8.4Het oordeel van de rechtbank
- Ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding, eigen risico, tandarts, reiskosten, kleding en gestolen geld
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. Datzelfde geldt voor de gevorderde posten (i) eigen risico € 386,50, (ii) tandarts € 744,02, (iii) reiskosten € 524,16, (iv) kleding € 150,-- en (v) gestolen geld € 180,--. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 4.294,68, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
- Eindafrekening Domijn
De onder deze post opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Nu deze woning op last van de gemeente wegens drugshandel voor drie maanden is afgesloten, is niet eenvoudig vast te stellen of er sprake is van eigen schuld bij de benadeelde partij in de gemaakte kosten onder deze schadepost. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen, leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden in deze post niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
- Verhuiskosten en toekomstige zorgkosten
De onder deze posten opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen, leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden in deze posten niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vorderingen in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
- Immateriële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is betwist, doch deels voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 15.000,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal in deze post voor het overige deel niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vaststelling van dit deel van de schade leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure. De benadeelde partij kan de vordering voor dit deel slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Conclusie
Op basis van hetgeen hiervoor is uiteengezet komt de rechtbank tot toewijzing van de vordering van [slachtoffer] tot een bedrag van € 19.294,68.
De benadeelde partij is niet-ontvankelijk in het overige deel van de vordering, te weten een bedrag van € 34.457,61.
- Hoofdelijkheid/verdeling
Verdachte en medeverdachten hebben als groep onrechtmatig schade toegebracht aan [slachtoffer] en zijn daarom onder meer op grond van artikel 6:166 lid 1 BW hoofdelijk aansprakelijk voor de door hem geleden schade. Op grond van lid 2 van voornoemd artikel, dienen zij in beginsel onderling voor gelijke delen in deze schadevergoeding bij te dragen, tenzij de billijkheid door de omstandigheden van het geval een andere verdeling vordert.
Naar het oordeel van de rechtbank geven de feiten en (persoonlijke) omstandigheden van verdachten reden om naar billijkheid een andere interne verdeling vast te stellen. Daarbij wijst de rechtbank meer in het bijzonder op de initiërende en opruiende rol van verdachte [verdachte] bij het delict, waarbij zij haar (ouderlijk) overwicht en de loyaliteit en kwetsbaarheid van de andere, jonge verdachten misbruikte. De rechtbank is van oordeel dat dit als volgt tot uiting moet worden gebracht in de rechtsverhouding tussen verdachten onderling waar het de schadevergoeding betreft.
Verdachte en de medeverdachten zijn jegens het slachtoffer [slachtoffer] ieder hoofdelijk tot vergoeding van de gehele schade gehouden. In hun onderlinge verhoudingen begrenst de rechtbank de regresmogelijkheden ten aanzien van verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tot een maximum van € 5.000,-- per persoon. Dat betekent dat verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet door hun medeverdachte(n) kunnen worden aangesproken op een bijdrage aan de schadevergoeding voor zover dat een bedrag van € 5000,-- overstijgt.