Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
in conventie
de rechter kan …”) en biedt geen grondslag voor een vordering van een partij. Aan artikel 22 Rv kan [eiser] daarom geen vorderingsrecht ontlenen. Om die reden dient het gevorderde zoals in de dagvaarding geformuleerd onder 1. en 2. reeds te worden afgewezen. Dat laat onverlet dat de rechter op een gemotiveerd verzoek van een partij om gebruik te maken van die bevoegdheid, ook gemotiveerd moet beslissen.
aantonendat zij met [A] heeft samengespannen om zijn schuldeisers te benadelen.
kunnengeven aan zijn eigen stellingen en waaruit zou
kunnenblijken dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] op de wijze zoals door hem gesteld. Daarmee miskent [eiser] naar het oordeel van de rechtbank dat artikel 22 Rv (evenals artikel 843a Rv, zie in dat verband de conclusie van de A-G Strikwerda bij het arrest van de Hoge Raad van 18 februari 2000 (ECLI:NL: PHR:2000:AA4877: "
Art. 843a Rv biedt dus niet de mogelijkheid voor het opvragen van documenten waarvan de eiser slechts vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan zijn stellingen. (…).") daarvoor geen ruimte biedt. Naar het oordeel van de rechtbank is eveneens sprake van een “fishing expedition”.
Uit de bewijsmiddelen - de dagafschriften - kan blijken dat de vordering van [eiser] gegrond is, maar ook dat deze ongegrond is”) en anderzijds biedt hij aan “
zijn posita te bewijzen door alle middelen rechtens, speciaal door getuigen”, zonder nadere duiding daarvan in de dagvaarding.
4.982,00(2 punten × tarief € 2.491,00)
geen haast” heeft bij verkoop daarvan.