ECLI:NL:RBOVE:2021:2557

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
C/08/260111 / FA RK 21-52 en C/08/243626 / JE RK 20-196
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats en ouderlijk gezag van minderjarige kinderen

In deze beschikking van de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, is op 17 juni 2021 uitspraak gedaan in een zaak betreffende de wijziging van de hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te vestigen, terwijl de moeder zich hiertegen verzet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, maar dat de communicatie tussen hen ernstig verstoord is. De vader heeft aangegeven dat de moeder de hulpverlening blokkeert en dat dit schadelijk is voor de kinderen. De rechtbank heeft de situatie van de kinderen beoordeeld en geconcludeerd dat er een wijziging van de hoofdverblijfplaats noodzakelijk is om de ontwikkeling van de kinderen niet verder te schaden. De rechtbank heeft besloten dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader komt te liggen, met als doel hen emotionele veiligheid en stabiliteit te bieden. De rechtbank heeft ook een zorg- en contactregeling vastgesteld, waarbij de kinderen om de week bij de moeder verblijven. Het verzoek van de vader om eenhoofdig gezag is afgewezen, omdat de rechtbank van mening is dat het gezamenlijk gezag in het belang van de kinderen is. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, gezien de urgentie van de situatie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/260111 / FA RK 21-52
C/08/243626 / JE RK 20-196
beschikking van 17 juni 2021
inzake
[verzoeker],
verder te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in de procedure met zaaknummer 260111 en belanghebbende in de procedure met zaaknummer 243626,
advocaat: mr. A.S.M. Zweerman-Oude Breuil,
en
[verweerster],
verder te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende in de procedure met zaaknummers 260111 en 243626,
advocaat: mr. M.H. van der Linden (voorheen mr. I. Merçanoğlu).
Inzake
C/08/243626 / JE RK 20-196 wordt als verzoeker aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming OVerijssel,
de gecertificeerde instelling, verder te noemen: de GI,
gevestigd te Hengelo (O).

1.Het procesverloop

Inzake C/08/260111 / FA RK 21-52
1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het verzoekschrift, met bijlagen, binnengekomen op 11 januari 2021;
- een op 21 januari 2021 binnengekomen F9-formulier van mr. Zweerman-Oude Breuil van diezelfde datum,
- een op 3 februari 2021 binnengekomen F9-formulier van mr. Merçanoğlu van diezelfde datum,
- een op 4 februari 2021 binnengekomen e-mailbericht met bijlage van mr. Zweerman-Oude Breuil van diezelfde datum,
- een op 12 februari 2021 binnengekomen e-mailbericht met bijlage van mr. Zweerman-Oude Breuil,
- een op 6 april 2021 binnengekomen e-mailbericht van [minderjarige 1] .
- een op 16 april 2021 binnengekomen e-mailbericht van mr. Zweerman-Oude Breuil;
- een op 17 april 2021 binnengekomen e-mailbericht met bijlagen van mr. Merçanoğlu
de op 19 april 2021 binnengekomen e-mailberichten van mr. Merçanoğlu en mr.
Zweerman-Oude Breuil;
- een op 17 mei 2021 binnengekomen F9-formulier van mr. Zweerman-Oude Breuil.
Inzake C/08/243626 / JE RK 20-196 (wijzigen zorgregeling)
Op 18 februari 2020, 10 maart 2020, 21 april 2020 en 13 oktober 2020 heeft de kinderrechter een tussenbeschikking gegeven in deze zaak.
Nadien heeft de kinderrechter kennisgenomen van de volgende stukken:
  • een op 6 januari 2021 binnengekomen update van de GI;
  • een op 7 januari 2021 binnengekomen e-mailbericht van mr. Merçanoğlu;
  • een op 8 januari 2021 binnengekomen e-mailbericht van de GI met bijlage;
In beide zaken:
De rechtbank (waarmee hierna ook de kinderrechter wordt bedoeld) heeft op 7 april 2021 met na te noemen [minderjarige 1] gesproken.
Op 19 mei 2021 heeft de rechtbank de zaken mondeling behandeld ter zitting met gesloten deuren, gelijktijdig met zaaknummers 254919, 259450 en 265523, waarin voor zover nodig bij afzonderlijke beschikkingen wordt beslist. Verschenen en gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de heer [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen: de Raad,
- mevrouw [B] en mevrouw [C] namens de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel, hierna te noemen: de GI.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd geweest, uit welk huwelijk zijn geboren de navolgende minderjarige kinderen:
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum 1] , en
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] .
De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.2.
De vader en de moeder hebben de gevolgen van hun echtscheiding geregeld en neergelegd in het door beiden op 7 september 2017 ondertekende echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan.
2.3.
Bij beschikking van 12 september 2017 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen de vader en de moeder uitgesproken, welke beschikking op 10 oktober 2017 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.4.
Bij voormelde beschikking van 12 september 2017 heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang bepaald dat de inhoud van hiervoor bedoeld echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan deel uitmaakt van die beschikking.
2.5.
Bij beschikking van 21 april 2021 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 28 mei 2021.
2.6.
Bij beschikking van 19 mei 2021 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 14 mei 2022.

3.Het verzoek

De vader verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. De hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te wijzigen in die zin dat zij hun
hoofdverblijfplaats bij de vader verkrijgen;
2. De vader alleen met het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te belasten;
3. Een contactregeling vast te leggen tussen de moeder en [minderjarige 2] conform het als
productie 8 overgelegde voorstel van de vader en tussen de moeder en [minderjarige 1] een regeling die uw rechtbank in het belang van [minderjarige 1] acht dan wel een regeling onder regie van de GI.
Subsidiair:
4. Een contactregeling tussen de vader en [minderjarige 2] vast te leggen conform het
voorstel van de vader in productie 8 weergegeven en tussen de vader en [minderjarige 1] een regeling die uw rechtbank in het belang van [minderjarige 1] acht dan wel een regeling onder regie van de GI;
5. Te bepalen dat de moeder de door uw rechtbank opgelegde contactregelingen
tussen de vader en de kinderen dient na te komen onder verbeurte van een dwangsom ad € 500,00 voor iedere dag of gedeelte van de dag dat de vrouw, na betekening van de beschikking, hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 10.000,00.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid vader
4.1.
Gelet op al hetgeen gesteld is, is duidelijk dat er sprake is van een dusdanige
wijziging van omstandigheden dat een hernieuwde beoordeling van de hoofdverblijfplaats, het gezag en de omgang op zijn plaats is.
Voor [minderjarige 1]
4.2.
Voordat ik overga tot het nemen van de beslissingen in de zaken, wil ik me eerst
richten tot jou, [minderjarige 1] , omdat jij, nu je twaalf jaar bent ook deze beschikking gaat krijgen. De beslissingen die ik ga nemen, zullen niet makkelijk te begrijpen zijn en in eerste instantie pijn doen. Dat is niet mijn bedoeling, maar ik moet als rechter op dit moment knopen doorhakken, waarbij ik grote beslissingen ga nemen. Een andere kinderrechter en ik zijn al meer dan een jaar aan het praten met jou, met je ouders en hun advocaten en met de jeugdbeschermers. Door ons is aan jou en je ouders de tijd gegund om een heftige periode, waarin jullie tegenover elkaar zijn komen te staan, tot rust te laten komen en met hulpverlening te bekijken op welke manier jullie verder kunnen. Ik heb een paar weken geleden weer met iedereen gepraat, waaronder op een eerdere datum ook met jou, en ik moet helaas vaststellen dat de situatie al heel lang hetzelfde is en er geen verbetering in lijkt te komen. Soms lijkt het weer even de goede kant op te gaan, maar dan is even later alles weer terug bij af. Ik maak me daar heel veel zorgen over en ik vind dat daar echt verandering in moet komen. Zo zou het voor de toekomst heel mooi zijn als je bij je beide ouders een goed gevoel hebt en naar je beide ouders toe kunt gaan. Ik heb heel lang en goed nagedacht over hoe ik ervoor zou kunnen zorgen dat dit haalbaar kan worden. Om hierover een beslissing te kunnen nemen moet je weten dat ik moet kijken naar wat ik vind wat voor jou het beste is. Het kan zijn dat je het misschien helemaal niet eens bent met wat ik ga beslissen, maar het zou ook kunnen dat mijn beslissing voor een omslag kan zorgen.
Misschien is het ook goed om te weten dat je ouders altijd mogen afwijken van mijn beslissing. Maar alleen als ze dat met elkaar in overleg doen en in jullie situatie ook de jeugdbeschermer betrekken. Ik vind het een fijne gedachte dat jij voor jezelf ook hulpverleners klaar hebt staan, zoals [D] , en ik hoop dat je met haar gaat praten over wat mijn beslissingen voor jou betekenen en hoe je daar mee om moet gaan. [minderjarige 1] , het spijt mij dat het niet gelukt is om jouw situatie het afgelopen jaar te verbeteren en dat ik op dit moment geen andere mogelijkheid zie dan je leven echt even op de kop te zetten. Ik heb er alle vertrouwen in dat je hierdoor uiteindelijk rust en stabiliteit zult gaan ervaren. Dat is jou, en [minderjarige 2] , zeer gegund.
4.3.
Ik zal gaan bepalen dat jouw hoofdverblijfplaats, dus de plek waar jij hoofdzakelijk zult wonen, bij je vader zal zijn. Ik weet dat je mij hebt gezegd dat je dat absoluut niet wilt en ik heb er dan ook lang over nagedacht of ik het voor jou beter zou vinden om de situatie te laten zoals die nu is. Maar dat vind ik niet. Ik heb jou het afgelopen jaar leren kennen als een meisje dat probeert het iedereen naar de zin te maken en dat zich enorm heeft ingezet om mee te werken aan de soms ingewikkelde trajecten om het contact tussen jou en je vader te herstellen. Nog steeds hoop ik erop dat jullie dat voor elkaar krijgen zonder dat het nodig is dat jij meer bij je vader gaat wonen. Maar ik heb daar op dit moment geen vertrouwen in. Telkens als jij beried was de moeilijke gesprekken aan te gaan en open te staan voor het contact met je vader, veranderde dat weer als je er thuis met je moeder over gesproken had. Ik geloof best dat je moeder denkt dat zij jou helpt met haar houding, maar het tegendeel is waar. Jij wordt niet in staat gesteld naar de toekomst te kijken en blijft daardoor stil staan in het verleden. Ik kan dat niet blijven toestaan. Je vader wil heel graag dat jullie weer verder gaan, gunt jou daarvoor de ruimte en de hulp de je nodig hebt en vindt het ook heel belangrijk dat je veel contact met je moeder houdt. Ik zie dat voor nu als enige mogelijkheid om je uit de stilstand te halen waarin je nu al te lang staat. Ik ga niet zover dat ik vind dat je moeder ook niets meer over je te zeggen zou hebben. Zij is een belangrijk persoon in jouw leven en het lijkt mij meer dat zij nog niet inziet hoe zij in deze situatie jou kan helpen dan dat ze dat niet zou willen. Ik vind daarom dat je ouders gezamenlijk de keuzes over jou moeten nemen. Daarnaast zal ik bepalen dat er een goede regeling moet komen, zodat jij weet wanneer je bij je vader bent en wanneer bij je moeder. Ik zal dat voor een deel neerleggen bij de jeugdbeschermers, omdat ik me wel wat zorgen maak over de reactie van jou en je moeder bij het lezen van mijn uitspraak. Ik heb er alle begrip voor dat jullie er boos over zullen zijn, maar het mag niet zo zijn dat dat een goed contact met je vader en moeder in de weg gaat staan. Daarom zullen de jeugdbeschermers samen met jullie kijken wat goed voor jou is. Ik heb wel als doel gesteld dat ik het mooi zou vinden als voor jou (over een tijdje) eenzelfde regeling gaat gelden als voor [minderjarige 2] ,
Alles wat er hierna staat beschreven, is hetzelfde als wat ik jou heb geschreven. Het is alleen iets juridischer en (daardoor) ingewikkelder. Misschien is het voor jou daarom duidelijker als je vooral kijkt naar wat er staat onder kopje 5, want daar staan de precieze beslissingen.
Hoofdverblijf
4.4.
In geschil is de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Vaststaat dat de ouders gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag. Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder andere de beslissing omvatten bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
4.5.
In de onderhavige zaak heeft vader verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen en om dit bij hem te bepalen. Vader voert aan dat moeder niet bereid is om, zelfs niet na de vastgestelde beschikkingen, [minderjarige 1] naar vader te laten gaan. Moeder blokkeert volgens vader voortdurend de hulpverlening. Vader geeft aan dat de maat vol is. Moeder handelt niet in het belang van de kinderen en volgens vader is meer dan duidelijk dat [minderjarige 1] steeds meer in een loyaliteitsconflict komt. Vader is er bang voor dat er al sprake is van ouderverstoting. De wijze waarop moeder met [minderjarige 1] omgaat, is zeker niet in het belang van [minderjarige 1] . Er is voor [minderjarige 1] geen enkele mogelijkheid om met vader in gesprek te gaan, omdat moeder alles met [minderjarige 1] bespreekt en zij geen emotionele toestemming van moeder krijgt. Ook in het contact met [minderjarige 2] merkt vader dat er geen enkel overleg mogelijk is en dat moeder alles bepaalt, waarbij vader vreest dat moeder ook [minderjarige 2] van hem zal laten vervreemden. Vader is van mening dat hij de kinderen wel op een juiste wijze kan stimuleren om contact met de moeder te onderhouden waarbij zij niet in een loyaliteitsconflict komen en hun een veilige en stabiele omgeving wordt geboden. Hij verzoekt daarom om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen.
4.6.
Moeder is het niet eens met het verzoek van vader en vindt een wijziging van de hoofdverblijfplaats niet in het belang van de kinderen. Moeder vindt een hoofdverblijfplaatswijziging veel te ingrijpend en vindt het onvoorstelbaar. Ten aanzien van [minderjarige 2] laat ze weten dat hij al naar vader gaat en dat zij niet inziet waarom zijn hoofdverblijfplaats gewijzigd dient te worden. Volgens haar gaat de communicatie tussen haar en vader ook goed en zitten hier geen problemen in. Moeder wil graag dat [minderjarige 1] weer contact met vader heeft, maar [minderjarige 1] wil niet. Over [minderjarige 1] geeft ze aan dat zij al niet wil logeren, laat staan dat zij wil dat haar hoofdverblijf bij vader wordt bepaald. Moeder blijft stellen dat ze vindt dat de signalen van de kinderen niet goed worden opgepikt en dat er niemand naar haar luistert.
4.7.
De Raad maakt zich grote zorgen. In het eerste raadsrapport staat al beschreven dat de kinderen verdrietig worden van de hele situatie. Moeder vindt dat het goed gaat tussen haar en vader en dat de kinderen niet in een loyaliteitsconflict zitten, maar dat zitten ze volgens de Raad wel en dat is schadelijk. Moeder heeft het idee dat [minderjarige 1] niet serieus wordt genomen, maar er is al therapie ingezet en er zijn gesprekken gevoerd. De Raad vraag zich af of moeder niet wil horen wat er gezegd wordt. Vader schippert in dit geval mee met wat de hulpverlening het beste acht. Hoewel de Raad geen pasklare oplossing heeft, wordt geadviseerd om goed te kijken naar wat in het belang is van de kinderen. In deze schadelijke situatie, die al veel te lang duurt, dient goed overwogen te worden of een wijziging van de hoofdverblijfplaats of een machtiging tot uithuisplaatsing op een neutrale plek niet beter is voor de kinderen.
4.8.
De GI vraagt zich af of een wijziging van de hoofdverblijfplaats de oplossing gaat zijn. Wel hebben ze laten weten dat er verandering moet gaan komen, maar de vraag is op welke manier. Ze hebben tot slot te kennen gegeven dat zij de zaak nog een keer intern willen gaan bespreken om te kijken of een machtiging tot uithuisplaatsing wellicht op zijn plek is. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt en komt tot de beslissing dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt gewijzigd naar vader. Hoewel de rechtbank liever had gezien dat het traject bij de systeemtherapeut was voortgezet en dat er ondertussen stappen waren gezet in het contactherstel tussen [minderjarige 1] en vader, is dit helaas niet het geval. Moeder heeft weliswaar op de mondelinge behandeling verklaard dat [minderjarige 1] van haar contact mag hebben met de vader, maar die toezegging acht de rechtbank van onvoldoende gewicht, gelet op de hele geschiedenis van de afgelopen tijd en de zorgen die de rechtbank net als de Raad ook nu nog heeft over de hele situatie waarin [minderjarige 1] , maar ook [minderjarige 2] , verkeren. Voor de rechtbank zijn er in dit geval twee opties. De eerste optie is dat er geen wijziging van de hoofdverblijfplaats komt. Waar de rechtbank bang voor is, is dat het patroon dan niet doorbroken wordt en er, net zoals de afgelopen tijd, geen stappen in de goede richting meer gezet gaan worden en dat alles dan hetzelfde blijft. De hele situatie duurt inmiddels al zo lang en het lijkt -om welke reden dan ook- moeder niet te lukken om in gezamenlijkheid op te trekken met de jeugdbescherming en/of hulpverlening om een goed plan te maken waar iedereen zich achter kan scharen. Moeder neemt niet actief deel aan gesprekken, heeft bij elke stap om [minderjarige 1] te helpen op de rem gestaan (de rechtbank denkt aan de inzet van gesprekken met de jeugdbeschermer, de inzet van Curess en de inzet van een systeemtherapeut) en lijkt na elke stap vooruit de oorzaak te zijn voor nieuwe stagnatie. Telkens als [minderjarige 1] in staat is de narigheid achter zich te laten en open te staan voor een toekomst waarin plek is voor beide ouders, slaat zij na contact met moeder als een blad aan de boom om en is al haar inzet tenietgedaan. Dit wordt door de jeugdbeschermers en de systeemtherapeut gezien, maar ook door de rechtbank in de gesprekken met [minderjarige 1] . Deze optie zal in de ogen van de rechtbank dus nooit leiden tot een verbetering in de situatie van [minderjarige 1] .
4.9.
Optie twee is een ingrijpende optie, te weten de optie om het hoofdverblijf te wijzigen en dit zal de rechtbank ook gaan beslissen. De rechtbank heeft geconstateerd dat er een hechte band tussen moeder en [minderjarige 1] is, maar voor goed ouderschap is ook vereist dat er emotionele toestemming wordt gegeven om te laten zien dat de andere ouder (in dit geval vader), ook ouder kan en mag zijn. Moeder zegt wel die toestemming te geven, maar het lijkt dat zij daar niet naar kan of wil handelen. In het verleden heeft zich het een en ander afgespeeld en de waarheid hiervan zal ergens in het midden liggen. Blijven hangen in het verleden zal niet tot een oplossing gaan leiden, gekeken moet worden hoe je voor de toekomst met elkaar verder kunt gaan. [minderjarige 1] lijkt daartoe in staat, als zij los van moeder keuzes mag maken. De rechtbank vindt het van belang dat de kinderen rust en duidelijkheid krijgen en vindt dat er gekeken moet gaan worden of dit bij vader kan worden bewerkstelligd. De uitvalbasis bij moeder lijkt op dit moment niet de juiste plek te zijn om de hulpverlening goed te kunnen inzetten en wordt door de Raad zelfs als schadelijk bestempeld. De rechtbank heeft vertrouwen in vader dat hij beter in staat is het contact tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met hun moeder onbezorgd te laten plaatsvinden. Ook heeft de rechtbank vertrouwen in [minderjarige 1] dat zij in staat is los te laten wat er tussen haar en vader in staat en met hem de band weer aan te halen.
4.10.
Voor [minderjarige 2] geldt in het bijzonder dat hij met beide ouders contact heeft, maar ook hij wenst een uitbreiding van zijn contact met vader, waar geen ruimte bij moeder voor lijkt te bestaan. Een wijziging van zijn hoofdverblijfplaats gaat er ook voor zorgen dat er een zorg- en contactregeling met moeder dient te worden overeengekomen, waarover hieronder nader op wordt ingegaan.
4.11.
Nu er knopen zijn doorgehakt zou de systeemtherapeut weer betrokken kunnen worden zodat de therapie weer hervat kan worden. Het verblijf van de kinderen bij de vader biedt mogelijk een garantie dat [minderjarige 1] weer naar therapie kan gaan, waar vader haar naartoe kan brengen. Door deze beslissing te nemen, hoopt de rechtbank dat er een zogeheten emotionele veiligheid komt, waarbij iedereen open en eerlijk naar elkaar is en dat er een impasse doorbroken wordt.
Gezag
4.12.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag, bedoeld in artikel 1:251a BW, beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan in het belang van het kind het gezag over het kind toekomt.
4.13.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. Voor gezamenlijk gezag is in het algemeen vereist dat ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt, dan wel dat zij ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders. Het gaat dan onder meer om beslissingen over medische behandelingen, schoolkeuze en het aanvragen van een paspoort, maar niet om beslissingen over de dagelijkse opvoeding. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren, kan dat betekenen dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet- verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders ten minste in staat zijn het kind buiten hun onderlinge problemen te houden. Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders brengt evenwel niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het ouderlijk gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Dit kan anders zijn indien de bestaande communicatieproblemen zodanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders wanneer zij het ouderlijk gezag gezamenlijk gaan uitoefenen, zonder dat te verwachten is dat in die problemen binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. In dat geval kan de conclusie gerechtvaardigd zijn dat aan één van de ouders alleen het ouderlijk gezag over het kind toekomt dan wel blijft toekomen.
4.14.
De rechtbank acht zich op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een onderzoek te gelasten. Ondanks dat vader vindt dat hij eenhoofdig belast dient te worden met het ouderlijk gezag omdat de moeder bij voortduring de hulpverlening blokkeert en de contactregeling niet nakomt, heeft de rechtbank niet de overtuiging dat eenhoofdig ouderlijk gezag op dit moment in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is. De rechtbank meent dat het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] er het meest bij gebaat is dat de huidige situatie, waarbij beide ouders het ouderlijk gezag hebben, gehandhaafd blijft. Hoewel de huidige situatie verre van optimaal is, acht de rechtbank de omstandigheden dan ook nog niet zodanig dat het gerechtvaardigd is om het ouderlijk gezag van moeder te beëindigen. Dat de rechtbank weliswaar in een eerder stadium vervangende toestemming heeft verleend, brengt niet gelijk met zich dat dit van doorslaggevende betekenis moet zijn om het verzoek van vader toe te wijzen. Ondanks de beslissing van de rechtbank dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gewijzigd gaat worden naar vader, gaat de rechtbank ervanuit dat de moeder zich constructief zal opstellen en zal blijven meewerken aan gezagsbeslissingen die genomen moeten worden. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vadert tot eenhoofdig gezag afwijzen.
Zorg- en contactregeling
4.15.
Volgens vader blijft moeder, ondanks alle inzet van de hulpverlening, weigerachtig om mee te werken aan een contactregeling tussen vader en [minderjarige 1] . Daarnaast geldt inmiddels ook dat de GI een schriftelijke aanwijzing heeft moeten geven voor wat betreft de contactregeling tussen de vader en [minderjarige 2] . Overigens is moeder de schriftelijke aanwijzing niet nagekomen hetgeen ertoe geleid heeft dat vader tijdens de kerstdagen ook [minderjarige 2] niet heeft gezien. Ook heeft vader [minderjarige 1] helemaal niet meer gezien. Volgens vader is het altijd moeder die bepaalt en dicteert hoe zij het wenselijk vindt hoe de contactregeling eruit ziet. Dit tegen de wensen van [minderjarige 2] zelf in die graag meer en op een andere manier contact met zijn vader zou willen. Inmiddels is er al meer dan een jaar sprake van hulpverlening die niet geleid heeft tot oplossingen. Om meer duidelijkheid te creëren wenst vader dan ook dat er een uitgebreide zorg- en contactregeling wordt vastgelegd, zowel voor de situatie als de hoofdverblijfplaats wordt gewijzigd, als voor de situatie dat de hoofdverblijfplaats bij moeder blijft en verwijst hij hiervoor naar ‘productie 8’. Moeder laat tijdens de mondelinge behandeling weten dat ze ermee kan instemmen dat [minderjarige 2] op zondag een paar uurtjes langer bij vader kan blijven, zodat hij daar kan eten. Ze is het alleen niet eens met de voorgestelde woensdag.
4.16.
De rechtbank overweegt als volgt. Door vader is ‘productie 8’ overgelegd, te weten een voorstel tot wijziging van de contactregeling. Nu de rechtbank heeft besloten om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen naar vader, vindt de rechtbank dat er ook duidelijkheid moet komen over de zorg- en contactregeling. De door vader voorgestelde regeling voor [minderjarige 2] stuit wat de rechtbank betreft niet op gerechtvaardigde bezwaren, zodat dit verzoek zal worden toegewezen. Voor [minderjarige 1] ligt dit iets ingewikkelder, omdat de emotionele belasting die moeder op [minderjarige 1] lijkt te hebben gelegd in het afgelopen jaar, ook aanwezig zal zijn in de contacten met [minderjarige 1] na de wijziging van de hoofdverblijfplaats. Desondanks acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige 1] om goed en veelvuldig contact met haar moeder te hebben. Eenzelfde regeling als voor [minderjarige 2] lijkt een mooi streven te zijn en hier dient dan ook naartoe gewerkt te worden. Alles afwegende ziet de rechtbank redenen om de regelingen als tijdelijke regelingen vast te leggen omdat hij graag een vinger aan de pols wil houden. Daarbij is het aan de GI om hier de regie in te nemen. Aan de GI wordt verzocht om een week voor de mondelinge behandeling een update aan de rechtbank toe te sturen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.17.
De rechtbank zal de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren. De ingrijpendheid van de beslissingen rechtvaardigt wellicht een andere keuze, maar zoals hiervoor al is overwogen acht de rechtbank de situatie voor [minderjarige 1] op dit moment schadelijk en onhoudbaar. Na ruim een jaar inzet van jeugdbescherming, hulpverlening, [minderjarige 1] en ouders is de situatie na een korte verbetering weer helemaal bij af. Het staat de ouders vrij om op een andere wijze de belangen van [minderjarige 1] vanaf nu voorop te stellen en zorg te dragen voor een situatie die niet langer de ontwikkeling van [minderjarige 1] ernstig bedreigd, maar zolang ouders daarin niet gezamenlijk slagen, dient er naar het oordeel van de rechtbank zo spoedig mogelijk ingegrepen worden. Het afwachten van een eventueel hoger beroep acht de rechtbank niet in het belang van [minderjarige 1] .
Inzake C/08/243626 / JE RK 20-196 (wijzigen zorgregeling)
4.18.
Thans dient nog beslist te worden op het aangehouden verzoek van de GI met betrekking tot de wijziging van de zorgregeling. Nu de rechtbank, zoals hiervoor staat overwogen, al een zorg- en contactregeling heeft vastgelegd, bestaat er geen behoefte meer om dit verzoek nog verder te behandelen. De kinderrechter zal daarom dit verzoek afwijzen.

5.De beslissing

Inzake C/08/260111 / FA RK 21-52
De rechtbank:
5.1.
wijzigt de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen en bepaalt dat deze vanaf heden bij de vader zal zijn;
5.2.
stelt inzake het recht van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders de navolgende
voorlopigeregeling vast voor zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] waarbij onder regie van de GI voor [minderjarige 1] naar de volgende regeling wordt toegewerkt:
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn de ene week van vrijdag 19:00 uur tot woensdag 14:15 uur bij moeder en de andere week van zondag 19:00 uur tot woensdag 14:15 uur bij moeder.
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
houdt elke nadere beslissing over de zorg- en contactregeling aan tot de mondelinge behandeling van
vrijdag 27 augustus 2021 om 09:15 uur, tot het bijwonen van welke mondelinge behandeling de belanghebbenden die een afschrift van deze beschikking ontvangen hierdoor worden opgeroepen;
5.5.
verzoekt aan de GI om een week voorafgaand aan de mondelinge behandeling een update toe te sturen;
5.6.
wijst af het verzoek van vader tot verkrijging van het eenhoofdig gezag;
Inzake C/08/243626 / JE RK 20-196
5.7.
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Flos, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2021 in tegenwoordigheid van mr. S. ten Thije-Blokvoort, griffier.