ECLI:NL:RBOVE:2021:2384

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
C/08/264972 / KG ZA 21-103
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • S.J.S. Groeneveld - Koekkoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot perceel voor noodzakelijke bouwwerkzaamheden in kort geding

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een onroerende zaak, toegang nodig tot het perceel van gedaagde om werkzaamheden uit te voeren aan de achterzijde van zijn pand. Eiser heeft vergunningen verkregen voor de realisatie van drie appartementen, maar het perceel van gedaagde is noodzakelijk voor de uitvoering van de werkzaamheden. Gedaagde weigert echter toegang te verlenen, wat heeft geleid tot een kort geding. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het gebruik van het perceel van gedaagde noodzakelijk en tijdelijk is, en dat er geen gewichtige redenen zijn om dit gebruik te weigeren. De voorzieningenrechter heeft gedaagde veroordeeld om eiser en zijn aannemer toegang te verlenen tot zijn perceel voor de duur van de werkzaamheden, met een dwangsom voor het geval gedaagde in gebreke blijft. De kosten van de procedure zijn voor gedaagde, die als de in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : C/08/264972 / KG ZA 21-103
Vonnis in kort geding van 7 juni 2021
in de zaak van

1.[eiser 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen, hierna gezamenlijk en in enkelvoud te noemen [eiser 2] ,
advocaat: mr. A.P. Maes
tegen

1.[gedaagde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen, hierna gezamenlijk en in enkelvoud te noemen [gedaagde 2] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
[eiser 2] is dit kort geding begonnen met de dagvaarding van 28 april 2021. [gedaagde 2] heeft schriftelijk gereageerd op 16 mei 2021. Op 17 mei 2021 is de zaak mondeling behandeld via Skype. [eiser 2] heeft ten behoeve van de mondelinge behandeling pleitaantekeningen overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er verder op de zitting is besproken.
1.2.
Ter zitting hebben partijen besloten om te proberen via mediation tot een oplossing te komen. Partijen hebben echter geen overeenstemming bereikt over een oplossing. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om alsnog vonnis te wijzen. De voorzieningenrechter heeft daarom bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.De feiten

2.1.
[eiser 2] is eigenaar van de onroerende zaak aan de [adres 1] en [adres 2] tot en met [adres 3] in [plaats] . [gedaagde 2] is eigenaar van de onroerende zaak aan de [adres 4] in [plaats] .
2.2.
Het perceel van [eiser 2] is volgebouwd. [gedaagde 2] heeft een achtertuin. Aan de achterzijde grenzen beide percelen aan een perceel dat eigendom is van SWZ, dat bestaat uit een parkeerterrein.
2.3.
[eiser 2] wil in het achterste deel van de bebouwing op zijn perceel een drietal appartementen realiseren. De benodigde vergunningen zijn verleend en zijn inmiddels onherroepelijk.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 2] wil ten behoeve van het realiseren van de drie appartementen de volgende werkzaamheden aan het pand uitvoeren:
- het aanbrengen van dakplaten;
- het waterdicht maken van de buitenmuren;
- het plaatsen van enkele ramen;
- het verwijderen van de dakgoot en het plaatsen van een nieuwe dakgoot;
- schilderwerk;
- eventueel het aanbrengen van zonnepanelen onder de daknok.
Voor het uitvoeren van genoemde werkzaamheden heeft [eiser 2] toegang tot het perceel van [gedaagde 2] nodig. Op grond van artikel 5:56 BW kan de voorzieningenrechter [gedaagde 2] hiertoe veroordelen, nu het gebruik van het perceel van [gedaagde 2] noodzakelijk is en tijdelijk zal zijn, aldus [eiser 2] .
3.2.
[eiser 2] vordert daarom dat [gedaagde 2] wordt veroordeeld om [eiser 2] c.q. de in zijn opdracht opererende aannemer en helppersonen toe te staan om ongestoord gebruik te maken en te laten maken van het perceel van [gedaagde 2] ten behoeve van de door [eiser 2] beschreven werkzaamheden en daarbij te dulden dat zaken die aan de uitoefening van het steigerrecht in de weg staan en zonder schade tijdelijk kunnen worden verwijderd, tijdelijk mogen worden verwijderd, op voorwaarde dat die zaken na afronding van de werkzaamheden worden teruggeplaatst.
3.3.
[gedaagde 2] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting is gebleken dat [gedaagde 2] met zijn schriftelijke reactie een vordering in reconventie (namelijk een bouwstop) heeft willen instellen. Dit kan op grond van artikel 7.1 van het Landelijk procesreglement [1] alleen door een partij die bij advocaat is verschenen. [gedaagde 2] is zonder advocaat verschenen. Daarom zal de tegenvordering van [gedaagde 2] niet in behandeling worden genomen, zoals op de zitting al is besproken.
4.2.
Het geschil tussen partijen komt er in de kern op neer dat [eiser 2] werkzaamheden aan het achterste deel van zijn pand wil uitvoeren, waarvoor hij toegang tot het perceel van [gedaagde 2] nodig heeft. [eiser 2] heeft gesteld dat het gaat om een tijdelijk gebruik van het perceel van [gedaagde 2] . Een periode van vier tot zes weken zou voldoende moeten zijn.
[gedaagde 2] weigert hieraan mee te werken.
4.3.
Van spoedeisend belang is voldoende gebleken. [eiser 2] wil de verbouwing verder uitvoeren en kan sinds 1 juni 2021 minder goed gebruik maken van de parkeerplaats van SWZ. Bovendien heeft [eiser 2] voldoende aannemelijk gemaakt dat het herstel van het dak haast heeft, omdat onlangs het zeil door stormschade is losgeraakt. Daardoor dreigt waterschade. Verder heeft [eiser 2] voldoende aannemelijk gemaakt dat hij door vertraging van de bouw schade lijdt, omdat hij de te realiseren appartementen dan niet kan verhuren.
4.4.
[gedaagde 2] heeft aangevoerd dat de werkzaamheden met betrekking tot het dak met een kraan kunnen plaatsvinden. De geplande ramen en balkons komen op minder dan twee meter van de erfgrens en zullen daarom in strijd zijn met artikel 5:50 BW.
Voor het stuken en impregneren van de muren mag [eiser 2] een steiger in de tuin van [gedaagde 2] plaatsen, maar alleen als een andere aannemer dan [X] de werkzaamheden uitvoert. [gedaagde 2] wil niet dat [X] nog op zijn perceel komt. De aannemer heeft zonder toestemming zijn terrein betreden en heeft hem bedreigd.
4.5.
Artikel 5:56 BW bepaalt dat, wanneer het voor het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van een onroerende zaak noodzakelijk is van een andere onroerende zaak tijdelijk gebruik te maken, de eigenaar van deze zaak gehouden is dit na behoorlijke kennisgeving en tegen schadeloosstelling toe te staan, tenzij er voor deze eigenaar gewichtige redenen bestaan dit gebruik te weigeren of tot een later tijdstip te doen uitstellen.
4.6.
Beoordeeld dient te worden of het noodzakelijk is dat [eiser 2] gebruik maakt van het perceel van [gedaagde 2] . De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser 2] deze noodzaak voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Voldoende onderbouwd is dat de werkzaamheden niet met een kraan kunnen worden uitgevoerd. Daarvoor is de doorgang naar de achterzijde van het pand te nauw. Daarnaast mogen op grond van het Arbeidsomstandighedenbesluit geen werkzaamheden vanuit een kraan met werkbak plaatsvinden. Het gebruikmaken van een kraan is volgens [eiser 2] in dit geval zowel juridisch als feitelijk niet mogelijk. Daarmee heeft [eiser 2] naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk gemaakt dat gebruik van een kraan geen optie is.
4.7.
[gedaagde 2] heeft verder nog aangevoerd dat hij niet wil dat [X] nog op zijn perceel komt. Hij zegt dat hij op 26 februari 2021 door [X] is bedreigd. Dat [X] [gedaagde 2] daadwerkelijk heeft bedreigd is onvoldoende aannemelijk geworden. Het lijkt vooral bij schreeuwen en/of schelden te zijn gebleven. Voor eventuele bewijslevering is in kort geding geen plaats. Deze situatie tussen [gedaagde 2] en [X] vormt naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen gewichtige reden in de zin van artikel 5:56 BW.
4.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde 2] gehouden is om mee te werken aan het door [eiser 2] beoogde gebruik van zijn eigendom. Het is waarschijnlijk dat de vordering ook in een bodemprocedure zou worden toegewezen. De vordering van [eiser 2] is dan ook toewijsbaar.
4.9.
De duur van de werkzaamheden en de benodigde duur van de veroordeling zijn voldoende onderbouwd. Er is rekening gehouden met de weersomstandigheden en dit is belangrijk voor onderhoud aan het dak. Gelet op mogelijke schade aan het dak zal de veroordeling dan ook de dag na dit vonnis (per 8 juni 2021) ingaan. Partijen hebben ter zitting afgesproken dat [eiser 2] per 18 mei 2021 mocht beginnen met het aanbrengen van dakplaten, het waterdicht maken van de buitenmuren en het plaatsen van de ramen, met uitzondering van de twee ramen die dichtgemaakt zijn in de blinde muur die grenst aan het perceel van [gedaagde 2] . Daarmee heeft [gedaagde 2] een deel van de werkzaamheden inmiddels kunnen uitvoeren, althans heeft hij daarmee kunnen starten. Gelet daarop zal de voorzieningenrechter de werkzaamheden toestaan tot en met 30 juni 2021.
4.10.
De gevorderde dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, zal worden toegewezen. De op te leggen dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd zoals hierna te bepalen.
4.11.
[gedaagde 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure aan de zijde van [eiser 2] worden veroordeeld, tot op heden begroot op € 1.433,19, waarvan € 108,19 aan kosten voor de dagvaarding, € 309,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris voor de advocaat van [eiser 2] .

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 2] hoofdelijk – in die zin dat indien de één betaalt, de ander zal zijn bevrijd – om, op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 voor iedere dag dat [gedaagde 2] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 60.000,00, [eiser 2] en de in zijn opdracht opererende aannemer en hulppersonen toe te staan om binnen de periode van 8 juni 2021 tot en met 30 juni 2021 gebruik te maken en te laten maken van het perceel van [gedaagde 2] , gelegen aan de [adres 4] te [plaats] , ten behoeve van de door [eiser 2] te verrichten of te laten verrichten werkzaamheden (zoals beschreven in 3.1.) en daarbij te dulden dat zaken die aan de uitoefening van het steigerrecht in de weg staan en zonder schade tijdelijk kunnen worden verwijderd, tijdelijk mogen worden verwijderd, op voorwaarde dat die zaken na afronding van de werkzaamheden worden teruggeplaatst;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 2] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiser 2] begroot op € 1.433,19;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld - Koekkoek, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2021.

Voetnoten

1.Landelijk procesreglement kort gedingen handel/familie.