Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
mr. H.J. Knol, griffier, op
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over het recht op een werkloosheidsuitkering. Eiser, die eerder werkzaam was als timmerman, heeft zijn dienstverband beëindigd met een beëindigingsovereenkomst, maar stelt dat hij dit deed terwijl hij ziek was. Het UWV heeft vastgesteld dat eiser met ingang van 7 oktober 2019 recht heeft op een WW-uitkering, maar deze niet uitbetaald wordt omdat hij verwijtbaar werkloos zou zijn geworden. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij betwist dat er sprake is van verwijtbare werkloosheid en stelt dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn gezondheidstoestand ten tijde van de beëindiging van zijn dienstverband.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV onvoldoende feitelijk onderzoek heeft gedaan naar de omstandigheden van de beëindiging van het dienstverband en de gezondheid van eiser. De rechtbank oordeelt dat het UWV niet het totale feitencomplex heeft beoordeeld en dat er onvoldoende bewijs is dat eiser ten tijde van het ontslag ziek was. De rechtbank heeft het bestreden besluit van het UWV vernietigd en bepaald dat het UWV opnieuw onderzoek moet doen naar de feiten en omstandigheden van de zaak. Tevens is het UWV veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser en het griffierecht.
De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en het UWV opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.