ECLI:NL:RBOVE:2021:2103

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 mei 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
C/08/261861 / HA ZA 21-62
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van procesrecht bij opwerpen bevoegdheidsincident op grond van forumkeuzebeding in consumentenovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 mei 2021 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een consument, aangeduid als [eiser], en de vennootschap MAGNUM FX (CYPRUS) LTD, gevestigd in Limassol, Cyprus. De consument had een (raam)overeenkomst gesloten met Magnum voor de handel in Contracts for Differences (CfD’s) en vorderde onder andere de vernietiging van deze overeenkomst en terugbetaling van zijn inleg van € 55.000,-. Magnum voerde in een incident aan dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren op basis van een forumkeuzebeding dat in de overeenkomst was opgenomen, waarin de rechtbank in Cyprus als exclusief bevoegd werd aangewezen.

De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 17 van de Brussel Ibis-Verordening de consument de keuze heeft om een procedure te starten bij de rechtbank van zijn woonplaats, in dit geval Nederland. De rechtbank oordeelde dat het forumkeuzebeding niet geldig was, omdat het was overeengekomen vóór het ontstaan van het geschil en derhalve niet afdoet aan de wettelijke mogelijkheid voor de consument om de Nederlandse rechter te benaderen. De rechtbank wees het verzoek van Magnum om zich onbevoegd te verklaren af en veroordeelde Magnum in de proceskosten van [eiser].

Daarnaast werd er een incident opgeworpen door [eiser] tot veroordeling van Magnum om digitale kopieën van geluidsopnames van telefoongesprekken te verstrekken. De rechtbank besloot dat de zaak opnieuw op de rol zou komen voor verdere behandeling van de hoofdzaak en het incident. De uitspraak benadrukt de bescherming van consumenten in rechtszaken en de beperkingen van forumkeuzebedingen in consumentenzaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/261861 / HA ZA 21-62
Vonnis van 19 mei 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats] ,
eiser,
advocaat mr. M.A. Hupkes in Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar Cypriotisch recht
MAGNUM FX (CYPRUS) LTD,
gevestigd te Limassol (Cyprus),
gedaagde,
advocaat mr. W.M. Schonewille in 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiser] en Magnum genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid,
  • de conclusie van antwoord in het incident ex art 11 Rv, houdende
incidentele vordering ex art. 843a Rv en art. 15 AVG.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten in het incident

2.1.
Magnum is een vennootschap naar Cypriotisch recht en gevestigd in Limassol (Cyprus). Magnum handelt mede onder de naam ET Finance en biedt een online platform voor de handel in Contracts for Differences (CfD’s).
2.2.
[eiser] woont in [plaats] (Nederland) en is via internet in contact gekomen met Magnum.
2.3.
[eiser] en Magnum zijn op 25 mei 2020 een (raam)overeenkomst aangegaan voor de handel in CfD’s.
2.4.
Onderdeel van de overeenkomst is het document ‘Terms and Conditions’, waarin een forumkeuzebeding is opgenomen met een keuze voor de rechtbank in Cyprus.
2.5.
In een periode van 4 dagen, van 25 mei 2020 tot en met 28 mei 2020, heeft [eiser] in totaal € 55.000,- ingelegd. [eiser] heeft de inleg verloren.

3.Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
[eiser] vordert, samengevat, een verklaring voor recht dat de overeenkomst met Magnum is vernietigd, althans vernietiging daarvan, althans een verklaring voor recht dat Magnum onrechtmatig heeft gehandeld of toerekenbaar tekort is geschoten zodat Magnum gehouden is tot terugbetaling van de inleg. Daarnaast vordert [eiser] (terug)betaling van de inleg ter hoogte van € 55.000,-, te vermeerderen met rente, proceskosten en nakosten. Verder vordert [eiser] afgifte van een Europese Executoriale Titel.
3.2.
[eiser] voert daartoe aan, kort gezegd, dat hij als consument met Magnum een (raam)overeenkomst is aangegaan voor het beleggen in CfD’s. Magnum heeft onrechtmatig gehandeld, omdat hem in strijd met het verbod van de AFM CfD’s zijn aangeboden met een leverage boven de 1:30. Daarnaast voerde Magnum een oneerlijke handelspraktijk, onder meer door misleiding bij het aangaan van de overeenkomst(en) en door hem, bij de uitvoering, onder druk te zetten om steeds meer geld in te leggen in plaats van verlies te nemen of posities te sluiten. Door verliezen en onduidelijke kosten (swaps), is de inleg van in totaal € 55.000,- verloren gegaan. [eiser] heeft de overeenkomst(en) bij dagvaarding vernietigd en vordert terugbetaling van de inleg, primair als ongedaanmakingsverbintenis en subsidiair als schade.

4.Het geschil in het incident

4.1.
Magnum vordert in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Daarnaast verzoekt Magnum om te bepalen dat hoger beroep zal worden toegestaan, alsmede een veroordeling van [eiser] in de proceskosten en nakosten, vermeerderd met rente.
4.2.
Magnum voert daartoe aan, kort gezegd, primair dat [eiser] bij het aangaan van de (raam)overeenkomst een forumkeuzebeding is overeengekomen waarmee de rechter in Cyprus exclusief bevoegd wordt verklaard. Subsidiair stelt Magnum zich op het standpunt dat de rechtbank in Cyprus bevoegd is op grond van artikel 4 van de Brussel Ibis-Vo, omdat de gedaagde partij, Magnum, gevestigd is in Cyprus, en omdat sprake is van het uitvoeren van diensten door Magnum vanuit Cyprus. Meer subsidiair voert Magnum aan dat voor zover de vorderingen van [eiser] zijn gebaseerd op onrechtmatig handelen, de Nederlandse rechter niet bevoegd is, omdat er geen sprake is van de vereiste nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer en de hooguit zuiver financiële schade is geleden in Cyprus.
4.3.
[eiser] voert verweer in het incident. Op de stellingen en verweren van beide partijen wordt hierna ingegaan voor zover deze relevant zijn voor de beoordeling van het incident.
5. De beoordeling in het incident
5.1.
De rechtbank overweegt als volgt.
De bevoegdheid in consumentenzaken
5.2.
Op grond van artikel 17 Brussel Ibis-Vo is Afdeling 4 van de Brussel Ibis-Vo van toepassing wanneer voldaan is aan de cumulatieve voorwaarden dat:
- één van de contractanten een consument is, die handelt in een kader dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd,
- er daadwerkelijk een overeenkomst is gesloten tussen deze consument en een bedrijfs- of beroepsmatig handelende persoon, en
- deze overeenkomst onder één van de in artikel 17 lid 1 onder a), b) en c) bedoelde categorieën valt.
5.3.
Vaststaat dat partijen een (raam)overeenkomst met elkaar hebben gesloten. [eiser] heeft een vordering ingesteld met een duidelijke contractuele grondslag, namelijk een verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen is vernietigd, dan wel vernietiging van die overeenkomst(en) door de rechter. De overige (subsidiaire) vorderingen, een verklaring voor recht dat Magnum onrechtmatig heeft gehandeld en gehouden is om de door [eiser] betaalde inleg althans de door hem geleden schade te betalen, zijn onlosmakelijk met die overeenkomst verbonden. Zonder overeenkomst zou [eiser] het bedrag waarvan hij nu terugbetaling vordert, niet hebben betaald en de vermeende schade niet hebben geleden. Verder staat tussen partijen niet ter discussie dat Magnum bedrijfsmatig handelde en dat [eiser] een consument is. [eiser] heeft dit bij dagvaarding gesteld en Magnum heeft daar in het incident geen verweer op gevoerd of andersluidende stellingen over ingenomen.
5.4.
Dit betekent dat aan de voorwaarden van artikel 17 Brussel Ibis-Vo is voldaan, zodat afdeling 4 Brussel Ibis-Vo van toepassing is. Op grond van artikel 18 van die afdeling heeft de consument de keuze om een procedure tegen de contractuele wederpartij in te stellen bij de rechtbank van zijn woonplaats. Dat is in dit geval in Nederland. De Nederlandse rechter is daarom bevoegd om van het geschil kennis te nemen.
5.5.
Het forumkeuzebeding waar Magnum op wijst, verandert dat niet. Dit beding is naar de stellingen van Magnum immers overeengekomen bij het aangaan van de (raam)overeenkomst en derhalve vóór het ontstaan van het geschil tussen partijen. Op grond van artikel 19 Brussel Ibis-Vo is een dergelijke forumkeuze niet geldig.
Het verzoek om tussentijds hoger beroep
5.6.
Magnum verzoekt om tussentijds hoger beroep in te stellen en voert daartoe aan dat het gaat om feitelijk en juridische complexe materie, dat er geen processuele complicaties ontstaan en dat de belangen van Magnum tussentijds hoger beroep verlangen. De rechtbank overweegt dat op grond van art. 337 lid 2 Rv van een tussenvonnis als het onderhavige, slechts tegelijk met dat van het eindvonnis hoger beroep kan worden ingesteld tenzij de rechter anders heeft bepaald. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Magnum geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat in het onderhavige geval van het zojuist geformuleerde uitgangspunt kan en moet worden afgeweken. De rechtbank is verder van oordeel dat ook een voortvarende procesvoering meebrengt dat het verzoek om tussentijds appel toe te staan moet worden afgewezen. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.
De proceskosten
5.7.
Magnum is in dit incident in het ongelijk gesteld en zal worden veroordeeld in de proceskosten. [eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van onrechtmatig procederen, omdat het incident vertraging oplevert terwijl bekend was dat het incident afgewezen zou worden vanwege een overvloed aan duidelijke vonnissen in vergelijkbare procedures. [eiser] begroot de werkelijke proceskosten op € 2.000,-, zijnde 8 uur ad € 250,- incl. BTW.
5.8.
Een veroordeling in de werkelijk gemaakte proceskosten is volgens vaste jurisprudentie alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering of het voeren van verweer, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als een partij haar vordering of verweer baseert op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het voeren van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM (vgl. HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828).
5.9.
De rechtbank overweegt dat een stijgend aantal procedures aanhangig is waarin verschillende aanbieders van CfD’s zijn gedagvaard, dat in (een groot deel van) deze procedures een bevoegdheidsincident is opgeworpen en/of om aanhouding wordt verzocht in het kader van een procedure in Cyprus, en dat op het moment dat Magnum haar incidentele conclusie nam, een groot aantal uitspraken was gepubliceerd waarin deze incidenten waren afgewezen, vrijwel uitsluitend onder verwijzing naar afdeling 4 van Brussel Ibis-Vo en met de overweging dat een forumkeuzebeding dat is overeengekomen voorafgaand aan het geschil met een consument, niet afdoet aan de wettelijke mogelijkheid om een procedure te starten bij de rechtbank van zijn woonplaats. Magnum had dan ook kunnen weten dat haar beroep op het forumkeuzebeding niet zou opgaan, zodat op voorhand evident was dat het incident in de onderhavige procedure afgewezen zou worden. De rechtbank zal Magnum daarom veroordelen in de werkelijke proceskosten van [eiser] in het incident en begroot deze op het door [eiser] gestelde bedrag van € 2.000,-, dat de rechtbank redelijk acht.
Voortzetting van de procedure
5.10.
[eiser] heeft bij antwoord in het incident een (eigen) incident ex art. 843a Rv en art. 15 AVG opgeworpen, te weten tot veroordeling van Magnum om een digitale kopie te verstrekken van alle geluidsopnames die zij heeft gemaakt van telefoongesprekken tussen Magnum alsmede door haar ingeschakelde derden en [eiser] , onder last van een dwangsom.
5.11.
De rechtbank zal bepalen dat de zaak op de rol zal komen te staan zodat Magnum in de gelegenheid wordt gesteld om te antwoorden in de hoofdzaak en in het door [eiser] opgeworpen incident. Vervolgens zal de zaak op de rol komen voor beraad mondelinge behandeling of schriftelijk voort procederen en/of vonnis in het incident ex art. 843a Rv en art. 15 AVG.

6.De beslissing

De rechtbank
In het incident
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
veroordeelt Magnum in de proceskosten en begroot deze aan de zijde van [eiser] op € 2.000,-,
6.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
In de hoofdzaak en in het incident ex art. 843a Rv en art. 15 AVG
6.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
30 juni 2021voor het nemen van een conclusie van antwoord in de hoofdzaak en een antwoord in het incident ex art. 843a Rv en art. 15 AVG door Magnum;
6.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom en in het openbaar uitgesproken op 19 mei 2021.