ECLI:NL:RBOVE:2021:1982

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 mei 2021
Publicatiedatum
19 mei 2021
Zaaknummer
9174182 \ CV EXPL 21-1881
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur in kort geding met betrekking tot werkzaamheden door eiser verricht voor gedaagde

In deze zaak vordert eiser, H.O.D.N. [X], betaling van een factuur van € 6.653,47 van gedaagde, FLOOR CONCEPT B.V. Eiser heeft in de periode van 24 augustus 2020 tot en met 22 oktober 2020 werkzaamheden verricht voor FLOOR CONCEPT, maar gedaagde heeft slechts een deel van de facturen voldaan. FLOOR CONCEPT beroept zich op opschorting van de betaling vanwege klachten over het geleverde werk, maar de kantonrechter oordeelt dat FLOOR CONCEPT niet voldoende onderbouwd heeft waar de klachten precies op zien. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe, omdat de factuur niet wordt betwist en er onvoldoende grond is voor opschorting. Eiser heeft ook recht op wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden aan de zijde van eiser vastgesteld op € 823,81, en FLOOR CONCEPT wordt veroordeeld in deze kosten. Het vonnis is uitgesproken op 6 mei 2021 door kantonrechter A.M. Koene.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9174182 \ CV EXPL 21-1881
Vonnis in kort geding van 6 mei 2021
in de zaak van
[eiser] , H.O.D.N. [X],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. A.H. Vedder,
tegen
de besloten vennootschap
FLOOR CONCEPT B.V.,
gevestigd te Kampen,
gedaagde partij, hierna te noemen Floor Concept,
procederend bij de heer [A] , eigenaar van Floor Concept.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties van 6 april 2021;
- de mondelinge behandeling van 22 april 2021 die via Skype heeft plaatsgevonden en waarvan aantekening is gehouden door de griffier, en waarin de voorzieningenrechter mondeling tussenvonnis heeft gewezen waarin zij de zaak, in de stand waarin zij zich bevond, heeft verwezen naar de kantonrechter in kort geding en vervolgens in die hoedanigheid ter hand heeft genomen.
1.2.
[eiser] heeft op 21 april 2021 een aanvullende productie toegezonden aan de rechtbank. Omdat Floor Concept deze aanvullende productie niet heeft ontvangen heeft de kantonrechter in kort geding besloten dit stuk buiten beschouwing te laten. Wat [eiser] over dit stuk tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard wordt wel meegenomen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een eenmanszaak onder de naam [X] . De afgelopen jaren heeft [eiser] werkzaamheden verricht in opdracht van Floor Concept. Deze werkzaamheden bestonden uit het leggen van vloeren.
2.2.
De samenwerking tussen [eiser] en Floor Concept is medio oktober 2020 gestopt. [eiser] heeft in de periode van 24 augustus 2020 tot en met 22 oktober 2020 facturen toegezonden aan Floor Concept met een totaalbedrag van € 11.479,50. Floor Concept heeft op 11 januari 2021 een bedrag van € 6.000,00 aan [eiser] betaald.
2.3.
[eiser] heeft meerdere aanmaningen/sommatiebrieven toegezonden aan Floor Concept.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – kort samengevat – veroordeling van Floor Concept tot betaling aan haar van een bedrag van € 6.653,47, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
[eiser] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. [eiser] heeft werkzaamheden verricht in opdracht van Floor Concept. Voor deze werkzaamheden heeft hij in de periode van 24 augustus 2020 tot en met 22 oktober 2020 een achttal facturen toegezonden aan Floor Concept, die zij slechts deels heeft voldaan.
3.3.
Floor Concept voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Het verzoek van Floor Concept om een nieuwe zitting
4.1.
Floor Concept heeft ter zitting gevraagd om de behandeling van de zaak te verdagen, zodat ‘haar jurist’ bij de zitting aanwezig kan zijn. Floor Concept voert hiertoe aan dat zij door de dagvaarding in de veronderstelling is gebracht dat zij enkel een advocaat zou mogen meenemen. Dit standpunt berust op een verkeerde lezing van de dagvaarding, waarin duidelijk is vermeld dat Floor Concept in persoon mag verschijnen. Die mededeling is juist en geldt zowel in kort geding bij de rechtbank als bij de kantonrechter. Floor Concept is in persoon (bij haar bestuurder) verschenen en het stond haar daarbij vrij om zich door een adviseur of rechtshelper te laten vergezellen. Anders dan zij meent is zij door de manier waarop de zaak is aangebracht dus niet in dit belang geschaad. Mede gelet op het kort geding karakter van de kwestie bestaat er geen aanleiding om de zaak te verdagen.
Spoedeisend belang
4.2.
In dit kort geding moet worden beoordeeld of Floor Concept is gehouden (het restant van) de factuur van [eiser] te betalen. Gelet op de stelling van [eiser] dat hij vanwege zijn arbeidsongeschiktheid in een financieel gezien lastige situatie verkeert is – zonder in de beoordeling van deze stelling te treden – voldaan aan het voor deze procedure vereiste spoedeisende belang.
De verdere beoordeling
4.3.
Voorop staat dat de factuur waarvan [eiser] in dit kort geding betaling vordert, door Floor Concept niet wordt betwist. Ook is tussen partijen niet in geschil het aantal door [eiser] in rekening gebrachte uren, net als het door hem gehanteerde uurtarief.
4.4.
Floor Concept beroept zich op opschorting. Volgens Floor Concept zijn er klachten over het door [eiser] geleverde werk. Floor Concept voert aan dat zij tegen [eiser] heeft gezegd dat zij het restant van de factuur voldoet zodra deze klachten zijn verholpen. [eiser] stelt zich op het standpunt dat Floor Concept te laat heeft geklaagd en dat onduidelijk is wat precies de klachten zijn. De enige klachten die bij hem bekend zijn betreffen het ontbreken van twee ‘stripjes’. Deze tekortkoming, die nauwelijks waarde vertegenwoordigt, is niet noemenswaardig en rechtvaardigt geen beroep op opschorting, aldus [eiser] .
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter in kort geding komt Floor Concept geen beroep op opschorting toe. Daarvoor is van belang dat Floor Concept ter zitting desgevraagd niet kon aangeven waar de klachten met betrekking tot het geleverde werk van [eiser] op zien. Floor Concept heeft verzocht daar nog stukken over te mogen indienen, maar daar wordt aan voorbij gegaan. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt immers niet in te zien dat Floor Concept (op wie op dit punt de stelplicht rust) zelfs niet bij benadering aan kon geven waar de klachten ongeveer op zien. De slotsom is dat er voor Floor Concept onvoldoende grond was om haar betalingsverplichting op te schorten.
Conclusie
4.6.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van [eiser] worden toegewezen. Tegen de gevorderde wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten is geen specifiek verweer gevoerd, zodat deze als op de wet gegrond eveneens zullen worden toegewezen.
4.7.
Floor Concept zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] vastgesteld en begroot op:
a. kosten dagvaarding € 85,81;
b. griffierecht € 240,00;
c. salaris gemachtigde € 498,00;
d. nakosten € 124,00.

5.De beslissing

De kantonrechter in kort geding
5.1.
veroordeelt Floor Concept tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 6.653,47, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 6 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Floor Concept in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 823,81, en in de nakosten, begroot op € 124,00;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Koene, kantonrechter in kort geding, en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2021. (wv)