ECLI:NL:RBOVE:2021:2350

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
9154469 \ CV EXPL 21-1732
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontruiming huurwoning wegens onvoldoende bewijs van slecht huurderschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woningstichting SWZ en een gedaagde huurder. SWZ vorderde ontruiming van de huurwoning van de gedaagde, omdat deze volgens SWZ zich schuldig had gemaakt aan ernstig agressief gedrag en geluidsoverlast. De gedaagde huurt sinds 13 december 2005 de woning en heeft eerder een gedragsaanwijzing ondertekend om geluidsoverlast te voorkomen. SWZ stelde dat de gedaagde op 15 maart 2021 een buurman ernstig had mishandeld, wat leidde tot de vordering tot ontruiming.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft SWZ verklaard dat de geluidsoverlast op zich geen reden voor ontruiming is, maar dat het agressieve gedrag van de gedaagde de doorslag gaf. De gedaagde ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat hij de buurman niet had aangeraakt. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het gestelde agressieve gedrag en dat nader onderzoek nodig was, bijvoorbeeld door getuigenverhoor. De rechtbank concludeerde dat het niet aannemelijk was dat de gedaagde zodanig slecht huurderschap vertoonde dat ontruiming gerechtvaardigd was.

De vordering van SWZ werd afgewezen en SWZ werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat er in de 16 jaar dat de gedaagde de woning huurt, slechts één melding van mishandeling was gedaan, en dat dit onvoldoende was voor een ontruimingsvordering. De beslissing van de rechtbank werd openbaar uitgesproken op 3 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 9154469 \ CV EXPL 21-1732
Vonnis in kort geding van 3 juni 2021
in de zaak van
de stichting
STICHTING WONINGSTICHTING SWZ,
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
eisende partij, hierna te noemen SWZ,
gemachtigde: mr. B.J. van den Berg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. G.E.J. Kornet.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 13 december 2005 van SWZ de woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning).
2.2.
Bij brief van 30 maart 2021 heeft de gemachtigde van SWZ – samengevat – het volgende aan [gedaagde] geschreven. [gedaagde] heeft op 26 juni 2017 een gedragsaanwijzing van SWZ ondertekend, inhoudende dat hij geen geluidsoverlast meer zal veroorzaken, in verband met geregelde meldingen van geluidsoverlast (schreeuwen en hard praten) veroorzaakt door [gedaagde] . De geluidsoverlast gaat echter onverminderd door, ondanks diverse dringende mondelinge en schriftelijke verzoeken van SWZ om de geluidsoverlast te stoppen. Op 15 maart 2021 heeft [gedaagde] één van de omwonenden, tevens huurder van SWZ, ‘zomaar uit het niets ernstig mishandeld’. Dat was niet de eerste keer. [gedaagde] had deze omwonende al eerder een klap gegeven. [gedaagde] handelt opnieuw in strijd met goed huurderschap. De maat is vol. SWZ zal in een gerechtelijke procedure ontruiming van de woning vorderen als [gedaagde] de huur niet opzegt.
2.3.
[gedaagde] weigert de huur van de woning op te zeggen.

3.De vordering

3.1.
SWZ vordert – samengevat – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om de woning te ontruimen en te verlaten met afgifte van de sleutels, binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, althans op een door de kantonrechter te bepalen termijn, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Hierna zal – voor zover van belang – worden ingegaan op de stellingen van partijen.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang bij de vordering volgt genoegzaam uit de volgende stellingen van SWZ. [gedaagde] heeft volgens SWZ op 15 maart 2021 aangebeld bij een buurman in het flatgebouw. Deze buurman is tevens huurder van SWZ. Vervolgens heeft [gedaagde] , nadat de deur was opengedaan, deze buurman ernstig mishandeld door hem in het gezicht en op de borst te slaan. In verband met de op SWZ rustende verplichting om de bewoners van het flatgebouw, die allen huurder zijn van SWZ, rustig huurgenot te verschaffen, is het van belang dat [gedaagde] op korte termijn de woning verlaat.
4.2.
Daarmee wordt toegekomen aan de inhoudelijke beoordeling van de vordering. Tijdens de mondelinge behandeling heeft SWZ verklaard dat op zichzelf de geluidsoverlast voor haar geen reden is voor ontruiming van de woning. Het gaat SWZ om het agressieve gedrag van [gedaagde] . De bewoners van het flatgebouw voelen zich hierdoor geïntimideerd. Voor SWZ is het incident op 15 maart 2021 tussen [gedaagde] en een andere flatbewoner doorslaggevend voor de gevorderde ontruiming.
4.3.
Dat leidt tot de vraag wat er is voorgevallen op 15 maart 2021 tussen [gedaagde] en een andere bewoner van het flatgebouw. Niet in geschil is dat gaat om de heer [X] . SWZ heeft een e-mailbericht van 18 maart 2021 van [X] overgelegd, waarin [X] verklaart wat er volgens hem op 15 maart 2021 is gebeurd. Daarbij heeft SWZ een proces-verbaal van aangifte, door [X] gedaan bij de politie, in het geding gebracht, over wat er is gebeurd op 15 maart 2021 en ook een aantal foto’s waar – niet betwist – [X] op is te zien met verwondingen in zijn gezicht. Door de foto’s en de voorgeschiedenis met [gedaagde] , te weten een eerder incident waarbij [gedaagde] – volgens SWZ – [X] een klap heeft gegeven en de niet ophoudende geluidsoverlast, twijfelt SWZ niet aan de juistheid van de verklaringen van [X] in diens e-mailbericht van 18 maart 2021 en diens verklaringen in het proces-verbaal van aangifte. Het is voor SWZ duidelijk dat [gedaagde] op 15 maart 2021 [X] ernstig heeft mishandeld.
4.4.
[gedaagde] betwist de gestelde mishandelingen. Zijn verweer komt op het navolgende neer. [gedaagde] is op 15 maart 2021 langs de deur van [X] gelopen. [gedaagde] kwam daar langs in het trappenhuis op weg terug naar zijn eigen woning, nadat hij bij een andere bewoner in het flatgebouw op bezoek was geweest. [gedaagde] heeft echter niet aangebeld bij [X] . Hij heeft [X] ook niet gezien, laat staan aangeraakt. [gedaagde] is naar aanleiding van de aangifte bij de politie ook niet vervolgd. [X] kan de verwondingen in zijn gezicht hebben opgelopen door een val van de fiets. [gedaagde] weet dat [X] zijn fiets heeft moeten laten repareren. Verder kan [X] met iemand anders ruzie hebben gehad. [X] heeft constant problemen met allerlei mensen. Het eerdere incident (de klap), dat genoemd wordt in de brief van 30 maart 2021, heeft ermee te maken dat [X] steentjes gooit naar de kat van [gedaagde] . Om [X] daar op aan te spreken heeft [gedaagde] in het trappenhuis [X] , die aanvankelijk doorliep, staande gehouden. Daarbij heeft hij [X] wel aangeraakt, maar hij heeft [X] niet geslagen. [X] en [gedaagde] hebben tijdens die ontmoeting in het trappenhuis hun telefoonnummers nog uitgewisseld. Daaruit blijkt wel dat er niets ernstigs is gebeurd. Met de overige bewoners in het flatgebouw heeft [gedaagde] normaal contact. Ze groeten elkaar en bij sommige bewoners gaat hij op visite.
4.5.
Door het gemotiveerde verweer van [gedaagde] is nader onderzoek nodig naar het door SWZ gestelde agressieve gedrag van [gedaagde] , bijvoorbeeld aan de hand van een getuigenverhoor. Dit kort geding leent zich daar niet voor. Hierdoor is op dit moment onvoldoende aannemelijk dat [gedaagde] zodanig ernstig agressief gedrag vertoont en daarmee slecht huurderschap, dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal worden ontbonden en dat het vooruitlopend op die uitkomst gerechtvaardigd is dat [gedaagde] de woning moet verlaten.
4.6.
Daarbij komt dat [X] , volgens SWZ, niet zal terugkeren in het flatgebouw. [X] verblijft sinds 15 maart 2021 elders en zal, aldus SWZ, binnenkort een andere woning van SWZ gaan huren. SWZ heeft niet weersproken dat in de 16 jaar dat [gedaagde] de woning huurt, zij alleen van [X] een melding heeft gekregen over mishandeling door [gedaagde] . SWZ stelt ook niet dat [gedaagde] andere bewoners heeft mishandeld. Tegen deze achtergrond is het (in het kader van een belangenafweging) voor een zo vergaande maatregel als ontruiming van de woning, op dit moment ook onvoldoende dat een aantal van de overige bewoners van het flatgebouw zich geïntimideerd voelt door [gedaagde] .
4.7.
De slotsom is dat de vordering zal worden afgewezen. SWZ zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt SWZ in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 622,00 wegens het salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2021. (mjd)