4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt, op basis van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzitting besproken is, de volgende feiten en omstandigheden vast.
In het najaar 2017 is onderzoek gedaan naar virtuele valutahandelaren. Een handelaar in bitcoins uit Zwolle kwam daarbij naar voren. Verdachte was één van de klanten van deze valutahandelaar. Verdachte heeft in 2017 drie keer bitcoins gekocht waarvoor hij contant € 9.000,-- heeft betaald.
Vanaf 1 februari 2017 tot en met 5 augustus 2019 heeft verdachte in totaal een bedrag van € 73.120,-- contant op zijn bankrekening gestort. Daarnaast heeft hij in die periode een aantal grote uitgaven contant betaald.
Verdachte is gebruiker en eigenaar van de woning aan de [adres] .
Op 15 oktober 2019 heeft in deze woning een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden. Daarbij zijn in de woning diverse hoeveelheden harddrugs in vaste dan wel vloeibare vorm aangetroffen.
In totaal is een hoeveelheid van 1.605 gram MDMA en 10.227,88 gram (bruto) amfetamine, 195 gram GHB en 51 buisjes met vloeibare GHB aangetroffen.
In de keuken van die woning stond een boodschappentas met daarin twee jerrycans. In de jerrycans zat GBL.
GBL is een van de grondstoffen voor de fabricatie van GHB.
De bekennende verklaring van verdachte
Verdachte heeft op de zitting van 10 juni 2021 verklaard dat hij zijn woning ter beschikking heeft gesteld aan anderen voor de opslag van verdovende middelen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij bewust de keuze heeft gemaakt om voor anderen drugs bij hem in de woning aan de [adres] op te slaan.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde feit, in die zin dat dit feit opzettelijk is gepleegd, op grond van de in de bijlage bij dit vonnis genoemde bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten ter terechtzitting op 10 juni 2021 heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Witwassen, wettelijk kader
De rechtbank stelt voorop dat het dossier geen, althans onvoldoende aanknopingspunten bevat op grond waarvan een rechtstreeks verband valt te leggen tussen de door verdachte contant betaalde geldbedragen en een bepaald, door hem gepleegd misdrijf.
Witwassen kan echter volgens vaste rechtspraak bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Daarbij moeten zes stappen worden doorlopen.
Allereerst moet worden vastgesteld of er feiten en omstandigheden zijn waaruit een vermoeden van witwassen kan worden afgeleid. Voor het vaststellen van een dergelijk vermoeden kunnen witwasindicatoren worden gebruikt.
Wanneer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van een verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Indien en voor zover de verklaring van verdachte daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van verdachte blijkende, herkomst van het geld. Uit de resultaten van het onderzoek van het Openbaar Ministerie zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het contante geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting – in aanvulling op hetgeen hiervoor is weergegeven – de volgende feiten en omstandigheden af.
Verdachte heeft in de maanden maart en april 2017 een klein bedrag aan inkomsten uit werk ontvangen. In de jaren 2014, 2015 en 2016 ontving hij een maandelijkse uitkering van het UWV van de gemeente Hengelo. Na de laatste inkomsten uit werk in 2017 zijn er geen bedragen uit loon of uitkering bijgeschreven op de bankrekening(en) van verdachte. In de periode van 1 februari 2017 tot en met 15 oktober 2019 zijn, naast voornoemde inkomsten en uitkering, op zijn bankrekening alleen contante geldbedragen gestort.
Verdachte heeft vanaf 1 februari 2017 bij diverse bankfilialen van de ABN AMRO bank in Overijssel contante geldbedragen op zijn bankrekening gestort, voor een totaalbedrag van € 73.120,--.
Verdachte heeft in 2017 drie keer bitcoins gekocht waarvoor hij contant in totaal € 9.000,-- heeft betaald. Op 24 augustus 2017 heeft verdachte voor een geldbedrag van € 1.000,-- bitcoins gekocht. Op 11 november 2017 en op 16 december 2017 heeft hij twee keer bitcoins gekocht, waarvoor hij per transactie een bedrag van € 4.000,-- contant heeft betaald.
Op 18 mei 2018 heeft verdachte van [bedrijf 1] een auto, een Volvo C30 (met kenteken [kenteken 2] ), gekocht waar hij € 7.150,-- contant voor heeft betaald. Voor de Volvo C30 heeft verdachte een VW Golf met kenteken [kenteken 1] ingeruild met een inruilwaarde van € 3.750,--.
In maart 2019 heeft verdachte op [camping] een caravan/chalet gekocht voor € 5.000,-- en in augustus 2019 kocht hij een caravan/chalet voor € 8.500,--. Verdachte heeft de aankoop van de caravans/chalets contant voldaan. Ook de betaling van het kampgeld voor de caravans op de camping in [plaats] , te weten €1.145,-- heeft verdachte contant betaald.
In de periode 1 januari 2017 tot en met 15 oktober 2019 zijn er geen afschrijvingen van de bankrekening van verdachte geweest om bijvoorbeeld uitgaven voor voeding, was- en schoonmaakmiddelen, persoonlijke verzorging en huisdieren (verdachte heeft twee katten) te betalen. Deze kosten zijn door het Nibud berekend en komen volgens die berekening op een bedrag van € 10.160,--.
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres] op 15 oktober 2019 zijn acht (dure) horloges, zes (dure) schilderijen en 46 (dure) flessen whisky aangetroffen.
Het vermoeden van witwassen
Op de door verdachte verrichte contante geldstortingen en contante betalingen zijn meerdere witwasindicatoren van toepassing.
In zijn algemeenheid geldt dat bedragen in contant geld van behoorlijke omvang, die niet terug zijn te voeren op een aantoonbare bron van inkomsten vragen oproepen. Hetzelfde geldt voor het voorhanden hebben van luxe goederen, waarvan de aanschaf niet past bij het legale inkomen van verdachte. Diverse vormen van criminaliteit gaan gepaard met de aanwezigheid van grote hoeveelheden contant geld. Crimineel geld maakt het de moeite waard het risico van het voorhanden hebben van grote hoeveelheden contant geld te lopen. Hieruit volgt dat dat de omstandigheden waaronder de contante geldbedragen die door verdachte zijn gestort op zijn bankrekening en waarmee hij de bitcoins, caravans/chalets, auto’s en overige luxe goederen die in zijn woning zijn aangetroffen zonder een plausibele verklaring een vermoeden van witwassen rechtvaardigen.
Van verdachte mag dan ook worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van de voornoemde geldbedragen, die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
De verklaringen van verdachte
De verklaringen die verdachte tegenover de politie en op de zitting op 10 juni 2021 heeft afgelegd komen er kort gezegd op neer dat hij een tijd geleden tweemaal een ‘klapper’ heeft gemaakt met bitcoins, omdat hij deze bij een fluctuerende koers met winst heeft verkocht. Hij wilde hiermee een periode van 1 ½ jaar overbruggen, zodat hij geen uitkering hoefde aan te vragen. Het eerste handelsmoment met bitcoins heeft verdachte ongeveer € 28.000,-- verdiend en de tweede keer ongeveer € 16.000,--. Als verdachte bitcoins kocht, zette hij deze op een fysieke usb-stick. Deze stick vertegenwoordigde dan een bepaalde waarde en als hij deze verkocht, liet hij dit omzetten in cash geld. Hij gaf dan de stick af en kreeg hiervoor contant geld van de personen die dat kochten.
Daarnaast heeft hij in die periode gewoon gewerkt en een inkomen gehad. De inkomsten heeft verdachte niet opgegeven bij de Belastingdienst. Verdachte wil de namen niet noemen van de personen aan wie hij bitcoins, al dan niet op een fysieke usb-stick, heeft verkocht.
Verdachte betaalde zijn vaste lasten uit wat hij aan contant geld had. Daarom stortte hij geld op zijn lopende rekening om zo de kosten te kunnen betalen. De overige inkopen betaalde hij bijna allemaal contant.
De schilderijen die in zijn woning zijn aangetroffen heeft hij in ruil voor verrichte werkzaamheden gekocht met korting. De horloges zijn maximaal € 200,-- per stuk. De whisky is deels hobby en deels investering. De meeste flessen waren niet duurder dan € 70.--.
Verder komen de opgegeven inkomsten terug in de reactie van de raadsman van 27 december 2019 op de zogenaamde “dertig dagen brief”. De raadsman heeft het volgende overzicht van de inkomsten van verdachte gegeven:
A. 2012 Webdesign € 4.500,--B. 2017 Bitcoin (2x € 1 7.000,-) € 34.000,--C. 2018 Mining € 2.500,--D. 2019 Verkoop Mining € 5.300,--E. 2019 Bitcoin (2x € 12.000,-)€ 24,000,--Totaal € 70.300,--.
Het onderzoek van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft voor zover mogelijk nader onderzoek verricht naar de verklaring van de verdachte over de herkomst van de bitcoins.
Die verklaring is deels niet aannemelijk en deels niet verifieerbaar. Zo wil of kan verdachte geen bitcoinadressen noemen waar hij eigenaar van geweest is. Daardoor kunnen de transacties die vanuit verdachtes wallets zijn gedaan niet herleid worden. Het gedeelte van verdachtes verklaring dat ziet op hoeveel geld hij met bitcoins heeft verdiend, is niet aannemelijk gelet op de koers van de bitcoin op dat moment. De handelswijze van verdachte om bitcoins op een usb-stick te zetten om vervolgens te verkopen is hoogst ongebruikelijk in de wereld van de crypto-handel. Verdachte wil geen namen noemen van personen aan wie hij op deze wijze bitcoins heeft verkocht.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat de voorwerpen in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Verdachte heeft over dit vermoeden van witwassen geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand onwaarschijnlijke verklaring gegeven. Op basis van de resultaten van het onderzoek van het Openbaar Ministerie kan niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat verdachtes contante stortingen en betalingen een legale herkomst hebben.
Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat de ten laste gelegde geldbedragen en goederen geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geldbedragen met een totaalbedrag van:
stortingen bankrekeningen € 73.120,--
aankoop Volvo C 30 € 7.150,--
aankoop Bitcoins € 9.000,--
aankoop caravan / chalet € 8.500,--
aankoop caravan / chalet € 5.000,--
kampgeld camping € 1.145,--
huishoudelijke uitgaven
€ 10.160,--
totaal € 114.075,--.
Ook het witwassen van de tenlastegelegde auto’s, caravans/chalets, horloges, schilderijen en whisky kan bewezen worden verklaard.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de woning aan de [adres] heeft witgewassen, omdat hij deze woning reeds in december 2012, dus ruim vóór de tenlastegelegde periode, heeft aangekocht.
Gelet op de omvang van het bedrag en de goederen die door verdachte zijn witgewassen, de periode waarin dit heeft plaatsgevonden en het feit dat contante geldstortingen in meerdere transacties zijn gedaan, acht de rechtbank bewezen dat sprake is van gewoontewitwassen.
Het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank stelt voorop dat om tot een veroordeling van voorbereidingshandelingen tot het bereiden van GHB te kunnen komen, vastgesteld dient te worden dat de eigena(a)r(en) van de GBL de intentie had/hadden om er GHB van te maken. Er kan geen sprake zijn van voorbereidingshandelingen wanneer de GBL voor schoonmaken zou worden gebruikt of puur zou worden gedronken. Indien er een intentie tot het maken van GHB is dient (voorwaardelijk) opzet van verdachte op de ondersteuning daarvan te worden vastgesteld om tot een veroordeling van voorbereidingshandelingen te kunnen komen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte:
- wist dat er zich GBL in beide jerrycans bevond;
- wist dat deze GBL kon worden gebruikt voor het maken van GHB;
- wist dat de eigena(a)r(en) van de GBL, dit zou(den) gebruiken om GHB te maken, en
of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om een feit, bedoeld in artikel 10 lid 4 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Tijdens zijn verhoor bij de politie is aan verdachte voorgehouden dat in zijn woning een zeer grote hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen was aangetroffen. Verdachte is hierop gevraagd wat hij daarover kon verklaren, waarop hij antwoordde: “
Ik heb verkeerde keuzes gemaakt door voor anderen drugs bij mij te stallen/op te slaan. Neem bijvoorbeeld de 2 jerrycans met daarin GBL. Deze stonden bij mij ter opslag.”. Op de zitting van 10 juni 2021 heeft verdachte verklaard dat hij wist dat er GBL in de jerrycans zat. Verder heeft hij ter zitting verklaard dat er een optie was dat er “
iets illegaals” met de inhoud van die jerrycans zou worden gedaan, maar dat hij er “
de ernst” niet van inzag om daarnaar te vragen.
Verdachte wist dus dat er GBL in de jerrycans zat.
Verdachte heeft zijn woning beschikbaar gesteld voor de opslag door andere personen van meer dan 1 ½ kilogram MDMA, meer dan 12 kilogram amfetamine en 20 liter GBL. Verdachte gebruikt zelf GHB en in zijn woning zijn, naast de eerder genoemde grote hoeveelheden MDMA, amfetamine en GBL, ook 195 gram GHB en 51 buisjes met GHB aangetroffen. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte goed bekend is in het drugsmilieu en met de aangetroffen stoffen.
Op grond van deze feiten en omstandigheden, in combinatie met de omstandigheid dat verdachte niet wil verklaren wie de eigena(a)r(en) zijn van de harddrugs en GBL die in zijn woning waren opgeslagen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte tenminste ernstige reden redenen had om te vermoeden dat de GBL in de beide jerrycans die in zijn keuken stonden bestemd was om GHD mee te maken.
Het onder 3 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.