Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
wonende te Balkbrug,
1.de vennootschap onder firma [gedaagde 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[gedaagde 2],
wonende te [vestigingsplaats] ,
[gedaagde 3],
wonende te [vestigingsplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een geschil tussen een werknemer, [eiser], en zijn werkgever, [gedaagde 1]. [Eiser] was tot 1 november 2019 in dienst bij [gedaagde 1] en had op initiatief van de werkgever twee vrachtwagenrijbewijzen behaald. Bij zijn uitdiensttreding heeft [gedaagde 1] een bedrag van € 2.720,00 aan opleidingskosten voor deze rijbewijzen in mindering gebracht op de nog te betalen overuren. [Eiser] vorderde dat dit bedrag aan hem zou worden terugbetaald, omdat er volgens hem geen afspraken waren gemaakt over de terugbetaling van deze kosten.
De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 4 mei 2021 geoordeeld dat [gedaagde 1] niet gerechtigd was om de opleidingskosten te verrekenen met de overuren. De kantonrechter stelde vast dat er geen bewijs was dat [gedaagde 1] de kosten van de rijbewijzen daadwerkelijk had betaald. Bovendien was er geen schriftelijke overeenkomst die de terugbetaling van de opleidingskosten door [eiser] bevestigde. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde 1] de kosten ten onrechte in mindering had gebracht en dat [eiser] recht had op terugbetaling van het bruto bedrag van € 2.720,00, verminderd met een bedrag van € 324,21 dat [eiser] moest betalen aan schadevergoeding aan een derde partij.
Daarnaast werd de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag toegewezen, maar de wettelijke verhoging werd gematigd tot nihil. [Gedaagde 1] werd ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [eiser] op € 716,47 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en is openbaar gemaakt op 4 mei 2021.