Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 8943795 \ CV EXPL 20-6124
Vonnis van 25 mei 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap
THUISZORG MULTIHULP B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
THUISZORG MULTIHULP B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
eisende partij, hierna te noemen Thuiszorg,
gemachtigde: mr. J.P.J. Botterblom,
tegen
[bewindvoerder], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van
[onderbewindgestelde] ,gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] respectievelijk wonende te [woonplaats] ,
[onderbewindgestelde] ,gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] respectievelijk wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [bewindvoerder] respectievelijk [onderbewindgestelde] ,
gemachtigde: mr. D.F. Briedé.
1.De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 16 maart 2021,
- de aanvullende producties 16 e 17 van de zijde van Thuiszorg,
- de aanvullende productie 18 van de zijde van Thuiszorg,
- de mondelinge behandeling via skype op 29 april 2021.
- de aanvullende producties 16 e 17 van de zijde van Thuiszorg,
- de aanvullende productie 18 van de zijde van Thuiszorg,
- de mondelinge behandeling via skype op 29 april 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.
Tussen partijen is een (onder)huurovereenkomst gesloten voor de woning staande en gelegen aan [het adres] te [woonplaats] , ingaande op 3 januari 2018, in eerste instantie voor de duur van één jaar. De overeenkomst is daarna stilzwijgend verlengd. Voor zover van belang staat in de overeenkomst opgenomen:
‘(…)1.2Het gehuurde wordt door de verhuurder gehuurd van Wooncorporatie Domijn. Onderstaande artikelen zijn dan ook een voortvloeisel van het contract tussen de verhuurder en Domijn.
‘(…)1.2Het gehuurde wordt door de verhuurder gehuurd van Wooncorporatie Domijn. Onderstaande artikelen zijn dan ook een voortvloeisel van het contract tussen de verhuurder en Domijn.
(…)
2.1
Voorwaarden bij het verkrijgen van een woonruimte met omklap constructie bij Beter thuis wonen/Multihulp:
2.1.1.
Huurder krijgt begeleiding van Beter thuis wonen/ Multihulp,
2.1.2.
Huurder houdt zich aan het begeleidingsplan dat hij heeft afgesproken met Beter thuis wonen/Multihulp en/of de voorwaarden die aan hem zijn gesteld door formele instanties.
2.1.3.
Huurder houdt zich aan de voorwaarden die zijn gesteld in deze overeenkomst.
(…)
3.2
De huurovereenkomst kan tussentijds door de verhuurder worden opgezegd volgens de voorwaarden genoemd bij de bijzondere bepalingen.
10.3
De verhuurder behoudt zich het recht om het gehuurde bij Domijn op te zeggen indien huurder zich niet houdt aan de afspraken uit het behandelplan dat is opgesteld tussen Beter thuis wonen/Multihulp en huurder.10.4De verhuurder behoudt zich het recht om het gehuurde bij Domijn op te zeggen indien huurder zich niet houdt aan voorwaarden die hem/haar zijn gesteld door formele instanties.10.5De verhuurder behoudt zich het recht om het gehuurde bij Domijn op te zeggen indien huurder zich niet houdt aan voorwaarden gesteld in deze huurovereenkomst.(…)’.
2.2.
Het gehuurde betreft een zelfstandige woonruimte waarop de
Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte van 15 juli 2011 van toepassing zijn verklaard.
Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte van 15 juli 2011 van toepassing zijn verklaard.
2.3.
Uit het overgelegde begeleidingsplan volgt dat dit plan geldig is van 26 maart 2019 tot en met 26 september 2019.
2.4.
Bij brief van 10 augustus 2020 verzoekt Domijn aan Thuiszorg onder meer om de huurovereenkomst tussen Domijn en Thuiszorg vrijwillig op te zeggen vanwege aanhoudende overlastmeldingen over [onderbewindgestelde] .
2.5.
Bij Domijn is een ongedateerde huuropzegging tegen 30 september 2020 binnengekomen, ondertekend door [A] van Thuiszorg, die als productie 6 bij dagvaarding is overgelegd.
2.6.
Bij e-mail van 13 augustus 2020 aan [onderbewindgestelde] , tevens verstuurd per (aangetekende) post, heeft Thuiszorg [onderbewindgestelde] ervan op de hoogte gebracht dat de huurovereenkomst tussen Domijn en Thuiszorg is opgezegd.
2.7.
Bij brief van 19 augustus 2020 heeft Domijn de opzegging van de huurovereenkomst door Thuiszorg bevestigd. De huurovereenkomst is beëindigd per
30 september 2020.
30 september 2020.
3.Het geschil
3.1.
Thuiszorg vordert -samengevat- dat de kantonrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:a) voor recht verklaart dat door opzegging van Thuiszorg per 30 september 2020 een einde is gekomen aan de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woning aan [het adres] te [woonplaats] ,
b) [bewindvoerder] veroordeelt om de woning met verdere aanhorigheden aan [het adres] te [woonplaats] binnen twee weken na betekening van dit vonnis met alle zich daarin bevindende personen en zaken te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking te stellen van Thuiszorg.
subsidiair:a) de tussen partijen gesloten huurovereenkomst betreffende de woonruimte aan [het adres] te [woonplaats] ontbindt,
b) [bewindvoerder] veroordeelt om de woning met verdere aanhorigheden aan [het adres] te [woonplaats] binnen twee weken na betekening van dit vonnis met alle zich daarin bevindende personen en zaken te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking te stellen van Thuiszorg,
c) [bewindvoerder] veroordeelt in de kosten van dit geding.
b) [bewindvoerder] veroordeelt om de woning met verdere aanhorigheden aan [het adres] te [woonplaats] binnen twee weken na betekening van dit vonnis met alle zich daarin bevindende personen en zaken te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels en hetgeen daartoe verder behoort ter vrije en algehele beschikking te stellen van Thuiszorg,
c) [bewindvoerder] veroordeelt in de kosten van dit geding.
3.2.
[bewindvoerder] heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van Thuiszorg.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.
Vooropgesteld wordt dat er tussen partijen geen discussie bestaat over het feit dat tussen hen sprake is van een onderhuurovereenkomst van zelfstandige woonruimte. Ook niet in geschil is dat Thuiszorg de huurovereenkomst met Domijn heeft opgezegd en dat de huur tussen Thuiszorg en Domijn is beëindigd per 30 september 2020.
4.2.
Volgens Thuiszorg moet [onderbewindgestelde] de woning verlaten omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld om in de woning te kunnen blijven wonen. Volgens Thuiszorg is er in augustus 2020 een einde gekomen aan de begeleiding die zij [onderbewindgestelde] bood, omdat [onderbewindgestelde] zich niet hield aan de gemaakte afspraken. Ook werd het begeleidingsplan niet nageleefd door [onderbewindgestelde] . Om voornoemde redenen heeft Thuiszorg, met verwijzing naar de huurovereenkomst, volgens haar het recht om de huurovereenkomst tussen Thuiszorg en Domijn op te zeggen. Volgens Thuiszorg is het zorg/begeleidingselement overheersend en daarom komt [onderbewindgestelde] geen beroep toe op artikel 7:269 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW). [onderbewindgestelde] heeft geen recht meer om in de woning te verblijven, zo stelt Thuiszorg.
4.3.
[bewindvoerder] is van mening dat [onderbewindgestelde] de woning niet hoeft te verlaten. Volgens [bewindvoerder] is sprake van een huurovereenkomst waarbij het zorg/begeleidingselement niet overheersend is. Primair stelt [bewindvoerder] dat Thuiszorg niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat zij door de opzegging van de hoofdhuurovereenkomst geen verhuurder meer is van [onderbewindgestelde] . Domijn is nu de verhuurder van [onderbewindgestelde] , aldus [bewindvoerder] . Thuiszorg kan dienaangaande dan ook geen vorderingen meer instellen. [bewindvoerder] doet een beroep op artikel 7:269 lid 1 BW. Domijn treedt in de voetsporen van Thuiszorg. Subsidiair heeft [bewindvoerder] naar voren gebracht dat de opzegging van Thuiszorg van 13 augustus 2020 geen effect sorteert omdat de opzegging aan [bewindvoerder] gericht had moeten worden en niet aan [onderbewindgestelde] .
4.4.
Om de vorderingen van Thuiszorg te kunnen beoordelen, zal, mede gelet op het verweer van [bewindvoerder] , eerst de vraag beantwoord moeten worden hoe de overeenkomsten tussen partijen gekwalificeerd dienen te worden.
gemengde overeenkomst
4.5.
Thuiszorg heeft aan [onderbewindgestelde] een combinatie van zorgovereenkomst en huurovereenkomst aangeboden. De huur heeft betrekking op een zogenoemde omklapwoning die Thuiszorg van Domijn huurt. Het doel van Thuiszorg is om [onderbewindgestelde] naar zelfstandigheid te begeleiden zodat dat hij te zijner tijd de woonruimte zelfstandig kan huren en bewonen als duidelijk is dat hij in staat is zelfstandig, zonder begeleiding door de zorginstelling, in de woning te wonen.
4.6.
In de huurovereenkomst zijn in artikel 2.1 de voorwaarden opgenomen waaronder [onderbewindgestelde] de woonruimte huurt, waaronder het zich houden aan het begeleidingsplan.
4.7.
De gecombineerde huur/begeleidingsovereenkomst of de huurovereenkomst met een zorg-of begeleidingsovereenkomst heeft kenmerken van een huurovereenkomst (het wonen) en een overeenkomst van opdracht (de zorg- of begeleidingsovereenkomst). Er is sprake van een gemengde overeenkomst. De vraag doet zich dan voor of in zo’n situatie de wettelijke bepalingen inzake huur onverkort van toepassing zijn. Daarbij zullen in principe de dwingendrechtelijke bepalingen van het huurrecht gelden, tenzij het zorgelement doorslaggevend is.
4.8.
Artikel 6:215 BW geeft de vuistregel voor een dergelijke situatie. Op een overeenkomst die voldoet aan de omschrijving van twee of meer door de wet geregelde bijzondere soorten van overeenkomsten zijn de voor elk van die soorten gegeven bepalingen naast elkaar van toepassing, behoudens voor zover die bepalingen niet verenigbaar zijn of de strekking ervan in verband met de aard van de overeenkomst zich tegen toepassing verzet. Uitgangspunt is derhalve dat de verschillende toepasselijke bepalingen naast elkaar op de gemengde overeenkomst dienen te worden toegepast. Slechts indien en voor zover er strijd ontstaat kan er sprake zijn van de uitzonderingssituatie van artikel 6:215 BW. In dat geval dient voor het bepalen van toepasselijke wettelijke regels te worden vastgesteld welk element overheersend is in de overeenkomst, het huur- of zorgelement. De Hoge Raad oordeelde reeds in 1985 dat de dwingende bepalingen van het (woonruimte) huurrecht van toepassing zijn
tenzij het element verzorging duidelijk overheerst.Overheerst het zorgelement dan blijven de wettelijke huurbepalingen, en dus ook de huurbescherming buiten toepassing. Het maakt daarbij niet uit of sprake is van één gecombineerde huur- en begeleidingsovereenkomst of een huurovereenkomst met een daaraan gekoppelde begeleidingsovereenkomst. De beide contracten moeten wel zodanig nauw verbonden zijn dat het eind van de ene overeenkomst ook het einde van de andere betekent.
tenzij het element verzorging duidelijk overheerst.Overheerst het zorgelement dan blijven de wettelijke huurbepalingen, en dus ook de huurbescherming buiten toepassing. Het maakt daarbij niet uit of sprake is van één gecombineerde huur- en begeleidingsovereenkomst of een huurovereenkomst met een daaraan gekoppelde begeleidingsovereenkomst. De beide contracten moeten wel zodanig nauw verbonden zijn dat het eind van de ene overeenkomst ook het einde van de andere betekent.
4.9.
Welk element doorslaggevend is, is afhankelijk van de omstandigheden. Belangrijke aanwijzingen zijn daarbij dat de beide overeenkomsten gelijktijdig, met dezelfde ingangsdatum en contractduur zijn aangegaan, de overeenkomsten onderling van elkaar afhankelijk zijn, de huurder/cliënt ermee bekend is, althans dient te begrijpen, dat de woning hem uitsluitend in zijn hoedanigheid van cliënt van de zorgaanbieder ter beschikking werd gesteld, buiten de reguliere toewijzingsregels om, specifiek met als doel de overeengekomen woonbegeleiding te faciliteren.
4.10.
Allereerst kan worden vastgesteld dat het begeleidingsplan door [onderbewindgestelde] niet is ondertekend. Thuiszorg heeft niet gesteld waarom er desondanks van moet worden uitgegaan dat met [onderbewindgestelde] is overeengekomen dat hij zich aan het begeleidingsplan zou houden. Op grond daarvan kan niet worden vastgesteld of [onderbewindgestelde] in volle omvang akkoord is gegaan met het aangeboden begeleidingsplan.
Dit is relevant omdat de huurovereenkomst in artikel 2.1 als voorwaarde stelt dat de huurder zich houdt aan het begeleidingsplan dat hij heeft afgesproken met Thuiszorg. Kennelijk heeft Thuiszorg er geen probleem in gezien om de woning aan [onderbewindgestelde] te verhuren zonder ondertekend begeleidingsplan.
Dit is relevant omdat de huurovereenkomst in artikel 2.1 als voorwaarde stelt dat de huurder zich houdt aan het begeleidingsplan dat hij heeft afgesproken met Thuiszorg. Kennelijk heeft Thuiszorg er geen probleem in gezien om de woning aan [onderbewindgestelde] te verhuren zonder ondertekend begeleidingsplan.
4.11.
Voorts blijkt uit de overgelegde huurovereenkomst en het begeleidingsplan dat de ingangsdatum en einddatum van de beide overeenkomsten uiteen lopen. Het eind van de ene overeenkomst betekende dus niet het einde van de andere. Niet alleen is de zorg/begeleiding later ingegaan dan het moment dat [onderbewindgestelde] in het gehuurde kwam te wonen, Thuiszorg heeft de feitelijke zorg ook eerder beëindigd dan de huur. Opmerkelijk is daarbij dat de huurovereenkomst als ingangsdatum 3 december 2018 vermeldt terwijl tussen partijen niet in geschil is dat de huurovereenkomst op 2 januari 2018 is ingegaan (de datum van ondertekening van de overeenkomst). Opmerkelijk is ook dat de het begeleidingsplan als einddatum 26 september 2019 heeft, terwijl de begeleiding pas in augustus 2020 is gestopt.
4.12.
De kantonrechter is gelet op bovenstaande van oordeel dat er van de uitzonderingssituatie van artikel 6:215 BW als genoemd in overweging 4.8. geen sprake is: het zorgelement is niet doorslaggevend. Aan [onderbewindgestelde] komt dan ook huurbescherming toe, waaronder de bepalingen voor onderhuur.
huurbescherming
4.13.
Artikel 7:269 lid 1 BW bepaalt dat de onderhuur die betrekking heeft op een zelfstandige woonruimte waar de onderhuurder zijn hoofdverblijf heeft, in geval van beëindiging van de huur tussen huurder en verhuurder wordt voortgezet door de verhuurder. Nu Thuiszorg de huurovereenkomst met Domijn heeft opgezegd, is Thuiszorg er als het ware tussenuit is gevallen. De conclusie is dat tussen partijen geen rechtsverhouding meer bestaat. Dit betekent dat het standpunt van [bewindvoerder] dienaangaande juist is en dat Thuiszorg niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
4.14.
Thuiszorg wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [bewindvoerder] begroot op € 374,00 (2x een punt ad
€ 187,00).
€ 187,00).
5.De beslissing
De kantonrechter
5.1.
verklaart Thuiszorg niet-ontvankelijk in haar vordering,
5.2.
veroordeelt Thuiszorg in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [bewindvoerder] begroot op € 374,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2021 door mr. A.M.S. Kuipers, kantonrechter.