In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 januari 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en een gedaagde, die een affectieve relatie van anderhalf jaar hadden. De eiseres heeft de relatie in mei 2020 verbroken, maar de gedaagde bleef haar lastigvallen, onder andere door regelmatig voor haar deur te staan en haar te benaderen op andere locaties. Na een incident op 2 november 2020, waarbij de eiseres letsel opliep, heeft zij aangifte gedaan van mishandeling. Ondanks de aangifte bleef de gedaagde haar lastigvallen, wat leidde tot de vordering van de eiseres om een contact- en straatverbod op te leggen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het handelen van de gedaagde als bedreigend wordt ervaren. De gedaagde heeft niet betwist dat hij de eiseres in het verleden heeft lastiggevallen, maar voerde aan dat hij dat sinds kort niet meer doet omdat hij een nieuwe relatie heeft. De rechter heeft echter geoordeeld dat deze nieuwe relatie onvoldoende garantie biedt dat de gedaagde zich zal onthouden van contact met de eiseres. Daarom is het gevorderde contactverbod toegewezen, evenals een dwangsom voor het geval de gedaagde zich niet aan het verbod houdt.
Daarnaast is er een straatverbod opgelegd voor een gebied van 100 meter rondom de woning van de eiseres, met uitzondering van de woning van de nieuwe partner van de gedaagde, mits hij zich aan bepaalde voorwaarden houdt. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.