Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaardingen van 30 maart 2021 met 15 producties
- de brief van [gedaagde] c.s. van 14 april 2021 met productie 16 t/m 19
- de spreekaantekeningen van [eiseres]
- de pleitnotities van [gedaagde] c.s.
- de mondelinge behandeling via Skype op 16 april 2021
- de aanhouding ten behoeve van minnelijk overleg (mediation)
- het bericht van het Mediationbureau van 11 mei 2021 dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt
- de e-mail van de griffier van 12 mei 2021
- de e-mail van [gedaagde] c.s. van 21 mei 2021.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
reeds gemaakte afspraken tussen partijen” zou moeten worden dooronderhandeld. In de tweede plaats betwist [gedaagde] c.s. dat zij op enig moment bij [eiseres] een dusdanig gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dan wel sprake is van feiten of omstandigheden op grond waarvan zij tot dooronderhandelen gehouden is. In dit verband wijst [gedaagde] c.s. erop dat niet zij maar [eiseres] het initiatief heeft genomen om tot overdracht van de aandelen van [eiseres] in Recentes over te gaan. Verder hebben partijen afgesproken dat [eiseres] haar aandelen conform artikel 14 van de statuten zal aanbieden, dat een deskundige zal worden ingeschakeld ter bepaling van de waarde van de aandelen van Recentes en dat [gedaagde] c.s. zich uitdrukkelijk het (statutaire) recht heeft voorbehouden om af te zien van de overname van de aandelen van [eiseres] zodra deze waarde is vastgesteld. [eiseres] heeft dit alles onvoldoende weersproken. Dit betekent dat ook de subsidiaire vordering tot dooronderhandeling niet voor toewijzing in aanmerking komt.
- griffierecht € 4.200,00
- salaris advocaat