ECLI:NL:RBOVE:2021:2471

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
08/046054-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 23-jarige man voor handel in harddrugs en bezit van munitie

Op 17 juni 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 23-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man werd beschuldigd van de handel in harddrugs, waaronder cocaïne, 2C-B en MDMA, en het bezit van twaalf kogelpatronen. Het onderzoek naar de verdachte begon na meerdere meldingen van drugshandel en leidde tot observaties en een pseudokoop. Tijdens de rechtszaak heeft de officier van justitie de veroordeling geëist, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat de getuigenverklaringen en de resultaten van de pseudokoop voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank achtte de handel in harddrugs en het bezit van munitie ernstig, gezien de impact op de volksgezondheid en de veiligheid. De verdachte had een strafblad en er waren zorgen over zijn gedrag en verslaving. De rechtbank besloot tot een deels voorwaardelijke straf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/046054-21 (P)
Datum vonnis: 17 juni 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu verblijvende in de P.I. Leeuwarden te Leeuwarden.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 juni 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. T. Akkerman en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. D. Wiedeman, advocaat te Diemen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft gehandeld in harddrugs;
feit 2:munitie voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 juni 2020 tot en met 16 februari 2021 te Hardenberg, in elk geval in Nederland opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of
- een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B, zijnde 2C-B en/of
- een (gebruikers)hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 16 februari 2021 te Hardenberg, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 12, althans een aantal, kogelpatronen van het kaliber 9 mm PAK voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 6, 7, 9 en 25 juni 2020 zijn Meld Misdaad Anoniem-meldingen bij de politie binnengekomen, waarin melding wordt gemaakt dat verdachte handelt in drugs. Op 20 september 2020 heeft getuige [getuige 1] eveneens verklaard dat verdachte in drugs handelt. Vervolgens is op 6 oktober 2020 een onderzoek naar verdachte gestart. Daarbij is – onder meer – verdachte stelselmatig geobserveerd, zijn telefoonnummers afgeluisterd en heeft een zogenoemde pseudokoop plaatsgevonden. Op 16 februari 2021 is de woning van verdachte doorzocht en is verdachte aangehouden. Het onderzoek heeft geresulteerd in verdenking van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft primair bepleit dat verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde integraal moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat verdachte van een gedeelte van de onder 1 ten laste gelegde periode moet worden vrijgesproken.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Overweging met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde.
Het dossier bevat getuigenverklaringen van meerdere getuigen die hebben verklaard dat zij drugs – cocaïne en/of pillen – hebben afgenomen in Hardenberg. Uit de getuige-verklaring van [getuige 2] leidt de rechtbank af dat zij verdachte kende, aangezien zij hem – na confrontatie met zijn achternaam – bij zijn voornaam [verdachte] noemt en de halfbroer van [verdachte] 10 jaar een relatie heeft gehad met haar zus. Deze getuige heeft verklaard cocaïne te hebben gekocht bij [verdachte] en dat de bestelling verliep via telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Volgens deze getuige was dit nummer bij iedereen in Hardenberg bekend. In het verhoor komt verder ter sprake dat de betaling is overgemaakt naar het zakelijke rekeningnummer van verdachte.
Getuige [getuige 3] verklaart eveneens dat zij via telefoonnummer [telefoonnummer 1] cocaïne heeft gekocht en de betaling is gegaan naar het zakelijke rekeningnummer van verdachte.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij cocaïne kocht van een persoon die zich [naam 1] noemde en dat hij dat deed via het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Wanneer hem een foto wordt getoond van verdachte, herkent hij hem als degene die meestal de drugs bij hem afleverde.
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij onder meer cocaïne en pillen kocht van een persoon die hij niet bij naam kent. Ook hem wordt een foto van verdachte getoond. Hij herkent deze persoon als degene die drugs aan hem leverde en die in zijn telefoon was opgeslagen onder nummer [telefoonnummer 2] en onder de naam [naam 1] .
De rechtbank stelt vast dat één van voornoemde getuigen ( [getuige 2] ) verdachte in zekere mate kende en dat twee getuigen hem, onafhankelijk van elkaar, van een foto hebben herkend als de persoon die hen cocaïne leverde. Verder ondersteunen de getuigenverklaringen elkaar als het gaat om het bestellen via respectievelijk de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] en de betalingen op de zakelijke rekening van verdachte.
Dat verdachte handelde in harddrugs vindt verdere steun in de pseudokoop die op 15 januari 2021 heeft plaatsgevonden, waarbij een verbalisant 1 gram cocaïne en 5 pillen 2-CB heeft afgenomen van een persoon die de verbalisant aan de hand van een eerder geziene foto herkende als verdachte. Verdachte heeft bij deze koop aan verbalisant verteld dat hij gebruik maakte van telefoonnummer [telefoonnummer 2] en dat verbalisant vaker bij hem kon terugkomen. Alhoewel in het proces-verbaal niet is beschreven van welke foto de verdachte door verbalisant is herkend, heeft de rechtbank geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van deze herkenning te twijfelen, mede bezien in het licht van de verklaringen van de getuigen die over hetzelfde telefoonnummer hebben verklaard, de observatie die op hetzelfde moment op de verdachte plaatsvond en de beschrijving van de persoon door de verbalisant. Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank ook geen tegenstrijdigheid tussen het proces-verbaal van stelselmatige observatie enerzijds en de bevindingen gedurende de pseudokoop anderzijds. Uit het verslag van de observatie volgt immers dat verdachte op 15 januari 2021 tot 19.54 uur in zicht is van het observatieteam en verdachte dan door een deur gaat, terwijl de pseudokoop diezelfde avond vanaf 19.55 uur plaatsvindt. Deze bevindingen sluiten zo bezien naadloos op elkaar aan.
Op grond van de getuige-verklaringen en de bevindingen rondom de pseudokoop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gehandeld in cocaïne, 2-CB en MDMA (pillen). Het verweer dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte in illegale middelen heeft gehandeld, wordt verworpen, nu de bij de pseudokoop aangeschafte middelen zijn onderzocht en het om cocaïne en 2-CB bleek te gaan en nu de getuigen [getuige 4] en [getuige 5] relatief ervaren gebruikers waren die naar het oordeel van de rechtbank in staat moeten worden geacht een onderscheid tussen cocaïne en (bijvoorbeeld) het legale 3-MMC te kunnen maken.
Voor wat betreft de pleegperiode bieden de getuige-verklaringen onvoldoende houvast om een startpunt van de handel van verdachte te bepalen. Daarom zal de rechtbank aansluiting zoeken bij het eerste tapgesprek waarin over drugshandel wordt gesproken, te weten een gesprek van 8 november 2020.
Overweging met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat bij een doorzoeking in de woning van verdachte twaalf kogelpatronen zijn aangetroffen in een open kast in de slaapkamer van de woning.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat in het dossier enig bewijs ontbreekt waaruit kan worden opgemaakt dat het niet anders kon dan dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de knalpatronen. Verdachte heeft in dit verband verklaard dat mogelijk iemand anders de knalpatronen daar had neergelegd om hem schade te berokkenen.
Voor een veroordeling van het – als pleger – voorhanden hebben van munitie is vereist dat de verdachte de munitie bewust aanwezig had. De in de rechtspraak van de Hoge Raad in dit verband gebruikte aanduiding van “een meerdere of mindere mate” van bewustheid geeft aan dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken daarvan of tot de exacte locatie van die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad (vgl. HR 20 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP5992).
Naar het oordeel van de rechtbank kan de bewoner in beginsel verantwoordelijk worden gehouden voor de goederen die zich in zijn woning bevinden. Dit kan anders zijn indien het dossier dan wel de verklaring van verdachte indicaties voor het tegendeel bevatten. De rechtbank overweegt dat over het aantreffen van munitie in de woning van verdachte, welke woning hij op het moment van het aantreffen van de munitie ook daadwerkelijk bewoonde en waar hij op de dag van de doorzoeking ook verbleef, wel een redelijke verklaring mag worden gevergd. De enkele suggestie van verdachte dat mogelijk een ander persoon de munitie in zijn woning heeft gelegd acht de rechtbank zonder nadere onderbouwing onvoldoende, nu daarvoor ook overigens geen enkele steun in het dossier te vinden is.
Daar komt nog bij dat de munitie is aangetroffen in een open kast in de slaapkamer, een vertrek dat typisch behoort tot het privédomein van de bewoner. Deze feiten en omstandigheden maken dat een alternatief scenario waarin zonder wetenschap van de verdachte een ander de munitie in de door verdachte bewoonde woning heeft geplaatst, als hoogst onwaarschijnlijk terzijde kan worden geschoven. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 8 november 2020 tot en met 16 februari 2021 te Hardenberg, in elk geval in Nederland opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt,
- een gebruikershoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en
- een gebruikershoeveelheid van een materiaal bevattende 2C-B, zijnde 2C-B en
- een gebruikershoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2.
hij op 16 februari 2021 te Hardenberg munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 12 kogelpatronen van het kaliber 9 mm PAK, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en zal hem daarvan vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, onder B, juncto 10 van de Opiumwet en de artikelen 26, eerste lid, juncto 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 2:
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven, bepleit om, in het geval de rechtbank tot een strafoplegging komt, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en een straf op te leggen die de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis niet overstijgt.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft gedurende een periode van vier maanden gehandeld in cocaïne, 2-CB en MDMA en heeft met zijn handel meerdere afnemers bediend. De handel in harddrugs is zeer kwalijk, omdat deze middelen voor de gebruikers daarvan schadelijke stoffen bevatten en een ernstig gevaar voor de volksgezondheid kunnen vormen. Ook heeft verdachte twaalf kogelpatronen in bezit gehad. Het ongecontroleerde bezit hiervan vormt een gevaar voor de samenleving.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 mei 2021, waaruit blijkt dat verdachte sinds 2013 herhaaldelijk met justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank zal dit in het nadeel van verdachte meewegen bij het bepalen van de straf.
Uit een reclasseringsadvies van 20 april 2021 komt naar voren dat verdachte vanaf zesjarige leeftijd contact met hulpverlening kreeg in verband met gedragsproblemen en dat in de loop der jaren meerdere stoornissen, waaronder ODD en ADD, bij hem zijn vastgesteld. Ondanks een aanvankelijk geslaagde opnamen in een behandelvoorziening voor jongeren is verdachte sinds 2018 weer in beeld gekomen bij justitie, waarbij drugs- en alcoholgebruik een rol speelden. De reclassering ziet problemen op verschillende leefgebieden. Verdachte heeft geen huisvesting en geen dagbesteding en er zijn geen beschermende factoren om hem van nieuw delictgedrag te weerhouden. De kans op herhaling wordt dan ook als hoog ingeschat. Verder constateert de reclassering dat verdachte niet eerder onder reclasseringstoezicht heeft gestaan en dat hij zich bereid heeft verklaard om daaraan mee te werken. Het advies luidt om een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan de voorwaarden te verbinden van een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen, een drugs- en alcoholverbod en het meewerken aan het behoud van werk en schuldhulpverlening, ten einde de problematiek van verdachte het hoofd te kunnen bieden.
De rechtbank is, gezien de ernst van de gepleegde feiten van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank kan zich verenigen met de adviezen van de reclassering en zal daarom een deel van de straf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Het onvoorwaardelijke deel van deze straf is korter dan de officier van justitie heeft gevorderd, nu de rechtbank tot bewezenverklaring van een kortere periode van drugshandel is gekomen. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zal de rechtbank een proeftijd van drie jaren en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.
Gelet op haar oordeel over de strafzaak zal de rechtbank de verzoeken van de raadsvrouw tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen. De rechtbank komt immers tot oplegging van een gevangenisstraf die langer is dan het reeds door verdachte ondergane voorarrest en een situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is niet aan de orde. Het persoonlijk belang van verdachte bij een schorsing van de voorlopige hechtenis weegt niet op tegen het strafvorderlijke belang van voortduring ervan. Het bevel tot voorlopige hechtenis zal met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de op te leggen onvoorwaardelijke straf worden opgeheven.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder 1 t/m 3 vermelde telefoontoestellen moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreffen met betrekking tot welke de feiten zijn begaan.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder 4 vermelde 12 stuks munitie vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien die voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 2:
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4(
vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclasseringsinstelling van de verslavingszorg in de regio waar hij zich na detentie zal vestigen, en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- meewerkt aan een diagnostisch onderzoek en zich ambulant laat behandelen door de forensische behandelinstelling De Waag of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich daarbij houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, zo lang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte zal zich houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- zich onthoudt van het gebruik van drugs en meewerkt aan controle op dit verbod middels urineonderzoek, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- zich onthoudt van het gebruik van alcohol en meewerkt aan controle op dit verbod middels adem- en/of urineonderzoek, waarbij de reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- meewerkt aan de realisatie en het behoud van een passende daginvulling en het behoud van een uitkering, waarbij hij inzage geeft in zijn financiën en indien nodig meewerkt aan de realisatie van schuldaflossingen;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen (telefoontoestellen) onder de nummers 1 t/m 3;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen onder nummer 4.
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mrs. H.R. Schimmel en mr. J. Faber, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2021.
Bijlage bewijsmiddelen [1]
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
feit 1:
1. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 17 februari 2021, p.772-779, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
O = opmerking verbalisant
V = vraag verbalisant
A = antwoord getuige
O: Wij hebben middels een tap telefoongesprekken beluisterd die [verdachte] voerde.
Hierop hoorden wij ook enkele gesprekken met de gebruikster van het telefoonnummer
[telefoonnummer 3] . Dit nummer blijkt op naam van jouw moeder, mevrouw [naam 2] , te staan
geregistreerd. Echter horen wij in de telefoongesprekken dat de vrouw zich voorstelt met
de naam [getuige 2] .
V: Wat kan je hierover verklaren?
A: Ik denk dat ik weet waarover het gaat. Maar dat was niet voor mijzelf.
V: Vertel?
A: Ik denk dat het gaat om een gesprek wat ik heb gevoerd. Ik kende diegene van vroeger
en degene voor wie het was, kende hem niet.
V: Over wie hebben we het dan?
A: Ik denk dat het gaat om [verdachte] . De halfbroer van [verdachte] heeft 10 jaar een relatie gehad
met mijn zus.
(…)
Op 19 december 2020 is er te 18:04 uur is er een Tikkie betaling gedaan vanaf het
rekeningnummer van [getuige 2] , naar het zakelijke rekeningnummer van [verdachte] .
Er werd een bedrag van 55 euro overgemaakt, onder de naam: Tank.
V: Wat kan je hierover verklaren?
A: Volgens mij is de tweede keer om wat anders gevraagd, wat via mijn telefoon is
geregeld.
V: Wat is er gevraagd dan?
A: Ik denk dat er om cocaïne is gevraagd.
V: Hoe is het contact met [verdachte] gegaan?
A: Ik heb al jarenlang geen contact gehad met [verdachte] . Ik kwam hem weer eens tegen bij de
[naam 3] . Iedereen in Hardenberg weet dat dit nummer, [telefoonnummer 1] , het nummer is waar
je drugs kan bestellen. Je moet alleen degene kennen, want anders vertrouwt hij het niet.
[verdachte] moet iemand aan de telefoon krijgen die hij kent. Daarom heb ik gebeld.
2.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 17 februari 2021, p.780-787, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
O = opmerking verbalisant
V = vraag verbalisant
A = antwoord getuige
O: Wij hebben middels een tap telefoongesprekken beluisterd die [verdachte] voerde.
Hierop hoorden wij ook enkele gesprekken met de gebruikster van het telefoonnummer
[telefoonnummer 4] . Dit nummer blijkt op jouw naam te staan geregistreerd.
V: Wat kan je hierover verklaren?
A: Dat is mijn nummer
V: Heb jij met [verdachte] gebeld?
A: Ja, ik heb het gesprek gevoerd, maar ik weet niet of hij zo heette.
O: Ik ga je nu twee tapgesprekken voorlezen.
Op vrijdag 19 december 2020 te 21.35 uur belt een NNvrouw met het telefoonnummer
[telefoonnummer 4] naar het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (tapgespreknummer 5262).
(…)
V: In deze gesprekken vraag jij of hij even kan leveren. Wat bedoel je hiermee?
A: Cocaïne
V: Wat heb jij toen bij hem gekocht?
A: 1 envelopje, wat zit daar in? Een gram?
V: Hoeveel heb jij bij hem gekocht?
A: 1 envelop voor € 50
(…)
O: Uit onderzoek blijkt dat er op 19 december 2020 te 22:20 uur een Tikkie van 55,00 euro
betaald is met de tekst: Boodschappen. Dit bedrag wordt overgemaakt van het
rekeningnummer [rekeningnummer 1] , die op naam staat van [getuige 3] , naar het
rekeningnummer [rekeningnummer 2] , die op naam van [naam 4] staat.
V: Wat kan je hierover verklaren?
A: Dat was de cocaïne.
V: Het rabobanknummer welke genoemd is, is van jou?
A: Ja dat klopt.
V: Waar heeft hij jouw bestelling geleverd?
A: Vlakbij de [adres 1] op de openbare weg.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 17 februari 2021, p.933-938, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
O = opmerking verbalisant
V = vraag verbalisant
A = antwoord getuige
V: Welke drugs gebruik je en sinds wanneer?
A: Ik gebruik alleen cocaïne. Ik ben begonnen toen ik in Groningen woonde. Dan weer wat meer en dan niet en dan weer wel. Ik denk dat ik 20 jaar geleden begonnen ben.
V: Van wie koop je cocaïne?
A: Hij noemt zichzelf [naam 1] .
V: Hoe ziet hij eruit?
A: Lang net als ik en hij is getint. Ik ben 1,98.
O: Wij laten getuige bijlage 1 met foto’s zien (De rechtbank begrijpt foto’s van verdachte).
V: Is dit hem.
A: Ja.
(…)
V: Hoe gaat dat in zijn werk als jij drugs wilt kopen?
A: Ik app hem en dan spreken we ergens af. En dan komt hij dan ook Hij is niet echt van de tijd. Meestal app ik en als ik er dan sta dan bel ik hem wel eens.
V: Is het steeds dezelfde persoon?
A: Ja 9 van de 10 keer wel. Van mijn vrienden heb ik wel gehoord dat hij wel anderen heeft lopen. Maar meestal is hij het.
(…)
V: Wat is het laatste nummer, waarop [naam 1] te bereiken was?
A: Dat zoek ik op. Dat is [telefoonnummer 2] .
(…)
V: Wat voor soorten drugs kun je kopen bij [verdachte] ?
A: Ja hij stuurt wel eens een app. Vaak voor het weekend. Daar staan pillen met allemaal
benamingen of zoiets. Ik wis deze app eigenlijk direct.
V: Welke benamingen gebruikt hij?
A: In de app staat altijd sos.
V: Welke soorten drugs heb jij in het verleden bij [verdachte] gekocht?
A: Alleen cocaïne.
4.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 23 februari 2021, p.814-835, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
O = opmerking verbalisant
V = vraag verbalisant
A = antwoord getuige
V:Gebruik je drugs?
A:Ja af en toe een keer op een feestje wel dan.
(…)
V: Welke soort drugs gebruik je?
A: Pilletje, dit is XTC. Ook wel een SOS. SOS is cocaïne.
V: Welke drugs gebruikt u nog meer?
A: 3MMC en ook wel MDMA.
(…)
V: Van wie koopt u cocaïne?
A: Ik heb geen idee. Ik weet zijn naam of zijn echte naam niet.
V: Hoe gaat dat in zijn werk als jij drugs wilt kopen.?
A:Als ik drugs wil gebruiken dan legde ik contact middels het sturen van een berichtje.
Opmerking verbalisanten:
Wij verbalisanten hebben met toestemming van de getuige in zijn telefoon gekeken. Bij het nummer eindigend op [nummer] stond de naam “ [naam 1] :" aan gegeven. Bij dit nummer
werd een SMS sessie aangetroffen van 18-01-2021.
V: Was het iedere keer dezelfde persoon waar jij drugs van kocht?
A: Meestal werd er door dezelfde persoon de drugs afgeleverd. Het is wel eens
voorgekomen dat de drugs door een ander werd afgeleverd.
V:Hoe zag de persoon eruit die meestal de drugs afleverde?
A:Hij was niet donker qua huidskleur maar er tussen in dus getint eigenlijk.
Leeftijd rond de 25 misschien iets ouder. Kroeshaar bruin/zwart.
V:Zou jij hem terug herkennen van een foto?
A:Denk het wel. Ik ken geen naam.
Opmerking verbalisanten:
Wij toonden de getuige een foto met hierop zichtbaar een man.
V: [getuige 5] , wij tonen je een foot. Wat kun je hierover verklaren?
A:De man op de foto die u mij nu toont herken ik. Dit is de man de getinte man waarover ik
in mijn verklaring spreek. Dit is degene die het meest afleverde.
(…)
V: Hoeveel cocaïne koopt u bij [verdachte] en wat kost dat per keer of per deal?
A: Nou als ik wat kocht en het was cocaïne dan was het een dan wel 2 gram per deal/keer.
(…)
V:Het telefoonnummer eindigend op [nummer] is kennelijk het nieuwe deal nummer van [verdachte] .
Wat kun je daarover verklaren?
A:Dit nummer stond in mijn telefoon on der de naam [naam 1] .
5. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 juni 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 5] :

U vraagt mij of het klopt dat ik meerdere keren bij [verdachte] heb gekocht. Bij anderen en één keer of misschien meerdere keren bij [verdachte] . U vraagt mij hoe ik wist dat het cocaïne betrof. Omdat ik al een tijdje gebruik. Ik herken het aan de smaak en merkt dat ik opgefokt raak. U vraagt mij hoe dat bij het gebruik van 3 MMC is. Daar raak je ook opgepept van, het smaakt hetzelfde maar dat is wel anders. U vraagt mij wie [naam 1] is. Dat is de naam van het telefoonnummer. U vraagt mij of dat nummer van [verdachte] is. Ja.

6. Een proces-verbaal van bevindingen d,d, 17 januari 2021, betreffende een pseudokoop, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaringen van verbalisanten, dan wel één hunner:
Op vrijdag 15 januari 2021 omstreeks 14.00 uur probeerde ik via het telefoonnummer
[telefoonnummer 1] contact te krijgen met de gebruiker van dit telefoonnummer. De berichten leken
echter niet aan te komen en het nummer bleek buiten gebruik.
Op vrijdag 15 januari 2021 omstreeks 17.30 uur legde ik via WhatsApp contact met
telefoonnummer [telefoonnummer 5] . Dit nummer zou volgens mijn begeleider ook in gebruik zijn bij
[verdachte] . Ik vroeg in dit bericht om "een hele", wat in de drugswereld vaak wordt gebruikt
om één gram cocaïne aan te duiden. Naar aanleiding van bovenstaand WhatsApp bericht
ontving ik kort hierop, binnen een paar minuten, van een ander telefoonnummer een
WhatsApp bericht. Dit betrof telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Ik deelde dit nummer met mijn
begeleiders. Ik had sterk het vermoeden dat dit bericht een reactie was op mijn daarvoor
gestuurde bericht naar [telefoonnummer 5] . Ik kwam tot een afspraak met de gebruiker van dit
telefoonnummer om een hoeveelheid drugs, namelijk "een hele", af te nemen. Voor de
inhoudelijke WhatsAppgesprekken wordt verwezen naar de bijlage fotoblad.
Op vrijdag 15 januari 2021 omstreeks 19.55 uur zag ik een man naar mij toe komen lopen op de locatie die door ons was afgesproken via de WhatsApp berichten. Deze man sprak mij
aan en maakte duidelijk dat hij degene was met wie ik een afspraak had. Ik herkende deze
man als zijnde [verdachte] . Ik herkende hem van de foto die aan mij was verstrekt door het
onderzoeksteam.
(…)
Samengevat kwamen de volgende bevindingen uit de ontmoeting tussen [verdachte] en mij:
[verdachte] was bang dat ik van de politie was .
[verdachte] gaf mij een witte ponypack met vermoedelijk cocaïne. [verdachte] zei mij in
ieder geval dat dit cocaïne was.
Ik moest €40 euro betalen voor de cocaïne .
Ik vroeg [verdachte] of hij nog meer bij zich had, zoals XTC. [verdachte] zei tegen mij dat
hij 2cb bij zich had. Hij had nog vijf pillen 2cb en deze mocht ik kopen voor €20. Hij
zei dat de pillen normaal gesproken €5 euro per stuk kostten.
Ik kocht de vijf pillen 2cb van hem. tk was in de veronderstelling dat dit XTC was .
De 2cb pillen zaten verpakt in een boterhamzakje en de pillen waren geel van kleur .
[verdachte] haalde de drugs uit zijn schoudertas .
Ik kocht één gram cocaïne en vijf pillen voor totaal €60. Ik gaf [verdachte] €100 euro en
ik kreeg €40 wisselgeld van hem terug.
[verdachte] gaf aan misschien wat paranoia te zijn en bang te zijn dat ik van de politie
was. Hij zei dat hij dit misschien al te lang deed. Ik nam aan dat hij met "dit", het
dealen in harddrugs bedoelde.
[verdachte] zei dat ik vaker bij hem terug kon komen en dat ik hem dan kon bereiken
via het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Hij zei tegen mij dat dit het vaste nummer was.
7. Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 21 januari 2021, p.988-990, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 20 januari 2021 werd door de Forensische Opsporing een onderzoek
ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet.
Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen die
aan ons ter beschikking werd gesteld door Sporenbeheer van de Forensische Opsporing.
Deze partij was inbeslaggenomen tijdens een onderzoek ingevolge de Opiumwet op het
adres [adres 2] .
Onderzoeksresultaten
Door ons werd het volgende waargenomen en bevonden.
Inhoud verpakking : Gele, ovale pillen, met logo van Batman
Aantal tabletten/pillen : 5 stuks
Uitslag kleurtest : Positief, 2 C-B
Omschrijving verpakking : Wikkel
Inhoud verpakking : Witte poeder/brokjes
Uitslag kleurtest : Positief, COCAINE
8. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 februari 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant [verbalisant] , p.1046 en 1051:
Door mij, verbalisant is op woensdag 17 februari 2021 onderzoek gedaan naar de data welke is veiliggesteld van het navolgende goed:
Telefoon
Merk__________________ Apple
Type__________________ iPhone 8
IMEI__________________ [IMEI-nummer]
Serienummer___________ [serienummer]
Apple ID_______________ [e-mailadres]
Naam telefoon__________ iPhone van [naam 5]
Telefoonnummer________ [telefoonnummer 5]
TDO Beslagcode________ 20-2523-004
Bovenstaande Apple iPhone werd op dinsdag 16 februari 2021 in beslag genomen onder [verdachte]
Ik zie dat de gebruiker van deze telefoon een Whatsapp-gesprek heeft met iemand die in deze
telefoon is opgeslagen onder de naam [naam 6] en gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 6] . Ik zie dat in dit gesprek [naam 6] vraagt om een tank en ballonnen. Ik zie dat de gebruiker van deze telefoon vraagt of [naam 6] ook ‘sos’ wil:
8-11-2020 00:12:51 uur [telefoonnummer 5] @s.whatsapp.net [naam 4] :
Bericht: Moet je ook sos?
8-11-2020 00:13:15 uur [telefoonnummer 6] (5>s.whatsapp.net [naam 6] :
Bericht: Noo alleen ballonnen
Het is mij. verbalisant, bekend dat de naam sos' een andere benaming is voor cocaïne.
feit 2:
1. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2021, betreffende een doorzoeking [adres 3] p.1458-1459, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Op dinsdag 16 februari 2021 werd binnengetreden in de woning [adres 3] . In de woning werd verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] en wonende [adres 3] aangehouden. Op dinsdag 16 februari 2021, tussen omstreeks 17.10 uur en 17.40 uur werd met de volgende collega’s van politie Oost-Nederland. district IJsselland een doorzoeking ter inbeslagneming gedaan in de woning [adres 3] . In de slaapkamer van de woning werd in een open kast een plastic verpakking met 12 munitie patronen aangetroffen.

2. Een proces-verbaal Onderzoek wapen d.d. 31 maart 2021, p.1477-1479, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 16 februari 2021 te 17:10 uur zijn goederen inbeslaggenomen. Na onderzoek
van deze goederen is het volgende naar voren gekomen:
Categorie omschrijving: Wapens/munitie/springstof
Object: Munitie
Aantal/Eenheid: 12 stuks
Merk/Type: 9mm
JURIDISCHE OMSCHRIJING
Het betreft kogelpatronen van het kaliber 9mm.
Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III
van de WWM.
BESCHRIJVING MUNITIE
Ik verbalisant zag dat;
- het twaalf (12) patronen betrof met het hulsbodem opschrift;

* 9mm PAK,

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie IJsselland met BVH-nummer 2020447916. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.