ECLI:NL:RBOVE:2021:2218

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
C/08/264715 / KG ZA 21/99
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een gekraakte boerderij door Junco B.V.

In deze zaak vordert Junco B.V., een besloten vennootschap gevestigd in Zwolle, de ontruiming van een boerderij die sinds begin juni 2020 door [gedaagde] is gekraakt. Junco heeft de boerderij in eigendom en heeft plannen voor herontwikkeling tot huisvesting van zorginstelling Frion. Ondanks eerdere afspraken over het verlaten van de boerderij, heeft [gedaagde] dit niet gedaan. Junco heeft een vergunning voor de sloop van de opstallen en heeft een verkooptraject opgestart, maar de kraak frustreert deze plannen. De voorzieningenrechter oordeelt dat Junco een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming en dat de vordering toewijsbaar is. [gedaagde] heeft verweer gevoerd, maar de rechter concludeert dat het belang van Junco zwaarder weegt dan het woonbelang van [gedaagde]. De rechter bepaalt dat [gedaagde] en de overige gedaagden de boerderij binnen zeven dagen na betekening van het vonnis moeten ontruimen. Tevens worden de gedaagden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : C/08/264715 / KG ZA 21/99
Vonnis in kort geding van 3 juni 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap
JUNCO B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
eisende partij,
gemachtigde: mr. B.J. van den Berg en mr. L.R. Brendel,
tegen

1.[gedaagde] ,wonende te [woonplaats] ,

gedaagde partij,
verschenen in persoon,
2
ZIJ DIE VERBLIJVENin de onroerende zaak of een gedeelte daarvan, staande en gelegen aan het adres [adres] te [plaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.
Partijen worden hierna respectievelijk Junco, [gedaagde] en de overige gedaagden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 mei 2021, met producties;
- een door Junco overgelegde publicatie d.d. 4 mei 2021 in het Nederlands Dagblad, waarin de overige gedaagden worden opgeroepen om te verschijnen op de mondelinge behandeling;
- de mondelinge behandeling gehouden op 19 mei 2021.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Junco exploiteert een onderneming die actief is op het gebied van het kopen, ontwikkelen en verkopen van vastgoed projecten.
2.2.
Junco heeft in eigendom de onroerende zaak met ondergrond gelegen aan de [adres] te [plaats] (hierna: de boerderij).
2.3.
Sinds – in ieder geval – begin juni 2020 heeft [gedaagde] de boerderij gekraakt.
2.4.
In januari 2021 hebben partijen met elkaar afgesproken dat [gedaagde] de boerderij op 1 maart 2021 zou gaan verlaten. Nadat dit niet haalbaal bleek vanwege het ontbreken van alternatieve woonruimte, is Junco akkoord gegaan met het vertrek van [gedaagde] per
1 april 2021. [gedaagde] verblijft momenteel nog steeds in de boerderij.

3.Het geschil

3.1.
Junco vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- veroordeling van [gedaagde] en de overige gedaagden om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de boerderij te ontruimen en te verlaten, met medeneming van al het hunne en de hunnen en de boerderij ter vrije en algehele beschikking van Junco te stellen, onder afgifte van alle sleutels;
- te bepalen dat de veroordeling tot ontruiming ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich gedurende één jaar na dit vonnis in de boerderij bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet;
- hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] en de overige gedaagden tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 925,- en de proces- en nakosten, vermeerderd met rente.
3.2.
Aan deze vordering legt Junco het volgende ten grondslag. Junco heeft vergevorderde plannen om de boerderij te herontwikkelen tot huisvesting van zorginstelling Frion. Voor de herontwikkeling heeft Junco inmiddels een vergunning voor de sloop van de opstallen van de boerderij gekregen. Naast het herontwikkelingsplan heeft Junco een verkooptraject opgestart. Ondanks herhaald verleend uitstel en gemaakte afspraken heeft [gedaagde] de boerderij niet ontruimd. Daarmee wordt de herontwikkeling en/of de verkoop van de boerderij in ernstige mate gefrustreerd. Junco heeft daarom een spoedeisend belang bij het verkrijgen van een titel tot ontruiming van de boerderij, die zowel tegen [gedaagde] als tegen eventuele anderen die daar verblijven ten uitvoer kan worden gelegd.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd.
3.4.
De overige gedaagden zijn niet in dit geding verschenen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter heeft aan de hand van de betekende dagvaarding en de overgelegde publicatie d.d. 4 mei 2021 in het Nederlands Dagblad geconstateerd dat de overige gedaagden behoorlijk zijn opgeroepen voor de behandeling van dit kort geding. Gelet op het bepaalde in artikel 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zal tegen de eventuele overige gedaagden, die niet in het geding zijn verschenen, verstek worden verleend. Nu [gedaagde] wel is verschenen, wordt dit vonnis op grond van het bepaalde in artikel 140 lid 3 Rv ook jegens de overige gedaagden als een vonnis op tegenspraak beschouwd.
4.2.
Ter zitting heeft [gedaagde] opgemerkt dat zij een advocaat in de arm heeft genomen om haar belangen te behartigen in deze procedure. Voor [gedaagde] heeft zich echter op of voor 19 mei 2021 geen advocaat gesteld, terwijl de dagvaarding reeds op 4 mei 2021 is uitgebracht. De voorzieningenrechter zal daarom het ter zitting gedane verzoek van [gedaagde] voor het bepalen van een nadere zitting passeren.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] de boerderij heeft gekraakt en dat zij daar zonder recht of titel verblijft. [gedaagde] maakt daarmee inbreuk op het eigendomsrecht van Junco. Er kan geen twijfel over bestaan dat de vordering tot ontruiming in een (eventuele) bodemprocedure zal worden toegewezen. Dit betekent dat de vordering ook in kort geding in beginsel toewijsbaar is, tenzij dit op grond van de te maken belangenafweging anders is.
4.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft Junco voldoende onderbouwd dat zij een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde ontruiming van de boerderij. Junco heeft aannemelijk gemaakt dat zij vergevorderde plannen heeft met de boerderij. Junco is voornemens om de boerderij te herontwikkelen tot huisvesting van zorginstelling Frion. Junco heeft hiervoor op 3 februari 2021 de gevraagde vergunning voor de sloop van de opstallen van de boerderij gekregen, zodat aangevangen kan worden met de herontwikkeling. Parallel aan dit herontwikkelingsplan heeft Junco een verkooptraject opgestart, waarbij Junco een makelaarskantoor heeft ingeschakeld voor de verkoop van de boerderij. Junco heeft aannemelijk gemaakt dat zij in ernstige mate wordt gehinderd in de verwezenlijking van haar plannen. Junco kan namelijk niet starten met de sloopwerkzaamheden omdat de boerderij thans wordt gekraakt. Daarnaast heeft Junco met overlegging van een e-mail van het makelaarskantoor onderbouwd dat het kraken problemen oplevert voor bezichtigen van de boerderij door potentiële kopers. [gedaagde] is er op haar beurt niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat Junco bij de ontruiming geen enkel belang heeft. Dat de ontruiming enkel leidt tot langdurige leegstand zonder zicht op verandering, zoals [gedaagde] heeft gesteld, is in ieder geval niet aannemelijk.
4.5.
Op grond van het voorgaande valt de te maken belangenafweging uit in het voordeel van Junco. Het woonbelang van [gedaagde] is dus ondergeschikt aan het belang van Junco. De conclusie is dat de gevorderde ontruiming toewijsbaar is.
4.6.
In de gegeven omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de gevorderde ontruimingstermijn van zeven dagen te verlengen, mede vanwege de reeds door Junco jegens [gedaagde] betrachte coulance. Partijen hebben immers met elkaar afgesproken dat [gedaagde] de boerderij op 1 maart 2021 zou verlaten. Dit bleek naderhand voor [gedaagde] niet haalbaar, waarna Junco bereid is geweest de ontruimingstermijn tot 1 april 2021 te verlengen. [gedaagde] reageerde vervolgens niet meer op de berichten van Junco en [gedaagde] liet niets meer van zich horen. Na de laatste afgesproken termijn is al weer geruime tijd verstreken. [gedaagde] heeft niet aannemelijk gemaakt dat er bijzondere omstandigheden zijn die een langere ontruimingstermijn rechtvaardigen. Het is aan [gedaagde] zelf om in vervangende woonruimte te voorzien en haar is daarvoor reeds geruime tijd geboden. Tevens heeft Junco ter zitting aangegeven dat [gedaagde] de woning niet hoeft terug te brengen in de originele staat. De vordering is erop gericht dat zij haar eigendommen uit het pand en van het terrein verwijdert, de boerderij ter beschikking stelt aan Junco en de sleutels afgeeft aan Junco. De gevorderde ontruimingstermijn van zeven dagen na betekening van het vonnis is daarvoor voldoende en deze termijn is daarom toewijsbaar.
4.7.
Ingevolge artikel 557a lid 3 Rv kan de rechter bepalen dat een vonnis, waarbij aan anderen dan aan gebruikers of gewezen gebruikers krachtens een persoonlijk of zakelijk recht de ontruiming wordt bevolen van een gebouwde onroerende zaak of gedeelte daarvan, tot een jaar na de dag waarop het vonnis wordt uitgesproken dan wel bekrachtigd, ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die ten tijde van de tenuitvoerlegging zich daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voortdoet. Op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden bestaat daarvoor aanleiding. Junco heeft er belang bij dat het vonnis ook ten uitvoer kan worden gelegd tegen personen die zich wellicht nu nog niet, maar op het moment van de ontruiming dan wel daarna wel in de boerderij bevinden.
4.8.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden daarentegen afgewezen, omdat de onderhavige ontruimingsvordering niet strekt tot betaling van een geldsom.
4.9.
[gedaagde] en de overige gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, die tot op heden aan de zijde van Junco worden begroot op € 1.412,41, te weten:
  • € 89,41 aan explootkosten,
  • € 667,00 aan griffierecht,
  • € 656,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] en de overige gedaagden om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis de boerderij aan de [adres] te [plaats] te ontruimen en te verlaten, met medeneming van al het hunne en de hunnen en de boerderij ter vrije beschikking van Junco te stellen en te laten, onder afgifte van alle sleutels aan Junco;
5.2.
bepaalt dat dit vonnis binnen de in art. 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] en de overige gedaagden hoofdelijk, in die zin dat als één betaalt, de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Junco begroot op € 1.412,41, vermeerderd met een bedrag van € 124,00 aan nakosten, indien [gedaagde] en de overige gedaagden binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis niet volledig aan dit vonnis zullen hebben voldaan, en vervolgens te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW gerekend vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis, tot aan de dag van de volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J.H. van Meegen, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2021.