ECLI:NL:RBOVE:2021:2537

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
08-952287-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor drugshandel en gewoontewitwassen met aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen en crimineel vermogen

Op 24 juni 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 35-jarige man, die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden drugs, waaronder MDMA, amfetamine en GHB, en van gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 oktober 2019 in zijn woning in Hengelo een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen en contant geld heeft aangetroffen. De verdachte had 1.605 gram MDMA, 10.227,88 gram amfetamine, 195 gram GHB en 20 liter GBL, een grondstof voor de productie van GHB, in zijn bezit. Daarnaast werd er een totaalbedrag van € 73.120 aan contant geld, diverse luxe goederen zoals auto’s, horloges en schilderijen aangetroffen, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en gewoontewitwassen. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij zijn woning ter beschikking heeft gesteld voor de opslag van drugs en dat hij wist dat de GBL in de jerrycans bestemd was voor de productie van GHB. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de inbeslaggenomen Volvo C30 verbeurd verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de schadelijke gevolgen van de drugshandel voor de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-952287-19 (P)
Datum vonnis: 24 juni 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 juni 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.P. Dronkers en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na de vordering nadere omschrijving tenlastelegging van
10 juni 2021, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:opzettelijk hoeveelheden MDMA, amfetamine en GHB, in de vorm van pillen dan wel in vloeibare vorm, aanwezig heeft gehad;
feit 2:geldbedragen, auto’s, bitcoins, een woning, recreatiewoningen, horloges, whisky en schilderijen heeft witgewassen en dat hij daarvan een gewoonte heeft gemaakt;
feit 3:opzettelijk 20 liter GBL, een grondstof om GHB te maken aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 15 oktober 2019 te Hengelo, in een woning aan de [adres] , althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine, te weten:
- 230,50 gram,
- 131,38 gram,
- 881,91 gram,
- 29,44 gram,
- 13,30 gram,
- 6,90 gram,
- 1,68 gram,
- 2,36 gram,
- 0,67 gram,
- 0,59 gram,
- 5,66 gram,
- 1,23 gram,
- 6,05 gram,
- 10,04 gram,
- 282,90 gram en/of
- 0,49 gram
en/of
een hoeveelheid Amfetamine, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine, te weten:
- 1048,93 gram
- 2064,03 gram,
- 1961,56 gram,
- 480,84 gram,
- 935,62 gram,
- 4136,90 gram en/of
- één ampul,
en/of
een hoeveelheid GHB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
GHB, te weten:
- 195 gram,
en/of
- 51 buisjes (met roze vloeistof) MDMA, Amfetamine en/of GHB, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, Amfetamine en/of GHB, zijnde MDMA en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine en/of Amfetamine, en/of GHB, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode tussen 1 januari 2017 tot en met 15 oktober 2019, te Hengelo en/of te Rekken en/of te Delden, althans in Nederland
voorwerpen, te weten
- € 73.120,- aan contant geld,
- € 7.150,- aan contant geld,
- € 9.000,- aan contant geld,
- € 8.500,- aan contant geld,
- € 5.000,- aan contant geld,
- € 1.145,- aan contant geld,
- € 10.160,- aan contant geld,
- een Volkswagen Golf (met kenteken [kenteken 1] ),
- een Volvo C30 (met kenteken [kenteken 2] ),
- een hoeveelheid, te weten 0,2143727, 0,6567551 en/of 0,2129064, Bitcoins,
- een woning aan de [adres] ,
- één of meer (te weten 8) (dure) horloges (zoals weergegeven in bijlage 1),
- één of meer (te weten 6) (dure) schilderijen (zoals weergegeven in bijlage 1),
- één of meer (te weten 46) (dure) flessen whisky (zoals weergegeven in bijlage 1),
- een caravan/chalet (gesitueerd op veld 14 plek 12 van [camping] )
en/of
- een caravan/chalet (gesitueerd op veld 14 plek 17 van [camping] ), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voornoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 15 oktober 2019 te Hengelo, in een woning aan de [adres] , althans in Nederland,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervaardigen van (een grote hoeveelheid) GHB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een (grote) hoeveelheid, te weten (ongeveer) 20 liter GBL, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/dit bestemd was tot het plegen van dat/die feit(en).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen. Ten aanzien van feit 2 acht de officier van justitie bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen en dat hij van het plegen daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heef ten aanzien van feit 1 geen verweer gevoerd. Verdachte heeft dit feit bekend.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 en 3 tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een concrete, verifieerbare en ook geloofwaardige verklaring heeft gegeven voor de herkomst van het geld en over zijn inkomsten in de tenlastegelegde periode. Zijn verdiensten kwamen deels uit het maken van websites en deels uit de handel in- en verkoop van bitcoins. Er kan op grond van de bewijsmiddelen niet worden vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen contant geld uit enig misdrijf afkomstig is.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte wist:
a. dat er GBL in de jerrycans zat;
b. dat GBL een grondstof is voor het maken van GHB;
c. dat de intentie van de eigena(a)r(en) van de GBL was om daarmee GHB te maken.
Verdachte heeft geen opzet gehad op de productie van GBL.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt, op basis van de inhoud van het dossier en van wat op de terechtzitting besproken is, de volgende feiten en omstandigheden vast.
In het najaar 2017 is onderzoek gedaan naar virtuele valutahandelaren. Een handelaar in bitcoins uit Zwolle kwam daarbij naar voren. Verdachte was één van de klanten van deze valutahandelaar. Verdachte heeft in 2017 drie keer bitcoins gekocht waarvoor hij contant € 9.000,-- heeft betaald.
Vanaf 1 februari 2017 tot en met 5 augustus 2019 heeft verdachte in totaal een bedrag van € 73.120,-- contant op zijn bankrekening gestort. Daarnaast heeft hij in die periode een aantal grote uitgaven contant betaald.
Verdachte is gebruiker en eigenaar van de woning aan de [adres] .
Op 15 oktober 2019 heeft in deze woning een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden. Daarbij zijn in de woning diverse hoeveelheden harddrugs in vaste dan wel vloeibare vorm aangetroffen.
In totaal is een hoeveelheid van 1.605 gram MDMA en 10.227,88 gram (bruto) amfetamine, 195 gram GHB en 51 buisjes met vloeibare GHB aangetroffen.
In de keuken van die woning stond een boodschappentas met daarin twee jerrycans. In de jerrycans zat GBL.
GBL is een van de grondstoffen voor de fabricatie van GHB.
Feit 1
De bekennende verklaring van verdachte
Verdachte heeft op de zitting van 10 juni 2021 verklaard dat hij zijn woning ter beschikking heeft gesteld aan anderen voor de opslag van verdovende middelen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij bewust de keuze heeft gemaakt om voor anderen drugs bij hem in de woning aan de [adres] op te slaan.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde feit, in die zin dat dit feit opzettelijk is gepleegd, op grond van de in de bijlage bij dit vonnis genoemde bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten ter terechtzitting op 10 juni 2021 heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Feit 2
Witwassen, wettelijk kader
De rechtbank stelt voorop dat het dossier geen, althans onvoldoende aanknopingspunten bevat op grond waarvan een rechtstreeks verband valt te leggen tussen de door verdachte contant betaalde geldbedragen en een bepaald, door hem gepleegd misdrijf.
Witwassen kan echter volgens vaste rechtspraak bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is. Daarbij moeten zes stappen worden doorlopen.
Allereerst moet worden vastgesteld of er feiten en omstandigheden zijn waaruit een vermoeden van witwassen kan worden afgeleid. Voor het vaststellen van een dergelijk vermoeden kunnen witwasindicatoren worden gebruikt.
Wanneer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van een verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Indien en voor zover de verklaring van verdachte daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van verdachte blijkende, herkomst van het geld. Uit de resultaten van het onderzoek van het Openbaar Ministerie zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het contante geldbedrag waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De feiten en omstandigheden
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting – in aanvulling op hetgeen hiervoor is weergegeven – de volgende feiten en omstandigheden af.
Verdachte heeft in de maanden maart en april 2017 een klein bedrag aan inkomsten uit werk ontvangen. In de jaren 2014, 2015 en 2016 ontving hij een maandelijkse uitkering van het UWV van de gemeente Hengelo. Na de laatste inkomsten uit werk in 2017 zijn er geen bedragen uit loon of uitkering bijgeschreven op de bankrekening(en) van verdachte. In de periode van 1 februari 2017 tot en met 15 oktober 2019 zijn, naast voornoemde inkomsten en uitkering, op zijn bankrekening alleen contante geldbedragen gestort.
Verdachte heeft vanaf 1 februari 2017 bij diverse bankfilialen van de ABN AMRO bank in Overijssel contante geldbedragen op zijn bankrekening gestort, voor een totaalbedrag van € 73.120,--.
Verdachte heeft in 2017 drie keer bitcoins gekocht waarvoor hij contant in totaal € 9.000,-- heeft betaald. Op 24 augustus 2017 heeft verdachte voor een geldbedrag van € 1.000,-- bitcoins gekocht. Op 11 november 2017 en op 16 december 2017 heeft hij twee keer bitcoins gekocht, waarvoor hij per transactie een bedrag van € 4.000,-- contant heeft betaald.
Op 18 mei 2018 heeft verdachte van [bedrijf 1] een auto, een Volvo C30 (met kenteken [kenteken 2] ), gekocht waar hij € 7.150,-- contant voor heeft betaald. Voor de Volvo C30 heeft verdachte een VW Golf met kenteken [kenteken 1] ingeruild met een inruilwaarde van € 3.750,--.
In maart 2019 heeft verdachte op [camping] een caravan/chalet gekocht voor € 5.000,-- en in augustus 2019 kocht hij een caravan/chalet voor € 8.500,--. Verdachte heeft de aankoop van de caravans/chalets contant voldaan. Ook de betaling van het kampgeld voor de caravans op de camping in [plaats] , te weten €1.145,-- heeft verdachte contant betaald.
In de periode 1 januari 2017 tot en met 15 oktober 2019 zijn er geen afschrijvingen van de bankrekening van verdachte geweest om bijvoorbeeld uitgaven voor voeding, was- en schoonmaakmiddelen, persoonlijke verzorging en huisdieren (verdachte heeft twee katten) te betalen. Deze kosten zijn door het Nibud berekend en komen volgens die berekening op een bedrag van € 10.160,--.
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres] op 15 oktober 2019 zijn acht (dure) horloges, zes (dure) schilderijen en 46 (dure) flessen whisky aangetroffen.
Het vermoeden van witwassen
Op de door verdachte verrichte contante geldstortingen en contante betalingen zijn meerdere witwasindicatoren van toepassing.
In zijn algemeenheid geldt dat bedragen in contant geld van behoorlijke omvang, die niet terug zijn te voeren op een aantoonbare bron van inkomsten vragen oproepen. Hetzelfde geldt voor het voorhanden hebben van luxe goederen, waarvan de aanschaf niet past bij het legale inkomen van verdachte. Diverse vormen van criminaliteit gaan gepaard met de aanwezigheid van grote hoeveelheden contant geld. Crimineel geld maakt het de moeite waard het risico van het voorhanden hebben van grote hoeveelheden contant geld te lopen. Hieruit volgt dat dat de omstandigheden waaronder de contante geldbedragen die door verdachte zijn gestort op zijn bankrekening en waarmee hij de bitcoins, caravans/chalets, auto’s en overige luxe goederen die in zijn woning zijn aangetroffen zonder een plausibele verklaring een vermoeden van witwassen rechtvaardigen.
Van verdachte mag dan ook worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van de voornoemde geldbedragen, die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
De verklaringen van verdachte
De verklaringen die verdachte tegenover de politie en op de zitting op 10 juni 2021 heeft afgelegd komen er kort gezegd op neer dat hij een tijd geleden tweemaal een ‘klapper’ heeft gemaakt met bitcoins, omdat hij deze bij een fluctuerende koers met winst heeft verkocht. Hij wilde hiermee een periode van 1 ½ jaar overbruggen, zodat hij geen uitkering hoefde aan te vragen. Het eerste handelsmoment met bitcoins heeft verdachte ongeveer € 28.000,-- verdiend en de tweede keer ongeveer € 16.000,--. Als verdachte bitcoins kocht, zette hij deze op een fysieke usb-stick. Deze stick vertegenwoordigde dan een bepaalde waarde en als hij deze verkocht, liet hij dit omzetten in cash geld. Hij gaf dan de stick af en kreeg hiervoor contant geld van de personen die dat kochten.
Daarnaast heeft hij in die periode gewoon gewerkt en een inkomen gehad. De inkomsten heeft verdachte niet opgegeven bij de Belastingdienst. Verdachte wil de namen niet noemen van de personen aan wie hij bitcoins, al dan niet op een fysieke usb-stick, heeft verkocht.
Verdachte betaalde zijn vaste lasten uit wat hij aan contant geld had. Daarom stortte hij geld op zijn lopende rekening om zo de kosten te kunnen betalen. De overige inkopen betaalde hij bijna allemaal contant.
De schilderijen die in zijn woning zijn aangetroffen heeft hij in ruil voor verrichte werkzaamheden gekocht met korting. De horloges zijn maximaal € 200,-- per stuk. De whisky is deels hobby en deels investering. De meeste flessen waren niet duurder dan € 70.--.
Verder komen de opgegeven inkomsten terug in de reactie van de raadsman van 27 december 2019 op de zogenaamde “dertig dagen brief”. De raadsman heeft het volgende overzicht van de inkomsten van verdachte gegeven:
A. 2012 Webdesign € 4.500,--B. 2017 Bitcoin (2x € 1 7.000,-) € 34.000,--C. 2018 Mining € 2.500,--D. 2019 Verkoop Mining € 5.300,--E. 2019 Bitcoin (2x € 12.000,-)€ 24,000,--Totaal € 70.300,--.
Het onderzoek van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft voor zover mogelijk nader onderzoek verricht naar de verklaring van de verdachte over de herkomst van de bitcoins.
Die verklaring is deels niet aannemelijk en deels niet verifieerbaar. Zo wil of kan verdachte geen bitcoinadressen noemen waar hij eigenaar van geweest is. Daardoor kunnen de transacties die vanuit verdachtes wallets zijn gedaan niet herleid worden. Het gedeelte van verdachtes verklaring dat ziet op hoeveel geld hij met bitcoins heeft verdiend, is niet aannemelijk gelet op de koers van de bitcoin op dat moment. De handelswijze van verdachte om bitcoins op een usb-stick te zetten om vervolgens te verkopen is hoogst ongebruikelijk in de wereld van de crypto-handel. Verdachte wil geen namen noemen van personen aan wie hij op deze wijze bitcoins heeft verkocht.
De conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat de voorwerpen in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Verdachte heeft over dit vermoeden van witwassen geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand onwaarschijnlijke verklaring gegeven. Op basis van de resultaten van het onderzoek van het Openbaar Ministerie kan niet met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat verdachtes contante stortingen en betalingen een legale herkomst hebben.
Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat de ten laste gelegde geldbedragen en goederen geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geldbedragen met een totaalbedrag van:
stortingen bankrekeningen € 73.120,--
aankoop Volvo C 30 € 7.150,--
aankoop Bitcoins € 9.000,--
aankoop caravan / chalet € 8.500,--
aankoop caravan / chalet € 5.000,--
kampgeld camping € 1.145,--
huishoudelijke uitgaven
€ 10.160,--
totaal € 114.075,--.
Ook het witwassen van de tenlastegelegde auto’s, caravans/chalets, horloges, schilderijen en whisky kan bewezen worden verklaard.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de woning aan de [adres] heeft witgewassen, omdat hij deze woning reeds in december 2012, dus ruim vóór de tenlastegelegde periode, heeft aangekocht.
Gelet op de omvang van het bedrag en de goederen die door verdachte zijn witgewassen, de periode waarin dit heeft plaatsgevonden en het feit dat contante geldstortingen in meerdere transacties zijn gedaan, acht de rechtbank bewezen dat sprake is van gewoontewitwassen.
Het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
De rechtbank stelt voorop dat om tot een veroordeling van voorbereidingshandelingen tot het bereiden van GHB te kunnen komen, vastgesteld dient te worden dat de eigena(a)r(en) van de GBL de intentie had/hadden om er GHB van te maken. Er kan geen sprake zijn van voorbereidingshandelingen wanneer de GBL voor schoonmaken zou worden gebruikt of puur zou worden gedronken. Indien er een intentie tot het maken van GHB is dient (voorwaardelijk) opzet van verdachte op de ondersteuning daarvan te worden vastgesteld om tot een veroordeling van voorbereidingshandelingen te kunnen komen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte:
- wist dat er zich GBL in beide jerrycans bevond;
- wist dat deze GBL kon worden gebruikt voor het maken van GHB;
- wist dat de eigena(a)r(en) van de GBL, dit zou(den) gebruiken om GHB te maken, en
of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om een feit, bedoeld in artikel 10 lid 4 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen.
De rechtbank overweegt het volgende.
Tijdens zijn verhoor bij de politie is aan verdachte voorgehouden dat in zijn woning een zeer grote hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen was aangetroffen. Verdachte is hierop gevraagd wat hij daarover kon verklaren, waarop hij antwoordde: “
Ik heb verkeerde keuzes gemaakt door voor anderen drugs bij mij te stallen/op te slaan. Neem bijvoorbeeld de 2 jerrycans met daarin GBL. Deze stonden bij mij ter opslag.”. Op de zitting van 10 juni 2021 heeft verdachte verklaard dat hij wist dat er GBL in de jerrycans zat. Verder heeft hij ter zitting verklaard dat er een optie was dat er “
iets illegaals” met de inhoud van die jerrycans zou worden gedaan, maar dat hij er “
de ernst” niet van inzag om daarnaar te vragen.
Verdachte wist dus dat er GBL in de jerrycans zat.
Verdachte heeft zijn woning beschikbaar gesteld voor de opslag door andere personen van meer dan 1 ½ kilogram MDMA, meer dan 12 kilogram amfetamine en 20 liter GBL. Verdachte gebruikt zelf GHB en in zijn woning zijn, naast de eerder genoemde grote hoeveelheden MDMA, amfetamine en GBL, ook 195 gram GHB en 51 buisjes met GHB aangetroffen. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte goed bekend is in het drugsmilieu en met de aangetroffen stoffen.
Op grond van deze feiten en omstandigheden, in combinatie met de omstandigheid dat verdachte niet wil verklaren wie de eigena(a)r(en) zijn van de harddrugs en GBL die in zijn woning waren opgeslagen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte tenminste ernstige reden redenen had om te vermoeden dat de GBL in de beide jerrycans die in zijn keuken stonden bestemd was om GHD mee te maken.
Het onder 3 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 15 oktober 2019 te Hengelo (O) , in een woning aan de [adres] , opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of 3,4-methyleendioxymethamfetamine, te weten:
- 230,50 gram,
- 131,38 gram,
- 881,91 gram,
- 29,44 gram,
- 13,30 gram,
- 6,90 gram,
- 1,68 gram,
- 2,36 gram,
- 0,67 gram,
- 0,59 gram,
- 5,66 gram,
- 1,23 gram,
- 6,05 gram,
- 10,04 gram,
- 282,90 gram
- 0,49 gram
en
een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, te weten:
- 1048,93 gram
- 2064,03 gram,
- 1961,56 gram,
- 480,84 gram,
- 935,62 gram,
- 4136,90 gram en
- één ampul,
en
een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, te weten: 195 gram,
en
- 51 buisjes (met roze vloeistof) van een materiaal bevattende GHB,
zijnde MDMA en Amfetamine, en GHB, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode tussen 1 januari 2017 tot en met 15 oktober 2019, te Hengelo (O) en te Rekken en te Delden, voorwerpen, te weten
- € 73.120,-- aan contant geld,
- € 7.150,-- aan contant geld,
- € 9.000,-- aan contant geld,
- € 8.500,-- aan contant geld,
- € 5.000,-- aan contant geld,
- € 1.145,-- aan contant geld,
- € 10.160,-- aan contant geld,
- een Volkswagen Golf (met kenteken [kenteken 1] ),
- een Volvo C30 (met kenteken [kenteken 2] ),
- een hoeveelheid, te weten 0,2143727, 0,6567551 en/of 0,2129064, Bitcoins,
- 8 horloges,
- 6 schilderijen,
- 46 flessen whisky,
- een caravan/chalet (gesitueerd op veld 14 plek 12 van [camping] )
en
- een caravan/chalet (gesitueerd op veld 14 plek 17 van [camping] ),
heeft verworven, voorhanden gehad en/of omgezet, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
3.
hij op 15 oktober 2019 te Hengelo (O) , in een woning aan de [adres] ,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde GHB, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, een (grote) hoeveelheid, te weten 20 liter GBL, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige reden had te vermoeden dat dit bestemd was tot het plegen van dat/die feit(en).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 aanhef en onder C en 10a van de Opiumwet en 420ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: gewoontewitwassen;
feit 3
het misdrijf: een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van art. 10, voorbereiden of bevorderen, door stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd ertoe strekkende dat, indien de rechtbank komt tot bewezenverklaring van alle feiten, oplegging van een gevangenisstraf van 36 maanden in overeenstemming zou zijn met de oriëntatiepunten van het LOVS.
Daarbij dient rekening te worden gehouden met de netto hoeveelheden amfetamine en niet met de bruto hoeveelheden zoals wordt vermeld in de ten laste legging. De raadsman heeft bepleit dat gelet op de persoon en het blanco strafblad van verdachte, in dat geval kan worden volstaan met oplegging van een straf die gelijk is aan de tijd die reeds door verdachte in voorarrest is doorgebracht en daarnaast met oplegging van een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en met een proeftijd van drie jaren.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft 1.605,1 gram MDMA, 195 gram GHB en 10.227,88 gram amfetamine in zijn woning aanwezig gehad. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor het maken van GHB, een synthetische drug. In zijn woning is daartoe 20 liter GBL, een van de grondstoffen waarmee GHB kan worden gemaakt, aangetroffen.
Met zijn handelen heeft de verdachte een niet te onderschatten rol gespeeld in de handel, de verspreiding en in het mogelijk produceren van synthetische drugs elders. De handel in synthetische drugs dient krachtig te worden bestreden wegens de schadelijkheid van deze drugs voor de volksgezondheid. Bovendien ondervindt de samenleving ernstige overlast ten gevolge van de handel in harddrugs. Het gebruik van harddrugs genereert immers op haar beurt strafbare feiten met alle nadelige gevolgen van dien. Daarom wordt niet alleen tegen de daadwerkelijke handel en productie ervan, maar ook tegen voorbereidingshandelingen.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de integriteit van het financiële handelsverkeer. Ook worden op deze manier inkomens en vermogens onttrokken aan het zicht van de Belastingdienst.
Verdachte heeft kennelijk enkel uit eigen winstbejag gehandeld en zich totaal niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor anderen. Gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van geruime duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de rechtbank voor wat betreft het feit van gewoontewitwassen geen aansluiting zoekt bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor fraude, omdat de bewezenverklaarde gedragingen niet in een frauduleuze context hebben plaatsgevonden.
De rechtbank komt tot oplegging van een lagere straf dan de straf die door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank heeft hierbij in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat hij, gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 mei 2021 niet eerder is veroordeeld. Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte sinds 31 maart 2020 op vrije voeten is en dat het buiten zijn toedoen lang heeft geduurd voor deze zaak inhoudelijk op zitting is behandeld.
Alles afwegend acht de rechtbank gelet op het samenstel van het bewezenverklaarde oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.
Het bevel tot voorlopige hechtenis
De raadsman heeft verzocht om de schorsing van de voorlopige hechtenis ook na de einduitspraak te continueren. De rechtbank ziet hiertoe, gelet op de onverkort aanwezige grond voor de voorlopige hechtenis én de hoogte van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, geen aanleiding. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Volvo C30, kentekennummer [kenteken 2]
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht geen beslissing te nemen over de inbeslaggenomen auto nu hierop zowel klassiek beslag als conservatoir beslag rust.
De raadsman heeft ten aanzien van het inbeslaggenomen auto geen verweer gevoerd.
De rechtbank overweegt dat artikel 353, eerste lid Sv voorschrijft dat de rechtbank een beslissing moet nemen over het beslag ex art. 94 Sv op de Volvo C30.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde Volvo C30, kentekennummer [kenteken 2] moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft dat aan verdachte toebehoort en dat door middel van of uit de baten van het (onder feit 2 bewezenverklaarde) strafbare feit is verkregen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikel 10 Opiumwet en de artikelen 33, 33a en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2, het misdrijf: gewoontewitwassen;
feit 3, het misdrijf: een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van art. 10, voorbereiden of bevorderen, door stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen [Volvo]
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
-
Volvo C30, kentekennummer [kenteken 2];
bevel voorlopige hechtenis
- wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en
mr. C.E. Vording, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2021.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, onderzoek ON23019001/Wasbeer, procesverbaalnummers PL0600-2019460842 (zaakregistratie), PL0600-2019109235 (witwassen), PL0600-2019459045 (drugs), gesloten op 23 januari 2020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 juni 20201, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
2.
Het proces-verbaal van doorzoeking en de daarbij gevoegde beslaglijsten, bladzijde 60 tot en met 63.
3.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, bladzijde 112 tot en met 116.
4.
Een proces-verbaal nummer PL0600-2019109235, proces-verbaal NFiDENT, opgemaakt en ondertekend door de verbalisant [verbalisant] en gesloten op 14 januari 2020.
5.
Het deskundigenverslag van ing. M. Visser-van Leeuwen, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 001) d.d. 13 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 5 genoemde proces-verbaal.
6.
Het deskundigenverslag van door ing. F. Wallace, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 002) d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 5 genoemde proces-verbaal.
7.
Het deskundigenverslag van door ing. F. Wallace, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 004), d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 5 genoemde proces-verbaal.
8.
Het deskundigenverslag van door ing. F. Wallace, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 005), d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 5 genoemde proces-verbaal.
9.
Het deskundigenverslag van door ing. F. Wallace, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 015), d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 5 genoemde proces-verbaal.
10.
Het deskundigenverslag van door ing. F. Wallace, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 007), d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 5 genoemde proces-verbaal.
11.
Het deskundigenverslag van door ing. F. Wallace, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 008), d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 5 genoemde proces-verbaal.
12.
Het deskundigenverslag van door ing. F. Wallace, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 009), d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 5 genoemde proces-verbaal.
13.
Het deskundigenverslag van door ing. F. Wallace, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 010), d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 5 genoemde proces-verbaal.
14.
Het deskundigenverslag van door ing. F. Wallace, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 011) d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 5 genoemde proces-verbaal.
15.
Het deskundigenverslag van door ing. N. van Doorn, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 014) d.d. 15 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 5 genoemde proces-verbaal.
16.
Een kennisgeving van inbeslagneming, bladzijde 212, betreffende goednummer PLO600-2019109235-2102221, fles stroperige vloeistof ongeveer 195 gram;
17.
Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, proces-verbaal nummer
PL0600-2019109235-113, opgemaakt en ondertekend door de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] en gesloten op 13 januari 2020;
18.
Een proces-verbaal nummer PL0600-2019109235, proces-verbaal NFiDENT, opgemaakt en ondertekend door de verbalisant [verbalisant] en gesloten op 14 februari 2020;
19.
Het deskundigenverslag van door ing. A.B.M. van Esch-de Bruin, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 017), d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 18 genoemde proces-verbaal.
20.
Het deskundigenverslag van door ing. A.B.M. van Esch-de Bruin, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 018), d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 18 genoemde proces-verbaal.
21.
Het deskundigenverslag van door ing. A.B.M. van Esch-de Bruin, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 019), d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 18 genoemde proces-verbaal.
22.
Het deskundigenverslag van door ing. A.B.M. van Esch-de Bruin, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 020), d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 18 genoemde proces-verbaal.
23.
Het deskundigenverslag van door ing. A.B.M. van Esch-de Bruin, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 021), d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 18 genoemde proces-verbaal.
24.
Het deskundigenverslag van door ing. A.B.M. van Esch-de Bruin, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 022), d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 18 genoemde proces-verbaal.
25.
Proces-verbaal nummer PL0600-2019109235, proces-verbaal NFiDENT, opgemaakt en ondertekend door de verbalisanten [verbalisant] , gesloten op 12 maart 2020;
26.
Het deskundigenverslag van door ing. C.M.M. Diever-Heeze, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 024), d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 25 genoemde proces-verbaal.
27.
Het deskundigenverslag van door ing. C.M.M. Diever-Heeze, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 025), d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 25 genoemde proces-verbaal.
28.
Het deskundigenverslag van door ing. C.M.M. Diever-Heeze, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 026), d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 25 genoemde proces-verbaal.
29.
Het deskundigenverslag van door ing. C.M.M. Diever-Heeze, zaaknummer 2020.01.13.188 (aanvraag 027), d.d. 14 januari 2020, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 25 genoemde proces-verbaal.
Feit 2.
30.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting op 10 juni 2021 voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb twee caravans/chalets gekocht waarvoor ik contant heb betaald. Ook heb ik een auto contant betaald. Ik kocht whisky per opbod op de site [website] . De whisky is deels hobby en deels investering.
Ik heb vanaf 2017 contante bedragen op mijn bankrekening gestort.
Ik heb mijn inkomsten niet opgegeven bij de Belastingdienst.
Mijn vaste lasten betaal ik uit wat ik aan contant geld heb. Daarom stort ik geld op mijn lopende rekening om zo de kosten te kunnen betalen. De overige inkopen betaal ik bijna allemaal contant.
31.
Het proces-verbaal van bevindingen en de daarbij gevoegde bijlagen, bladzijde 17 tot en met 22, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
Uit de gevorderde gegevens bij de ABN AMRO Bank van rekeningnummer
[rekeningnummer] t.n.v. [verdachte] blijkt onder andere het volgende:
Inkomstengegevens:
[verdachte] heeft de volgende inkomsten (loon en overig) ontvangen:
Jaar: Instantie Brutoloon / Uitkering
2016 [bedrijf 2] BV € 1.067 =
2016 Gemeente Hengelo WW uitkering € 9.444,=
2017 UWV ZW uitkering € 1.341 =
2017 Gemeente Hengelo WW uitkering € 11.858,=
2018 UWV ZW uitkering € 1.341,=
2018 Gemeente Hengelo WW uitkering € 11.858,=
2019 UWV ZW uitkering € 1.341,=
2019 Gemeente Hengelo WW uitkering €11.858,=
ABN AMRO Bank.
Uit de gevorderde gegevens bij de ABN AMRO Bank van rekeningnummer
[rekeningnummer] t.n.v. [verdachte] blijkt onder andere het volgende
Contante stortingen:
Van 01-02-2017 tot 19-12-2017 € 18.060,--
Van 08-01-2018 tot 31-12-2018 € 36.620,--
Van 13-01-2019 tot 05-08-2019 € 18.440,--
Totaal € 73.120,--
Aankoop voertuig Volvo C 30.
Uit RDW gegevens en gegevens van de Belastingdienst bleek dat [verdachte] een Volvo C30 met het kenteken [kenteken 2] op zijn naam heeft staan. Volgens het RDW was de vorige eigenaar [bedrijf 1] . Uit gevorderde gegevens bij [bedrijf 1] blijkt dat er door [verdachte] € 7.150,-- contant is bijbetaald voor de aanschaf van deze Volvo.
32.
Het proces-verbaal van bevindingen en de daarbij gevoegde bijlagen, bladzijde 149 tot en met 152, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Tijdens de doorzoeking in de woning van [verdachte] op 15 oktober 2019 is een overeenkomst van 31 augustus 2019, gevonden tussen [verdachte] en [camping] . Het betreft een overeenkomst voor het jaargeld voor caravan op veld 14, nr. 12. De eigenaar van de camping [naam 1] gaf hij aan dat [verdachte] over nog een caravan beschikt, namelijk nr. 17 eveneens op veld 14.
Verkoop caravan op veld 14 plek 12 t.b.v. € 8.500,--
Op 30-10-2019 heb ik telefonisch contact gehad met mevr. [naam 2] . Zij verklaart telefonisch het volgende: Eind augustus 2019 is de caravan van hun op plek 12 verkocht. De verkoopprijs bedroeg € 8.000,-- en is contant voldaan met biljetten van € 50,--.
[naam 2] verklaarde het volgende: De caravan is inclusief inboedel verkocht aan [verdachte] . [verdachte] heeft € 3.500,-- contant aanbetaald. Bij overdracht is het restant € 5.000,-- contant betaald. In totaal bedroeg de koopsom € 8.500,--. De coupures van de betaling bestonden groten deels uit biljetten van € 50,-- .
Verkoop caravan op veld 14 plek 17 t.b.v. € 5.000,=
Op 31-10-2019 heb ik een mail verstuurd naar de familie [naam 3] met het verzoek om informatie over de verkoop van de betreffende caravan. Op 4-11-2019, per mail het onderstaande antwoord ontvangen van [naam 3] .
Sehr geehrter [naam 4] ,
anbei sende ich Ihnen den Kaufvertrag zwischen mir und Herrn [verdachte] , vom 24.03.2019.
Das Mobilheim würde in Bar bezahlt.
So weit ich mich erinnern kann, hauptsachlich mit 50,00€ Scheinen.
Ich hoffe, dass ich Ihnen weiter helfen konnte!
Mit freundlichen Grüssen
[naam 3]
Tevens is er een kopie van de koopovereenkomst bijgevoegd.
33.
Geschriften, te weten twee nota’s afkomstig van [camping] , als bijlage gevoegd in het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, gesloten op 18 februari 2020 voor zover inhoudend:
Nota datum 19-4-2019
Betaald kampgeld € 500,--
Nota datum 12-6-2019
Betaald kampgeld € 645,--
34.
Het proces-verbaal restinformatie bladzijde 11 tot en met 16, voor zover inhoudend:
Uit de opgevraagde gegevens bij de Belastingdienst kan worden opgemaakt dat:
a. Er in de periode 2017/2018 geen bron van inkomsten bekend is bij de Belastingdienst.
b. Er niets is dat wijst op het legaal bezit van enig vermogen dat de aankoop van € 9.000 aan
Bitcoins ( zie tabel 1) bij de verdachte [naam 5] kan verklaren.
Tabel 1: overzicht van de transactiegegevens
Naam Transacties
[verdachte] datum hoeveelheid BTC hoeveelheid in EUR
16-12-2017 0,2143727 € 4.000,00
11-11-2017 0,6567551 € 4.000,00
24-08-2017 0,2129064 € 1.000,00
Uit de bankgegevens is het opvallend dat er in 2017 meerdere aankopen van 'dure’ flessen whisky in het buitenland worden gedaan voor in totaal ongeveer € 4.300,- en er via de veilingsite [website] voor € 5.400 aan goederen wordt aangekocht.
35.
Het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer 48, documentcode [documentcode] , BVHnummer 2019109235, voor zover inhoudend kort samengevat en zakelijk weergegeven Berekening huishoudelijke uitgaven volgens de Nibud norm:
Contant uitgegeven kosten voor voeding, was- en schoonmaakmiddelen, persoonlijke verzorging en de twee katten afgerond € 10.160,--.
Feit 3
36.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 juni 20201, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte, kort samengevat:
Op 15 oktober 2019 is 20 liter GBL in mijn woning aangetroffen. De beide jerrycans met daarin GBL stonden bij mij ter opslag. Ik wist dat er GBL in de jerrycans zat. Ik kan het niet ontkennen, de GBL stond midden in de keuken. Het was een optie was dat er “iets illegaals” met de inhoud van die jerrycans zou worden gedaan, maar ik er de ernst niet van in om daarnaar te vragen. Ik gebruik zelf af en toe GHB.
37.
Het proces-verbaal van doorzoeking en de daarbij gevoegde beslaglijsten, bladzijde 56 tot en met 63:
Op 15 oktober 2019 betrad ik de woning [adres] , bewoond door [verdachte] , ter doorzoeking ter inbeslagneming.
In de woning werd inbeslaggenomen: 2 jerrycans met doorzichtige vloeistof, keuken.
38.
Een kennisgeving van inbeslagneming, bladzijde 215, voor zover inhoudende:
Plaats: [adres]
Datum : 15 oktober 2019
Tijdens een huiszoeking werden jerrycans met inhoud aangetroffen in de woning van beslagene [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] .
Goednummer PL0600-2019109235-2102245
Categorie omschrijving : jerrycan, 10 Liter
Inhoud: Doorzichtige vloeistof, cans bijna vol,
Bijzonderheden: Plastic doorzichtige jerrycan met blauwe dop. 2x
39.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, van politie eenheid Oost-Nederland, procesverbaalnummer PL0600-2019109235-113, opgemaakt door [verbalisant] en [verbalisant] , opgemaakt en gesloten op 13 januari 2020, voor zover inhoudende:
Alle vermoedelijk verdovende middelen werden door ons getest conform het daarvoor bestemde protocol. In alle gevallen werd een indicatieve kleur reactietest uitgevoerd.
Betreft onderzoek aan SIN AANB6155NL
Omschrijving verpakking: 2 grote plastic jerrycans van ieder 10 liter
Inhoud verpakking: transparante vloeistof
Hoeveelheid vloeistof: 20 liter
Monstername SIN AAMG3361NL
Vervolg onderzoek FTIR : indicatie voor GBL