vechtpartij zijn verdachten weg gereden in een Volkswagen Golf met Belgisch kenteken toebehorend aan [medeverdachte 3] .
Het slachtoffer [slachtoffer] (verder [slachtoffer] ) is na de vechtpartij door de politie aangetroffen met fors lichamelijk letsel. Hij is naar het ziekenhuis gebracht.
Kort na de vechtpartij zijn [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] in Enschede aangehouden in de Volkswagen van [medeverdachte 3] . In de auto zijn twee bebloede messen aangetroffen.
4.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.4
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
[verdachte] en de andere verdachten hebben uiteenlopende verklaringen afgelegd over de (aanleiding van de) gebeurtenissen op 10 augustus 2020. Van een groot deel van de gebeurtenissen is een video-opname gemaakt.
De rechtbank heeft ter terechtzitting deze camerabeelden, die onderdeel uitmaken van het proces-verbaal, afgespeeld. De rechtbank heeft zelf waargenomen wat daarop te zien is en heeft dit ter zitting aan de orde gesteld. Daarbij heeft de rechtbank vastgesteld dat de inhoud van het proces-verbaal waarin de camerabeelden door de politie worden beschreven, overeenkomt met de waarneming van de rechtbank ter zitting, met dien verstande dat de rechtbank ter zitting ook heeft waargenomen dat [medeverdachte 3] met een mes in zijn handen twee stekende bewegingen heeft gemaakt in het bovenbeen/de bil van [slachtoffer] .
Uit de beelden blijkt het volgende: tussen [slachtoffer] enerzijds en [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en een onbekend gebleven man anderzijds vindt een treffen plaats. De scooter van [slachtoffer] ligt op de grond. Na enkele seconden gaat de groep uit elkaar en lopen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en de onbekende man weg richting een zwarte Volkswagen Golf met Belgisch kenteken die iets verderop geparkeerd staat. [medeverdachte 2] heeft daarbij in z'n linkerhand een gevarendriehoek en in de rechterhand een onbekend gebleven voorwerp. [medeverdachte 1] raapt, voordat hij wegloopt, nog een voorwerp op van de grond.
[slachtoffer] en [medeverdachte 3] blijven op de plek staan praten waarna [slachtoffer] zijn scooter rechtop zet en start. [slachtoffer] haalt dan op enig moment een boksbeugel uit zijn rechterbroekzak en stompt daarmee [medeverdachte 3] met kracht tegen de linkerzijde van het hoofd. [medeverdachte 3] stapt achteruit en haalt een mes uit zijn rechterbroekzak. Hij maakt met het mes een zwaaiende bewegingen richting [slachtoffer] . [slachtoffer] spuugt in de richting van [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] haalt nogmaals uit met het mes en maakt daarmee twee keer over een zwaaiende beweging ter hoogte van de hals van [slachtoffer] . [slachtoffer] stompt [medeverdachte 3] nogmaals tegen het hoofd en [medeverdachte 3] maakt een zwaaiende beweging met het mes naar [slachtoffer] , die opnieuw [medeverdachte 3] tegen het hoofd stompt. Nadat [medeverdachte 3] nogmaals met het mes ter hoogte van de hals van [slachtoffer] heeft uitgehaald, vlucht [slachtoffer] . Hij rent naar zijn scooter, pakt de scooter en probeert al rennend op de scooter te springen. Op dat moment komt de onbekende man [slachtoffer] tegemoet rennen en in het voorbijgaan steekt de onbekende man met een steekvoorwerp in de rug van [slachtoffer] . [verdachte] probeert dan [slachtoffer] tegen te houden en [slachtoffer] komt dan met de scooter ten val. [medeverdachte 1] maakt dan met een steekvoorwerp een stekende beweging in de richting van de op de grond liggende [slachtoffer] . [medeverdachte 3] is [slachtoffer] in zijn vlucht gevolgd en houdt daarbij het mes in zijn hand. Als [slachtoffer] weer is opgestaan steekt [medeverdachte 3] hem twee keer in het linker been ter hoogte van de bil. Op dat moment is [slachtoffer] omringd door [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 1] en de onbekende man.
[medeverdachte 2] komt dan hard met de auto aanrijden, stopt pal voor de groep en stapt uit. [slachtoffer] wordt van achteren vastgepakt door [verdachte] en zij vallen samen achterover over de scooter. Als [slachtoffer] op de grond ligt wordt hij meermaals geslagen door [verdachte] en [medeverdachte 2] en geschopt door [medeverdachte 1] en de onbekende man. [medeverdachte 3] stapt vervolgens in de Volkswagen en gaat achter het stuur zitten. Ook [medeverdachte 2] , [verdachte] en de onbekende man stappen in. Ondertussen draait [medeverdachte 1] zich nog een keer om naar [slachtoffer] en steekt hem in zijn onderrug, waarna ook [medeverdachte 1] instapt en de auto wegrijdt.
[slachtoffer] is op 18 augustus 2020 onderzocht in het ziekenhuis. Uit de geneeskundige verklaring, opgesteld door een arts, blijkt dat sprake was van een wond in de linker oksel, een wond in de bil, een wond aan de neus, een wond aan de rechter arm, een schaafwond in de hals, een wond aan de linker knie en een wond in de rug. Er was een vermoeden van inwendig letsel en bloedverlies en [slachtoffer] had een ingeklapte linker long. De verwachte hersteltijd bedroeg drie maanden.
Conclusie
Gelet op de voorgaande overwegingen komt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte] samen met anderen op de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] . [verdachte] heeft een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld, door [slachtoffer] te beletten om te vluchten, hem van achteren vast te pakken terwijl de andere verdachten geweld op hem uitoefenden en hem vervolgens te slaan. Een en ander betekent dat het ten laste gelegde openlijk in vereniging plegen van geweld wettig en overtuigend is bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 10 augustus 2020 te Enschede openlijk, te weten op Het Bijvank, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders die [slachtoffer] naar de grond gewerkt en/of met scherpe en/of puntige en/of snijdende voorwerpen in het bovenlichaam en het onderlichaam gestoken, terwijl die [slachtoffer] al dan niet op de grond lag en die [slachtoffer] meerdere malen met kracht tegen het hoofd getrapt en/of tegen het (boven)lichaam geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, terwijl die [slachtoffer] al dan niet op de grond lag.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht en een geldboete van € 800,--.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met haar mededaders schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging waarbij het slachtoffer is gestoken in (vitale delen van) het lichaam en tegen het lichaam en het hoofd is geschopt en geslagen. Als gevolg van het geweld heeft het slachtoffer ernstig letsel opgelopen: hij heeft naast een klaplong ernstige steekverwondingen op diverse plekken in het lichaam. Het door verdachte en haar mededaders gepleegde geweld had daarmee zelfs een fatale afloop kunnen hebben. Het slachtoffer moest tien dagen in het ziekenhuis verblijven. Ter zitting heeft het slachtoffer verwoord welke impact de gebeurtenissen op hem hebben (gehad).
Hoewel de rechtbank de aanleiding voor het geweld niet duidelijk is geworden, lijkt deze te zijn gelegen in een persoonlijk conflict tussen het slachtoffer en een van de mededaders. Voor verdachte was daarmee geen enkele grond aanwezig om zich te mengen in dat conflict. Immers verdachte bleef aanvankelijk eerst in de auto, maar is uitgestapt en heeft - daar waar het slachtoffer wilde vluchten - hem daarin belet door hem tegen te houden. Daardoor kwam het slachtoffer met zijn scooter ten val, kon hij niet meer weg komen en mondde dit uit in het plegen van ernstig openlijk geweld. Bij dit geweld heeft verdachte zich ook niet onbetuigd gelaten. Zij heeft het slachtoffer vastgehouden terwijl de andere verdachten geweld uitoefenden, en heeft hem meerdere keren geslagen terwijl hij op de grond lag.
Ook afgezien van de gevolgen voor het slachtoffer, draagt dergelijk geweld, zeker als het overdag op de openbare weg wordt gepleegd en terwijl meerdere personen hier getuige van waren, bij aan gevoelens van onveiligheid en onbehagen in de samenleving. De rechtbank rekent verdachte dat alles ook aan en op dergelijke ernstige feiten kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden gereageerd met oplegging van een gevangenisstraf van enige duur.
Gelet op het hierboven beschreven aandeel van verdachte in het gepleegde geweld en de ernst daarvan, gaat de rechtbank bij het bepalen van de straf dan ook uit boven de strafeis van de officier van justitie. De rechtbank weegt daarbij in het nadeel van verdachte ook mee dat het slachtoffer fors letsel heeft opgelopen en dat hij naast steekverwondingen ook vele schoppen tegen het lichaam en het hoofd heeft gekregen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 12 maart 2021. Hieruit blijkt dat verdachte, althans in Nederland, geen eerdere politie- en justitiecontacten heeft gehad. Over de persoon van verdachte is de rechtbank niets anders bekend geworden dan dat zij niet in Nederland verblijft.
Alles overzien acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarvan zal de rechtbank een deel van zes maanden voorwaardelijk opleggen, teneinde verdachte er van te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op twee jaren.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte hoofdelijk, al dan niet op grond van artikel 6:166 Burgerlijk Wetboek (BW), te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 12.175,70, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade. De gevorderde materiele schade van in totaal € 2.175,70 bestaat uit de volgende posten:
€ 182,97 kleding
€ 300,00 daggeldvergoeding verblijf ziekenhuis
€ 151,00 eigen risico zorgverzekering
€ 50,00 fysiotherapie
€ 937,20 huishoudelijke hulp voor moeder van [slachtoffer]
€ 504,00 verlies van zelfredzaamheid
€ 50,53 reiskosten
Voor immateriële schade vanwege PTSS, blijvende littekens en zenuwletsel wordt een bedrag van € 10.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de vordering van [slachtoffer] goed is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is, inclusief de gevorderde wettelijke rente. De officier van justitie stelt zich primair op het standpunt dat de vordering volledig ten laste van [medeverdachte 3] – als voornaamste veroorzaker van de schade – toegewezen dient te worden en de vordering ten aanzien van de overige verdachten niet ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen ten laste van alle verdachten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten (mede) rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Bewezen is verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een delict waarbij de verdachte en de medeplegers van dat delict verantwoordelijk en aansprakelijk zijn voor het geheel van het geweld dat door de groep verdachten is gepleegd en daarmee in beginsel hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de daardoor ontstane schade.
Echter, gelet op het feit dat de zaak tegen verdachte bij verstek is behandeld, is de rechtbank er niet van overtuigd dat verdachte (voldoende) in de gelegenheid is geweest om haar verweer ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding naar voren te kunnen brengen. De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer] daarom niet ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8.4
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte hoofdelijk de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van een totaalbedrag van € 1.238,50, waarvan:
- voor een bedrag van € 1.137,97 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
10 augustus 2020;
- voor een bedrag van € 50,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
15 september 2020; en
- voor een bedrag van € 50,53 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 november 2020.
Voornoemde bedragen corresponderen met schadeposten als hiervoor in 8.1 genoemd onder a., b., c., d., f. en g, waarbij voor de aanvangsdatum van de wettelijke rente zoveel mogelijk is aangesloten bij de datum waarop de betreffende schade daadwerkelijk is geleden. De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor deze schade die door het feit is toegebracht.
8.5
De proceskosten
Voor proceskosten wordt door de benadeelde partij een bedrag van € 21,58 gevorderd. Dat bedrag bestaat uit de reiskosten die de benadeelde partij heeft gemaakt voor consultatie van zijn advocaat en het bijwonen van de inhoudelijke behandeling in de rechtbank.
De rechtbank zal deze reiskosten op grond van artikel 532 Sv hoofdelijk toewijzen, nu deze kosten zijn gemaakt door de benadeelde partij wegens de verdediging van zijn civiele vordering.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering met betrekking tot de schade niet-ontvankelijk is, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
proceskosten
- veroordeelt verdachte hoofdelijk in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 21,58, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
schadevergoedingsmaatregel
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feit tot
hoofdelijke betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.137,97 (eenduizendeenhonderdenzevenendertig euro en zevenennegentig eurocent),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 21 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feit tot
hoofdelijke betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 50,00 (vijftig euro),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 september 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feit tot
hoofdelijke betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 50,53 (vijftig euro en drieënvijftig eurocent),te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 november 2020 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Diggele, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en
mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2021.
Mr. Bos en mr. Van Diggele zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, District Twente, met nummer PL0600-2020377041, van
4 september 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] van 12 augustus 2020 (pag 105 - 106), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 10 augustus 2020 vond op Het Bijvank te Enschede, een vechtpartij plaats, waarbij zes personen betrokken waren, te weten 5 mannen en 1 vrouw. Bij deze vechtpartij werd gebruik gemaakt van steekwapens.
Door een collega in vrije tijd werden met de telefoon opnamen gemaakt van de vechtpartij.
Deze beelden werden vrijwillig voor het onderzoek ter beschikking gesteld.
Op 11 augustus 2020 werden door mij de betreffende beelden uitgekeken, waarbij door mij het volgende werd waargenomen:
Aan het begin van het fragment is een scooter te zien die kennelijk ten gevolge van een aanrijding op de rijbaan ligt. Vlakbij staan vijf mannen heftig te discussiëren.
Nr. 1 is een licht getinte man met een donker sikje, gekleed in een zwarte korte broek en zwart T-shirt. Op z'n hoofd draagt hij een grijs petje van het merk Gucci met een soort blokjesmotief ( [slachtoffer] ).
Nr. 2 is een licht getinte man met een dun donker baardje, gekleed in een zwarte korte broek en zwart T-shirt met print. Hij draagt een donkergrijze pet, ( [medeverdachte 3] ).
Nr. 3 is een licht getinte man met kort zwart haar, gekleed in een wit T-shirt en een grijze korte broek (verdachte [medeverdachte 1] ).
Nr. 4 is een licht getinte man met kort zwart haar, gekleed in een wit T-shirt en blauwgrijze korte broek (naam onbekend).
Nr. 5 is een licht getinte man met kort zwart haar, gekleed in een korte zwarte broek en een blauw poloshirt (verdachte [medeverdachte 2] ).
Nr. 6 is een licht getinte vrouw met lang donker haar, gekleed in een grijs met zwarte jurk. ( [verdachte] ).
Na enkele seconden gaat de groep uit elkaar en lopen nrs. 3 ( [medeverdachte 1] ), 4 en 5( [medeverdachte 2] ) weg richting een auto die wat verderop staat.
Enkelen hebben een voorwerp in de hand. Nr. 5 ( [medeverdachte 2] ) heeft in z'n linkerhand een
gevarendriehoek en in de rechterhand een onbekend voorwerp. Nr. 3 ( [medeverdachte 1] ) raapt, voordat hij wegloopt nog een voorwerp van de grond.
Nr. 1 ( [slachtoffer] ) en nr. 2 ( [medeverdachte 3] ) staan nog een tijd te praten.
Nadat 1 min. 23 seconden verstreken zijn, zet [slachtoffer] de scooter rechtop en start deze.
Vervolgens haalt hij iets uit z'n rechterbroekzak, een boksbeugel.
Daarna haalt hij uit met rechts en stompt [medeverdachte 3] hard tegen de linkerzijde van het hoofd.
[medeverdachte 3] stapt achteruit en haalt ook iets uit z'n rechterbroekzak. Dit blijkt een mes te zijn. Je hoort het mes openklappen en dan is te zien dat [medeverdachte 3] met het mes een zwaaiende bewegingen maakt richting [slachtoffer] .
Dan schopt [slachtoffer] met rechts richting [medeverdachte 3] en even later spuugt [slachtoffer] in de richting van [medeverdachte 3] .
[medeverdachte 3] haalt nogmaals uit met het mes en maakt daarmee twee keer over een
zwaaiende beweging ter hoogte van de hals van [slachtoffer] .
Dan stompt [slachtoffer] nogmaals [medeverdachte 3] tegen z’n hoofd. [medeverdachte 3] maakt nogmaals een zwaaiende beweging met het mes naar [slachtoffer] en ook nu reageert deze door [medeverdachte 3] tegen het hoofd te stompen. Nadat [medeverdachte 3] nogmaals met het mes ter hoogte van de hals van [slachtoffer] heeft uitgehaald, vlucht [slachtoffer] . Hij rent naar zijn scooter die met draaiende motor klaar staat, pakt de scooter en probeert al rennend op de scooter te springen.
Op dat moment komt nr. 4 hem tegemoet rennen en in het voorbijgaan steekt hij met een mes of ander steekvoorwerp richting de rug van [slachtoffer] .
Dan komt nr. 6 ( [verdachte] ) in beeld. Zij probeert [slachtoffer] tegen te houden en hij komt met de
scooter ten val.
Dan komt nr. 3 ( [medeverdachte 1] ) erbij en hij maakt met een mes of ander steekvoorwerp een stekende beweging in de richting van de op de grond liggende [slachtoffer] . Dan komt een zwarte auto aangereden, die pal voor de groep stopt. Nr. 5 ( [medeverdachte 2] ) stapt uit.
[slachtoffer] krabbelt overeind en word vastgepakt door nr. 6 ( [verdachte] ). Ze bewegen achteruit en vallen beiden over de achter liggende scooter. Dan word de op de grond liggende [slachtoffer] drie keer geslagen door nr. 6 ( [verdachte] ).
[slachtoffer] word vier keer geschopt door nr. 3 ( [medeverdachte 1] ) en één keer door nr. 4 en ook nr. 5
( [medeverdachte 2] ) slaat hem nog twee keer. Dan stapt [medeverdachte 3] in de auto en gaat achter het stuur zitten. Nrs. 3 ( [medeverdachte 1] ), 4, 5 ( [medeverdachte 2] ) en 6 ( [verdachte] ) lopen richting de auto. N. 3 ( [medeverdachte 1] ) draait zich nog één keer om en steekt [slachtoffer] met een mes of ander steekvoorwerp in de onderrug.
Vervolgens rijdt de auto weg. Daarbij is te zien dat de auto is voorzien van het Belgische kenteken [kenteken] .
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van 13 augustus 2020 van [verbalisant 3] (pag. 76) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Na aanleiding van het opgeven van valse gegevens heb ik dit proces-verbaal opgemaakt.
In dit gehele dossier hoort de betrokkene [medeverdachte 1] te zijn: [medeverdachte 1] .
In dit gehele dossier hoort de betrokkene [verdachte] te zijn: [verdachte] .
[medeverdachte 1] is Europa ingereisd met een visum. Zijn juiste gegevens zijn: [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2001.
[verdachte] is Europa ingereisd met een visum. Haar juiste gegevens zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1999.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 april 2021, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
De voorzitter toont de camerabeelden die onderdeel uitmaken van het dossier.
De rechtbank neemt bij het bekijken van de camerabeelden ter terechtzitting waar dat op tijdstip 01:51 en 01:52 van de camerabeelden te zien is dat verdachte [medeverdachte 3] , nadat [slachtoffer] is opgestaan na zijn val met de scooter, in zijn rechterhand een mes heeft en twee stekende bewegingen maakt in de linker bil/bovenbeen van [slachtoffer] .
Verdachte [medeverdachte 3] loopt daarna naar de auto en stapt in als bestuurder.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] van 13 augustus 2020 (pag. 342) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik reed langs [medeverdachte 3] en langs man 3. Ik moest toen langs man 1 maar deze trok mijn van mijn scooter af. Toen ik eenmaal op de grond lag voelde ik dat ik tegen mijn hoofd werd getrapt en dat ik in mijn been werd gestoken. Ik werd getrapt, geslagen, alles. Iedereen deed wel wat. Ik werd in mijn linkerzij, bil en linker oksel gestoken.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] van 21 augustus 2020 (pag. 80-1) onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 12 augustus 2020 heeft verbalisant [verbalisant 5] , Forensisch Opsporing, een onderzoek ingesteld in de zwarte Golf, voorzien van het Belgisch kenteken [kenteken] .
[verbalisant 5] heeft een vouwmes, voorzien van een blauwe handvat en een zwart lemmet van ongeveer 10 cm aangetroffen. Dit mes vertoonde bloedsporen.
[verbalisant 5] heeft een tweede mes aangetroffen in een opbergvak aan de achterzijde van de bijrijdersstoel. Dit mes betrof een vouwmes, voorzien van een gevlekt zwart handvat en een lemmet van ongeveer 11.5 cm. Het mes vertoonde eveneens bloedsporen.