ECLI:NL:RBOVE:2021:1887

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 mei 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
C/08/263790 / KG ZA 21-72
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vordering tot betaling van facturen voor onderdelen van een insulinepomp in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 3 mei 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen WITEC MEDICAL B.V. en IPADIC B.V. Witec vorderde betaling van openstaande facturen ter hoogte van € 42.423,58 voor geleverde onderdelen van een insulinepomp. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Witec afgewezen, omdat zij niet voldoende spoedeisend belang bij haar vordering heeft aangetoond. Witec had haar vordering gebaseerd op een overeenkomst met IPaDic, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de indruk was gewekt dat IPaDic partij was bij de overeenkomst, terwijl de contractpartner in feite Baat Medical Products B.V. was. Witec had bestellingen ontvangen op briefpapier van IPaDic, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het ontbreken van spoedeisend belang de afwijzing van de vorderingen rechtvaardigde. Witec werd veroordeeld in de proceskosten van IPaDic, die zijn begroot op € 3.092,00. De voorzieningenrechter benadrukte dat een kort geding niet bedoeld is voor het innen van een 'gewone' geldvordering zonder spoedeisend belang.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/263790 / KG ZA 21-72
Vonnis in kort geding van 3 mei 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WITEC MEDICAL B.V.,
gevestigd te Stadskanaal,
eiseres,
advocaat mr. M. Talsma te Assen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IPADIC B.V.,
gevestigd te Deventer,
gedaagde,
advocaat mr. M.A. Kerkdijk te Zwolle.
Partijen zullen hierna Witec en IPaDic genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Witec is deze procedure begonnen met haar dagvaarding van 9 april 2021 met vijftien bijlagen (producties). IPaDic heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling haar pleitnota met zeven producties toegestuurd.
1.2.
Het kort geding is mondeling behandeld op 19 april 2021 door middel van een
videoverbinding (Skype). Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De advocaten hebben hun pleitnota’s voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter bepaald dat zij voldoende is geïnformeerd om een beslissing te nemen in deze zaak. Die beslissing wordt vandaag meegedeeld en toegelicht in dit vonnis.

2.De beslissing samengevat

2.1.
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van Witec af. Witec heeft haar vordering voldoende aannemelijk gemaakt. Maar de voorzieningenrechter is van oordeel dat Witec het spoedeisend belang bij haar vordering onvoldoende heeft onderbouwd. Gelet op het ontbreken van voldoende spoedeisend belang is de voorzieningenrechter van oordeel dat de geldvordering in kort geding niet toewijsbaar is.
2.2.
Witec is in het ongelijk gesteld. Zij wordt daarom veroordeeld in de kosten van deze procedure. De voorzieningenrechter vindt niet dat Witec misbruik van recht heeft gemaakt door een kort geding in plaats van een bodemzaak te beginnen. Daarom wijst zij de proceskosten toe volgens de gebruikelijke tarieven in de rechtspraak tot een bedrag van € 3.092,00.

3.De beoordeling

Wat aan het geschil is voorafgegaan.

3.1.
IPaDic ontwikkelt een speciale pomp voor diabetespatiënten. De pomp moet implanteerbaar zijn en zou een oplossing kunnen bieden aan een groep diabetespatiënten die ernstige problemen hebben met de gebruikelijke therapie van onderhuidse indiening van insuline. IPaDic is voor de financiering van de ontwikkeling van deze pomp afhankelijk van subsidies, giften en investeerders.
3.2.
Witec is gevraagd om mee te werken aan de ontwikkeling van de pomp, door kunststoffen en metalen onderdelen te ontwerpen en te produceren.
3.3.
IPaDic heeft Baat Medical Products B.V. (hierna: Baat) ingeschakeld als programma manager ten behoeve van de ontwikkeling van de insulinepomp, omdat IPaDic de kennis die daarvoor nodig is niet zelf in huis heeft. [X] was voor IPaDic het aanspreekpunt bij Baat.
3.4.
Witec heeft in de periode van juni tot en met november 2019 een aantal bestellingen ontvangen op briefpapier van IPaDic, afkomstig van [X] . Daarin wordt een aantal orders geplaatst voor allerlei onderdelen, op basis van diverse tekeningen. Witec heeft bevestigingen van deze orders gezonden aan het adres van IPaDic. De bestelde onderdelen zijn geleverd aan het adres van Baat in Hengelo.
3.5.
IPaDic heeft verschillende facturen van Witec voor deze leveringen deels voldaan.
3.6.
Er is onenigheid ontstaan tussen Witec en IPaDic en tussen IPaDic en Baat. Witec heeft samen met twee andere schuldeisers van IPaDic op 17 augustus 2020 het faillissement van IPaDic aangevraagd. Deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 september 2020 het faillissementsverzoek afgewezen.
Wat Witec wil.
3.7.
Witec wil dat de voorzieningenrechter IPaDic veroordeelt om het bedrag van de openstaande facturen te betalen. Dat is een bedrag van € 42.423,58. Ook moet IPaDic de bijkomende kosten (wettelijke handelsrente, buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.199,24, proceskosten en nakosten) aan Witec voldoen.
3.8.
Witec legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij op grond van een overeenkomst met IPaDic diverse technische onderdelen voor de insulinepomp heeft gemaakt. Ze zijn geleverd aan het adres dat IPaDic heeft opgegeven, namelijk bij Baat. Witec heeft voor die onderdelen in totaal € 42.423,58 aan IPaDic in rekening gebracht, maar IPaDic betaalt – ondanks aanmaningen daartoe – niet.
3.9.
Witec wil dat de voorzieningenrechter een onmiddellijke voorziening wijst. Daarvoor is van belang dat de vordering volgens Witec voldoende aannemelijk is. Witec heeft het geld nu nodig om op korte termijn te kunnen herinvesteren in andere producten. Bovendien weet Witec dat IPaDic over een nieuwe financieringsbron kan beschikken. Witec vreest dat IPaDic het geld daaruit zal gebruiken voor nieuwe investeringen in de insulinepomp, in plaats van het voldoen van bestaande crediteuren.
Het verweer daartegen.
3.10.
Volgens IPaDic moeten de vorderingen van Witec worden afgewezen. IPaDic
betwist dat zij de contractspartner is van Witec. Zij heeft Baat juist ingeschakeld als ‘hoofdaannemer’, omdat IPaDic niet beschikt over de technische kennis die nodig is om een product als een insulinepomp te ontwikkelen. In dat kader heeft IPaDic de overeenkomst met Baat overgelegd. Daaruit komt naar voren dat Baat de producten bij leveranciers kan bestellen en de kosten daarvan kan doorberekenen (met een opslag) aan IPaDic. Baat was dus de contractspartner van Witec en niet IPaDic. Om die reden vindt IPaDic dat het bestaan van de vordering onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Daarbij stelt IPaDic haar vraagtekens bij het spoedeisend belang dat Witec zegt te hebben bij haar vordering.
De overwegingen van de voorzieningenrechter.
3.11.
Witec vraagt om met spoed een beslissing te nemen en is daarom een kort geding begonnen. Het verschil met een reguliere procedure (bodemprocedure) is dat de eisende partij een spoedeisend belang moet hebben bij de gevraagde snelle beslissing en dat de snelheid van de procedure meebrengt dat er geen tijd is om bijvoorbeeld getuigen te horen. Het gaat in deze zaak om niet-betaalde facturen, een geldvordering. In de rechtspraak wordt niet snel aangenomen dat een ‘gewone’ geldvordering spoedeisend is. Witec zal niet alleen het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk moeten maken, maar ook dat er sprake is van een spoedeisend belang bij een onmiddellijke voorziening, die bestaat uit een (voorschot op) betaling van een geldsom.
3.12.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat vooralsnog voldoende aannemelijk is geworden dat Witec een geldvordering op IPaDic heeft. Vaststaat dat Witec bestellingen heeft ontvangen en dat deze orders zijn geplaatst door [X] . Vaststaat ook dat [X] door IPaDic was ingeschakeld als programma manager. Of Witec wist, of had moeten weten, dat [X] in dienst is van Baat (en niet van IPaDic), laat de voorzieningenrechter in het midden. [X] heeft op briefpapier van IPaDic een aantal orders geplaatst bij Witec. Daarmee is de indruk gewekt dat IPaDic partij wil zijn bij de overeenkomst. Dat [X] over dat briefpapier kon beschikken moet naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voor risico komen van IPaDic. IPaDic heeft [X] immers de beschikking daarover gegeven. Van het handelen van [X] ging daardoor de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid uit. Die schijn werd versterkt doordat [Y] , oud-bestuurder van IPaDic, een korting op de tarieven van Witec heeft bedongen en zich dus bemoeide met de inhoud van de bestellingen. Bovendien heeft Witec de orderbevestigingen aan (het adres van) IPaDic verzonden en was IPaDic dus op de hoogte van de bestellingen uit haar naam, maar dat heeft niet geleid tot enig protest. En tot slot heeft IPaDic diverse deelleveringen aan Witec betaald. Gelet hierop kon Witec ervan uitgaan dat de bestellingen namens IPaDic waren gedaan en dat IPaDic haar contractpartij is. Tegen de inhoud van de facturen heeft IPaDic geen verweer gevoerd. Voldoende aannemelijk is daarom dat Witec een vordering heeft op IPaDic tot betaling daarvan.
3.13.
Zoals de voorzieningenrechter heeft overwogen, dient Witec ook aannemelijk te maken dat zij spoedeisend belang heeft bij een voorlopige voorziening.
3.13.1.
In dat kader heeft Witec in de dagvaarding gezegd dat zij de beschikking wil krijgen over de gefactureerde bedragen, zodat zij kan herinvesteren in andere producten en rendement kan maken. Dat is een te respecteren bedrijfsbelang, maar een spoedeisend belang ziet de voorzieningenrechter er niet in. Naar aangenomen mag worden wil iedere schuldeiser onmiddellijk voldaan worden. Schuldeisers zijn daarvoor in de regel aangewezen op een bodemprocedure.
3.13.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft Witec nog nader toegelicht dat zij uit een kort geding procedure tussen IPaDic en Baat heeft begrepen dat IPaDic nieuwe investeerders heeft gevonden. Naar Witec heeft begrepen zal IPaDic de nieuwe investering niet gebruiken om de crediteuren te voldoen, maar zal het geld gebruikt worden om de insulinepomp verder te ontwikkelen. De voorzieningenrechter begrijpt Witec op die manier dat zij er zeker van wil zijn dat IPaDic háár vordering betaalt zodra zij over de middelen beschikt. Maar daarvoor is een kort geding niet de aangewezen weg. Voor het zeker stellen van gelden bestaat immers de wettelijke mogelijkheden tot het leggen van conservatoir beslag. De enkele vrees voor alternatieve bestedingen van financiële middelen door de schuldenaar brengt geen spoedeisend belang van de schuldeiser mee en rechtvaardigt dan ook geen voorlopige voorziening.
3.14.
Omdat een kort geding niet bedoeld is om een ‘gewone’ geldvordering te innen als de schuldeiser geen spoedeisend belang heeft bij zijn vordering en een voldoende spoedeisend belang aan de zijde van Witec ontbreekt, moeten de vorderingen van Witec worden afgewezen.
3.15.
IPaDic heeft geëist dat Witec de werkelijke proceskosten aan haar vergoedt. Volgens IPaDic maakt Witec misbruik van recht door een kort geding te starten. IPaDic wijst daarbij op de beschikking van deze rechtbank over het faillissementsverzoek, waarin staat dat Witec een bodemprocedure aanhangig zal moeten maken, omdat het gestelde vorderingsrecht niet op eenvoudige wijze is te beoordelen. De voorzieningenrechter volgt IPaDic daarin niet. Met de term ‘bodemprocedure’ kan onder omstandigheden zowel een hoofdzaak als kort geding procedure worden bedoeld. Het toetsingskader in faillissementszaken wijkt in belangrijke mate af van de toetsing in civiele kortgedingprocedures waar het een voorlopig oordeel over de vorderingen betreft. Dat blijkt ook uit wat de voorzieningenrechter hiervoor heeft overwogen: Witec heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een vordering op IPaDic heeft. Alleen omdat het verweer tegen het gestelde spoedeisend belang slaagt, zijn de vorderingen van Witec in dit kort geding afgewezen. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om Witec in de werkelijke proceskosten te veroordelen af. Zij zal de proceskosten begroten aan de hand van de gebruikelijke tarieven.
3.16.
Witec zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van IPaDic worden begroot op:
- griffierecht € 2.076,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 3.092,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt Witec in de proceskosten, aan de zijde van IPaDic tot op heden begroot op € 3.092,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2021 (CT). [1]

Voetnoten

1.type: