ECLI:NL:RBOVE:2021:1888

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
C/08/233910 / ES RK 19-2860
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van partnerschapsvoorwaarden en toedeling van eigendomsaandelen in onroerende zaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 mei 2021 een beschikking gegeven inzake de afwikkeling van partnerschapsvoorwaarden tussen een vrouw en een man, die geregistreerd partners waren. De rechtbank had eerder op 22 december 2020 de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uitgesproken, maar verdere beslissingen aangehouden. De vrouw en de man hebben op 29 april 2021 overeenstemming bereikt over de toedeling van onroerende zaken in Bosnië. De man heeft zijn eigendomsaandelen in deze onroerende zaken aan de vrouw toegewezen gekregen onder de voorwaarde dat de vrouw de geldleningen die hij van haar had ontvangen, kwijtscheldt. De rechtbank heeft bepaald dat de man binnen 14 dagen na de beschikking alle sleutels van de woning in Bosnië aan de vrouw moet overhandigen en dat hij moet meewerken aan de notariële levering van de onroerende zaken aan de vrouw. Daarnaast is de vrouw verantwoordelijk voor de kosten van de notariële levering. De rechtbank heeft ook de verdeling van de inboedel en de activa en passiva van de vennootschap onder firma tussen partijen geregeld. De man is veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 23.000,- aan de vrouw uit hoofde van geldleningen, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Zwolle
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/233910 / ES RK 19-2860
beschikking van 6 mei 2021
inzake
[verzoekster],
verder te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
advocaat: mr. M.B. Beerentsen,
en
[belanghebbende],
verder te noemen: de man,
wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
advocaat: mr. G.J. Zwolle.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft op 22 december 2020 een beschikking gegeven in deze zaak, waarbij de ontbinding van het geregistreerd partnerschap is uitgesproken en iedere verdere beslissing is aangehouden.
1.2.
De rechtbank heeft daarna kennisgenomen van de volgende stukken:
- op 19 april 2021 binnengekomen producties en tevens een brief, tevens vermeerdering van eis, van mr. Zwolle van die datum met bijlagen;
- een op 23 april 2021 binnengekomen brief van mr. Beerentsen van die datum met bijlagen.
1.3.
De behandeling van de zaak is voortgezet ter mondelinge behandeling van 29 april 2021. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door mr. Beerentsen en de man, bijgestaan door mr. Zwolle.

2.De feiten en de verdere beoordeling

De afwikkeling van de partnerschapsvoorwaarden
2.1.
Voor de feiten wordt verwezen naar genoemde beschikking van 22 december 2020.
Ontbinding geregistreerd partnerschap
2.2.
De ontbinding van het geregistreerd partnerschap is nog geen feit.
Resterende geschilpunten
2.3.
Het resterend geschil betreft de afwikkeling van het geregistreerd partnerschap en betreft in de kern een vijftal na te noemen geschilpunten:
  • de woning in Bosnië;
  • de inboedel;
  • de zorgtoeslag;
  • de vennootschap onder firma;
  • geldleningen / overboekingen door de vrouw naar de man.
Woning c.a. in Bosnië
2.4.
Partijen hebben ter zitting van 29 april 2021 overeenstemming bereikt over de toedeling aan de vrouw van de woning in Bosnië met bijbehorend perceel en ook over de toedeling van het aanhorige perceel, lees: de zandweg waaraan genoemde woning met twee andere huizen grenst.
Het betreft de twee onroerende zaken:
-het perceel, kadastraal bekend [kadasternummer 1]
, bestaande uit perceel nr. 32 (NJIVICA) ter grootte van
489 m2 waarvan boomgaard van tweede klasse van oppervlakte 453 m2 en
woongebouw 1 van 36 m2 en
-het perceel, zoals op het kadastrale registerblad nummer 155 is ingeschreven,
kadastraal bekend [kadasternummer 2] ,
aangeduid als NJIVICA, niet-gecategoriseerde weg van een oppervlakte van 112
m2.
2.5.
De overeenstemming tussen partijen houdt in dat het halve eigendomsaandeel van de man in genoemde woning respectievelijk het 1/6 eigendomsaandeel van de man in de zandweg aan de vrouw worden toegedeeld met gesloten beurzen, in die zin dat de vrouw met de toedeling en levering van deze eigendomsaandelen van de man in genoemde onroerende zaken aan haar, tegelijkertijd aan de man kwijtscheldt de / alle geldlening(en) / investeringen die de man in de eigendomsverkrijging respectievelijk verbetering van genoemde onroerende zaken in Bosnië deed met gelden, die de man in het tijdvak waarin de partnerschapsvoorwaarden tussen partijen golden, van de vrouw als geldlening(en) verkreeg en welke geldlening(en) / investeringen de man niet meer aan de vrouw behoeft terug te betalen. Partijen zijn het er over eens dat met de toedeling van de eigendomsaandelen van de man in genoemde twee onroerende zaken aan de vrouw op de hiervoor genoemde kwijtscheldingsvoorwaarde geen van partijen is over-/onderbedeeld en dat partijen over en weer ter zake voornoemde woning en het zandpad geen enkele vergoedingsvordering meer hebben jegens elkaar en finaal zijn gekweten voor wat betreft deze vermogensbestanddelen.
2.6.
Om deze overeenstemming te bekrachtigen hebben partijen ter zitting een proces-verbaal ondertekend, inhoudende dat de man, noch derden in opdracht van de man, met ingang van 29 april 2021 genoemde onroerende zaken meer zal betreden en/of binnentreden, op straffe van een door de man te verbeuren dwangsom als vermeld in genoemd proces-verbaal dat aan deze beschikking is gehecht en dat van deze beschikking onderdeel uitmaakt.
2.7.
De rechtbank zal de man veroordelen binnen 14 dagen na dagtekening van deze beschikking alle sleutels van de woning aan de vrouw ter hand te stellen alsmede aan haar te berichten welke personen op welke woonadressen in Bosnië nog meer over sleutels van de woning beschikken die zij desverzocht door de vrouw aan de vrouw ter hand moeten stellen.
2.8.
Partijen hebben gesteld dat niet uitgesloten is dat notariële toedeling en levering van genoemde onroerende zaken aan de vrouw niet kan plaatsvinden aan de hand van deze beschikking. Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de man op eerste aangeven van de vrouw, en voor zover noodzakelijk, zal reizen naar Bosnië teneinde de notariële levering te realiseren waardoor beide onroerende zaken uitsluitend op naam van de vrouw zullen worden te naam gesteld. Een en ander op straffe van een door de man te verbeuren dwangsom aan de vrouw van € 1.000,- per dag met een maximum van € 25.000,- dat de man niet binnen 30 dagen na schriftelijk aangeven door de vrouw reist naar Bosnië. De rechtbank zal tevens bepalen dat de vrouw de kosten van uitsluitend de notariële levering als enige van partijen moet dragen.
Inboedel
2.9.
De vrouw heeft aan de man ter zitting drie boeken ter hand gesteld en de man op zijn beurt aan de vrouw woningsleutels en een harde schijf. Hij betwist over (nog meer) inboedelzaken van de vrouw te beschikken. De inboedel in de woning in Bosnië is daarmee alleeneigendom van de vrouw.
De rechtbank acht de verdeling van de inboedel hiermee afgedaan. Het meer of anders door partijen verzochte op dit punt ligt voor afwijzing gereed.
Zorgtoeslag
2.10.
Voor afwijzing gereed ligt het verzoek van de man om een vergoeding door de vrouw aan hem van naar zijn zeggen door hem voor de vrouw betaalde zorgkosten. Kort en goed, geldt dat over de hoogte van ieders inkomen respectievelijk ieders bijdrageplicht aan de kosten van de huishouding, op grond van de stellingen van partijen, geen duidelijkheid bestaat, zodat dit verzoek reeds om die reden strandt.
Afwikkeling vennootschap onder firma
2.11.
Partijen zijn het er over eens dat de activiteiten in de vennootschap onder firma (vof) definitief zijn stilgevallen. Over en weer handhaven zij een vergoedingsvordering jegens de ander inzake de afwikkeling van de vof. Pogingen om via ronde tafelgesprekken in aanwezigheid van hun beide boekhouders strepen te trekken en te komen tot een stakingsbalans zijn in de kiem gesmoord vanwege de moeizame relatie tussen partijen.
2.12.
In het licht van dat gegeven ontbreken boekhoudkundig onderbouwde stellingen van partijen over de afwikkeling van de vof. Het betoog van de man dat de voorraden in de vof een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen is op geen enkele wijze onderbouwd. De man heeft het aanbod van de vrouw om de voorraden (om niet) toegedeeld te krijgen, tijdens de mondelinge behandeling, stelselmatig geweigerd. De rechtbank houdt het ervoor dat partijen ten laste van de vof (voornamelijk) uitgaven hebben gedaan (ook) voor de kosten van de huishouding ter zake waarvan vergoedingsrechten illusoir zijn bij gebrek aan objectief verifieerbare inkomensgegevens van partijen en hun bijdrageplichten (zie ook hierboven).
2.13.
Alles afwegende zal de rechtbank - in het voetspoor van het ter zitting gewijzigde standpunt van de man - de activa en passiva van de vof met gesloten beurzen tussen partijen toedelen aan de vrouw, die daarmee tevens een potentiële belastingschuld als enige van partijen heeft te dragen en als enige van partijen dient te voldoen. Voor zover vereist dient de man op eerste verzoek van de vrouw mee te werken aan een fiscale afwikkeling van de vof.
Geldleningen / overboekingen door de vrouw naar de man vóór het aangaan van de partnerschapsvoorwaarden
2.14.
Niet in geschil is dat de vrouw (ook) vóór het aangaan van de partnerschapsvoorwaarden tot tweemaal toe geldbedragen aan de man heeft overgemaakt. Eenmaal op 15 december 2011 een bedrag ad € 20.000,- (onder de vermelding: te leen van [X]) en eenmaal op 29 december 2014 een bedrag ad € 12.000,- (onder de vermelding: lief oudejaar, super lief nieuwjaar). De man heeft de eerste storting erkend als geldlening. Hij betwist dat de tweede storting wederom een geldlening betreft en betitelt deze als gift. Onbetwist staat vast dat de man op 7 juli 2015 in totaal een bedrag € 9.000,- heeft terugbetaald aan de vrouw. In de visie van de vrouw is de man haar uit hoofde van geldleningen nog € 23.000,- schuldig (20k + 12k – 9k). De man stelt dat hij nog € 11.000,- moet terugbetalen (20k – 9k, want 12k was een gift).
2.15.
De stelplicht en bewijslast voor beide geldleningen - de eerste overboeking is tussen partijen onbetwist een geldlening - ligt bij de vrouw en niet bij de man, die de tweede geldlening van de vrouw gemotiveerd betwist vanwege het ontbreken van de omschrijving ‘geldlening’ op het betreffende bankafschrift. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt de vordering van de vrouw evenwel en is haar vordering tot terugbetaling door de man van beide stortingen als geldleningen aan de man, na aftrek van € 9.000,-, met meer dan met een redelijke mate van zekerheid komen vast te staan. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
2.16.
Partijen zijn na de geldleningen respectievelijk na de overboekingen door de vrouw niet in gemeenschap van goederen gehuwd geweest, in welk geval voorhuwelijkse geldleningen/overboekingen tussen partijen onderling zouden zijn ‘opgelost’ in de gemeenschap van goederen waarbij schuldeiser en schuldenaar samenvallen.
2.17.
In het onderhavige geval zijn partijen na genoemde geldleningen/overboekingen, eerst op 15 februari 2015 een geregistreerd partnerschap aangegaan met partnerschapsvoorwaarden die geen (enkele) huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap creëerden en evenmin een (finaal danwel periodiek) verrekenbeding en tot slot evenmin enige vorm van pensioenverevening.
2.18.
Als gevolg van deze partnerschapsvoorwaarden, die koude uitsluiting behelzen, zijn de geldleningen van de vrouw aan de man tijdens het latere geregistreerd partnerschap blijven bestaan en heeft de vrouw tijdig terugvordering verzocht van de door haar op de rekening van de man geboekte bedragen zonder dat de man conform enige afspraak tussen partijen die bedragen aantoonbaar heeft gebruikt respectievelijk mocht gebruiken voor de kosten van de huishouding van partijen en voor zodanige besteding bovendien een mondeling of schriftelijk tussen partijen overeengekomen vergoedingsrecht zou hebben - wat hij niet (onderbouwd) heeft, en welk vergoedingsrecht hij ook niet heeft vanwege het toen nog ontbreken van partnerschapsvoorwaarden met daartoe strekkende vergoedingsbepalingen.
2.19.
De vrouw beschikte na haar echtscheiding over geldmiddelen. In het licht van de -
rechtbank: onjuiste - veronderstelling dat zij Box 3 belastingheffing meende te kunnen ontgaan door gelden op de rekening van de man te parkeren -
rechtbank: waardoor juridisch gezien die gelden fiscaal te belasten geldvorderingen van de vrouw in Box 3 bleven - is de betwisting van de man dat de overboeking door de vrouw van € 12.000,- een gift aan hem betrof onlogisch en schiet deze tekort. Immers, indien werkelijk sprake zou zijn geweest van een gift had de vrouw geen € 12.000,- behoeven over te maken, doch had zij kunnen volstaan met een vermindering van haar geldvordering van € 20.000,- tot een vordering ad € 8.000,-. De man heeft evenmin betwist dat de vrouw juist om die reden geld op zijn rekening parkeerde. Opvalt immers dat de vrouw deze bedragen steeds vlak vóór de fiscale peildatum, 1 januari, naar de man overboekte en dat de man, nadat de vrouw ontzet ontdekte dat de man dit geld niet voor haar bewaarde doch spendeerde, op aangeven van de vrouw in totaal een bedrag van € 9.000,- terugbetaalde als aflossing, naar het oordeel van de rechtbank niet als aflossing op de geleende € 20.000,- doch als aflossing op het totaal van € 20.000,- plus
€ 12.000,-.
2.20.
Daarmee staat vast dat de man thans nog een bedrag van € 23.000,- aan de vrouw moet terugbetalen ter aflossing van zijn schuld aan de vrouw. Dit patroon van geldleningen / overboekingen door de vrouw aan de man past ook in het licht van de stortingen van de vrouw op de rekening van de man tijdens de latere partnerschapsvoorwaarden met het oog op de aanschaf / investeringen in de onroerende zaken in Bosnië via de Rabo-rekening van de man.
Slotsom
2.21.
De man moet meewerken aan toedeling en levering van de twee onroerende zaken in Bosnië met gesloten beurs aan de vrouw, voor zover de beschikking niet volstaat als akte ten behoeve van de wilsovereenstemming, handtekening en medewerking van de man aan die levering. De vrouw moet de notariële leveringskosten als enige van partijen dragen.
2.22.
De inboedelzaken zijn verdeeld in dier voege dat aan ieder worden toegedeeld de zaken waarover ieder van hen feitelijk reeds beschikt waaronder de inboedelzaken in de woning in Bosnië die toebehoren aan de vrouw.
2.23.
De activa en passiva van de vof worden met gesloten beurs toegedeeld aan de vrouw.
2.24.
De man moet een geldschuld van € 23.000,- voldoen aan de vrouw.
De proceskosten
2.25.
De rechtbank zal de proceskosten compenseren, nu partijen (gewezen) geregistreerd partners zijn en de procedure geen zogenoemde ‘nodeloos gevoerde’ procedure betreft.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
deelt toe aan de vrouw de eigendomsaandelen van de man in de onroerende zaken:
- het perceel, kadastraal bekend [kadasternummer 1]
, bestaande uit perceel nr. 32 (NJIVICA) ter grootte van
489 m2 waarvan boomgaard van tweede klasse van oppervlakte 453 m2 en
woongebouw 1 van 36 m2 en
- het perceel, zoals op het kadastrale registerblad nummer 155 is ingeschreven,
kadastraal bekend [kadasternummer 2] ,
aangeduid als NJIVICA, niet-gecategoriseerde weg van een oppervlakte van 112
m2;
3.2.
bepaalt dat de vrouw hiervoor geen vergoeding is verschuldigd aan de man;
3.3.
bepaalt dat de vrouw de notariële leveringskosten draagt;
3.4.
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de wilsverklaring, handtekening en medewerking van de man aan de notariële akte van levering in de zin van artikel 3:300 lid 2 BW indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- de notaris in Bosnië, die met de levering is belast, heeft partijen uitgenodigd de akte van levering op zijn kantoor te ondertekenen, heeft daartoe een tijdstip vastgesteld en heeft
partijen tenminste 1 week voor dit tijdstip een ontwerp van deze akte en een afrekening
toegestuurd;
- de man heeft niet uiterlijk op het door de notaris vastgestelde tijdstip meegewerkt aan de
ondertekening van deze akte;
- de notaris heeft in de akte van levering verklaard dat aan al deze voorwaarden is voldaan;
3.5.
bepaalt dat de man op eerste verzoek van de vrouw binnen 30 dagen nadien moet reizen naar Bosnië in het kader van de notariële levering van voornoemde onroerende zaken aan de vrouw, op straffe van een door de man aan de vrouw te verbeuren dwangsom van € 1.000,- per dag, met een maximum van € 25.000,-, indien deze uitspraak niet in de plaats kan treden van de ontbrekende wilsverklaring, handtekening en medewerking van de man aan de notariële levering;
3.6.
neemt op in deze beschikking het proces-verbaal van de zitting van 29 april 2021 en bepaalt dat de inhoud daarvan deel uitmaakt van deze beschikking;
3.7.
veroordeelt de man tot afgifte van alle sleutels van de woning in Bosnië aan de vrouw binnen 14 dagen na dagtekening van deze beschikking alsmede aan haar te berichten welke personen op welke woonadressen in Bosnië over sleutels van de woning beschikken die zij desverzocht door de vrouw aan de vrouw ter hand moeten stellen;
3.8.
deelt toe aan ieder van partijen de inboedelzaken waarover hij / zij feitelijk reeds beschikt met dien verstande dat alle inboedelzaken in Bosnië worden toegedeeld aan de vrouw;
3.9.
deelt toe aan de vrouw alle activa en passiva van de (ontbonden) vennootschap onder firma van partijen en bepaalt dat de man voor zover vereist op eerste verzoek van de vrouw medewerking verleent aan de fiscale afwikkeling hiervan;
3.10.
veroordeelt de man tot terugbetaling van een bedrag van
€ 23.000,-(drieëntwintig duizend euro) aan de vrouw uit hoofde van geldlening, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 30 dagen na dagtekening van deze beschikking tot de dag van algehele voldoening;
3.11.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.12.
compenseert de kosten van dit geding in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
3.13.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2021 in tegenwoordigheid van mr. A.H. Wiersma, griffier.