ECLI:NL:RBOVE:2021:2570

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
08-001667-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van mensenhandel en seksuele uitbuiting van een kwetsbare vrouw door twee verdachten

Op 25 juni 2021 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak tegen een 21-jarige man en een 26-jarige vrouw uit Enschede, die beiden zijn veroordeeld voor mensenhandel en het seksueel uitbuiten van een kwetsbare vrouw. Het slachtoffer, een 18-jarige vrouw in 2019, werd gedwongen om als prostituee te werken. De rechtbank oordeelde dat de verdachten gebruik maakten van dwangmiddelen, waaronder geweld en intimidatie, en dat zij misbruik maakten van de kwetsbare positie van het slachtoffer, die gediagnosticeerd was met ADHD en ODD. De man is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, terwijl de vrouw een gevangenisstraf van 19 maanden kreeg, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar en bijzondere voorwaarden. Daarnaast zijn de verdachten verplicht om een schadevergoeding van 20.000 euro aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachten hebben zich schuldig gemaakt aan verschillende handelingen die onder de Wetboek van Strafrecht vallen, waaronder het werven, vervoeren en huisvesten van het slachtoffer met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan zwaar laten wegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-001667-21 (P)
Datum vonnis: 25 juni 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1999 in [geboorteplaats 1] ,
thans verblijvende in de P.I. Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 februari 2021, 16 april 2021 en 11 juni 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. Noordzij en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. C. Verrillo, advocaat te Denekamp, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, samen met een ander, zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel, gepleegd ten aanzien van [slachtoffer] in de periode van 1 januari 2019 tot en met 15 november 2019.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 15 november 2019 te Enschede en/of Hengelo en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander, genaamd [slachtoffer] ,
(telkens) met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht en/of gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting (lid 1 sub 1), en/of
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard) (lid 1 sub 4), en/of
3) heeft gedwongen of bewogen hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling (lid 1 sub 9),
en/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer] (lid 1 sub 6),
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s), handelingen verricht die (mede) hebben bestaan uit:
- het aanmaken en/of onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") van seksadvertentie(s) van die [slachtoffer] en/of
- het maken van afspraken met (prostitutie)klant(en) voor die [slachtoffer] en/of
- het geven van instructies aan die [slachtoffer] met betrekking tot de door die [slachtoffer] te verrichten prostitutiewerkzaamheden en/of
- het ter beschikking stellen van een (werk)telefoon en/of lingerie voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] en/of
- het verkopen en/of versturen van seksueel getinte foto’s en/of filmpje van die [slachtoffer] aan klanten en/of
- het brengen en/of begeleiden van die [slachtoffer] bij/naar seksafspraken,
waarbij die dwangmiddelen hebben bestaan uit:
- het bedreigen van die [slachtoffer] en/of haar moeder en/of
- het (meermalen) mishandelen, in het bijzijn van anderen, van die [slachtoffer] door haar te slaan/stompen en/of te schoppen en/of
- het uitoefenen van geweld ten aanzien van (een) ander(en) in het bijzijn van die [slachtoffer] en/of
- het (verbaal en/of door hun continue aanwezigheid) creëren van een aanhoudende sfeer van dreiging en/of intimidatie,
terwijl die [slachtoffer] een kwetsbare persoon in een kwetsbare positie was (lid 3 sub 2), omdat zij over beperkte geestesvermogens beschikte en/of onder toezicht/bewind was gesteld en/of begeleid woonde en/of met ADHD en ODD was gediagnosticeerd en (daardoor) erg beïnvloedbaar was.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Er is geen wettig en overtuigend bewijs voor de tenlastegelegde dwangmiddelen en gedragingen en er was sprake van vrijwilligheid bij [slachtoffer] . Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, dient de pleegperiode beperkt te worden tot de periode van 20 oktober 2019 tot en met 15 november 2019 omdat na het informatieve gesprek pas is gebleken van onvrijwilligheid.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Algemene overweging artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) – mensenhandel
Bij de beoordeling of sprake is van mensenhandel in de zin van (seksuele) uitbuiting zoals bedoeld in artikel 273f, eerste lid Sr, wordt gekeken of sprake is van drie bestanddelen, te weten (een aantal) dwangmiddelen, (een aantal) handelingen en het oogmerk van uitbuiting. Niet voor alle subonderdelen geldt dat de vaststelling van al deze bestanddelen nodig is om tot een bewezenverklaring te komen. Het bestanddeel “(oogmerk van) uitbuiting” is in de wet niet gedefinieerd, anders dan door de (niet limitatieve) opsomming in artikel 273f, tweede lid Sr van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder gedwongen of verplichte arbeid of diensten. De vraag of en, zo ja, wanneer sprake is van “uitbuiting” in de zin van de onderhavige bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van voornoemde vraag komt in elk geval betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengen en het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Van een situatie van seksuele uitbuiting is blijkens de wetsgeschiedenis sprake wanneer betrokkene verkeert in een situatie die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een Nederlandse mondige prostituee verkeert. Voor een bewezenverklaring van mensenhandel moet dus sprake zijn van dwangmiddelen en daarmee samenhangend het geheel of gedeeltelijk ontbreken van keuzevrijheid.
Inleiding
[slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) en verdachte [verdachte] (hierna: [verdachte] ) maakten in 2019 deel uit van dezelfde vriendengroep. [medeverdachte] en [verdachte] hadden destijds een relatie met elkaar. [medeverdachte] prostitueerde zichzelf en aan [slachtoffer] werd voorgesteld om hetzelfde te doen. [slachtoffer] heeft vervolgens daadwerkelijk prostitutiewerkzaamheden verricht. Naar aanleiding van een melding op 14 oktober 2019 door [naam 1] , de begeleidster van [slachtoffer] bij Humanitas, is door de politie een onderzoek ingesteld omdat sprake zou zijn van gedwongen prostitutie van [slachtoffer] . Op dezelfde dag heeft een informatief gesprek met [slachtoffer] plaatsgevonden. [slachtoffer] heeft vervolgens op 11 december 2019 aangifte gedaan van seksuele uitbuiting door [medeverdachte] en [verdachte] . Op de telefoon van [verdachte] zijn diverse e-mailberichten aangetroffen waarin seksafspraken werden geregeld en op de telefoon van [medeverdachte] zijn diverse berichten aangetroffen waarin klantencontacten werden onderhouden.
Artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 9 en 6 Sr
Voor een bewezenverklaring van sub 1 moet sprake zijn van ten eerste één of meer dwangmiddelen en ten tweede één of meer gedragingen. Ten derde moet er sprake zijn van het oogmerk om het slachtoffer uit te buiten. Voor sub 4 en sub 9 geldt dat, naast één of meer dwangmiddelen, uitbuiting als impliciet bestanddeel moet worden ingelezen (en dus bewezen). Voor sub 6 geldt dat (voorwaardelijk) opzet op het voordeel trekken en de uitbuiting bewezen moet worden.
Dwangmiddelen (sub 1, 4 en 9)
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [medeverdachte] en [verdachte] jegens [slachtoffer] gebruik hebben gemaakt van dwangmiddelen. Er is gebruik gemaakt van geweld en een andere feitelijkheid en dreiging met geweld of een andere feitelijkheid. [slachtoffer] is bedreigd, geslagen, er is in het bijzijn van haar geweld uitgeoefend tegen een ander en binnen de vriendengroep bestond een sfeer van dreiging en intimidatie, die met name werd gevoed door [verdachte] .
Ook hebben [medeverdachte] en [verdachte] misbruik gemaakt van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en de kwetsbare positie waarin [slachtoffer] zich bevond.
[slachtoffer] beschikt over beperkte geestesvermogens en is gediagnosticeerd met ADHD en ODD, waardoor zij erg beïnvloedbaar is. Daarnaast had [slachtoffer] aanvankelijk geen woonruimte, inkomen of sociaal vangnet. [medeverdachte] en [verdachte] hebben voor haar gezorgd door haar op te vangen, woonruimte te regelen en haar te voorzien van kleding en voeding. Later is [slachtoffer] begeleid gaan wonen bij Humanitas. Onder die omstandigheden is aan haar voorgesteld om in de prostitutie te gaan werken. [slachtoffer] moest veel werken. Wanneer zij aangaf niet te willen werd er zodanig op haar ingepraat dat zij zich uiteindelijk toch beschikbaar stelde. Daarbij werd zij door [medeverdachte] en [verdachte] gefaciliteerd in die zin dat de afspraken voor haar geregeld werden, evenals het vervoer, een telefoon en lingerie. Daardoor kwam [slachtoffer] in een situatie terecht die niet gelijk is aan de omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren. Nu [medeverdachte] en [verdachte] gebruik hebben gemaakt van voornoemde ongeoorloofde middelen, is voor een bewezenverklaring niet van belang of [slachtoffer] al dan niet heeft ingestemd met het werken in de prostitutie. Door het gebruik van deze dwangmiddelen is [slachtoffer] in een uitbuitingssituatie beland.
Gedragingen (sub 1)
In het dossier zijn geen aanknopingspunten naar voren gekomen dat een ander dan [verdachte] gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon, zoals hij zelf heeft gesteld. Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte] en [verdachte] [slachtoffer] hebben geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest. [medeverdachte] en [verdachte] hebben [slachtoffer] , door op haar in te praten, overgehaald om prostitutiewerkzaamheden te gaan verrichten, zij hebben de seksadvertenties van [slachtoffer] aangemaakt, onderhielden die, maakten de afspraken, gaven [slachtoffer] instructies ten aanzien van de prostitutiewerkzaamheden, stelden een werktelefoon, condooms en lingerie aan haar beschikbaar, verstuurden seksueel getinte foto’s en filmpjes van [slachtoffer] naar klanten en hebben haar meermalen begeleid en vervoerd bij/in verband met haar prostitutiewerkzaamheden.
(Het oogmerk van) uitbuiting (sub 1, 4, 6 en 9)
Ook is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van [slachtoffer] sprake is geweest van (het oogmerk van) uitbuiting. Dat [medeverdachte] en [verdachte] het oogmerk van uitbuiting hadden volgt uit de bewijsmiddelen waaruit de rechtbank afleidt dat [slachtoffer] een groot deel van haar verdiensten aan verdachten moest afstaan. Voorts kan het oogmerk van uitbuiting afgeleid worden uit de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden, waaronder het bewegen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden/aanzetten tot veel werken, ook wanneer zij dit niet wilde. Uit voornoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank niet alleen af dat [medeverdachte] en [verdachte] het oogmerk hadden van uitbuiting, maar ook dat zij [slachtoffer] feitelijk uitbuitten.
Tenlastegelegde sub 1
De rechtbank is derhalve van oordeel dat [medeverdachte] en [verdachte] door middel van de genoemde dwangmiddelen [slachtoffer] hebben geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest, met het oogmerk [slachtoffer] seksueel uit te buiten.
Tenlastegelegde sub 4
De rechtbank is, mede gelet op het hiervoor overwogene over (het oogmerk van) uitbuiting,van oordeel dat [medeverdachte] en [verdachte] met de hiervoor genoemde dwangmiddelen [slachtoffer] hebben bewogen om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard.
Tenlastegelegde sub 9
[medeverdachte] en [verdachte] hebben [slachtoffer] met de hiervoor genoemde dwangmiddelen bewogen hen te bevoordelen uit de opbrengst van [slachtoffer] ’s seksuele handelingen met een derde tegen betaling, nu verdachten [slachtoffer] hebben bewogen om een groot deel van het door haar verdiende geld aan hen af te staan.
Tenlastegelegde sub 6
Uit het hiervoor overwogene volgt dat [medeverdachte] en [verdachte] niet alleen opzet hadden op de uitbuiting van [slachtoffer] , maar ook op het voordeel trekken uit die uitbuiting. [medeverdachte] en [verdachte] ontvingen een onevenredig groot deel van de inkomsten van [slachtoffer] uit haar prostitutiewerkzaamheden.
Periode
De rechtbank ziet aanleiding om partieel vrij te spreken van een deel van de pleegperiode, te weten van de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2019. Uit de aangifte volgt dat [slachtoffer] eind maart/begin april 2019 stopt met haar werkzaamheden in de horeca, vanaf die tijd geen huisvesting meer heeft en steeds vaker bij [medeverdachte] en [verdachte] verblijft. Op 11 november 2019 wordt [slachtoffer] aangehouden in verband met haar betrokkenheid bij een beroving. [medeverdachte] en [verdachte] zitten dan al in voorlopige hechtenis voor datzelfde feit. Aldus komt de rechtbank tot wettig en overtuigend bewijs van de periode 1 april 2019 tot en met 11 november 2019.
Medeplegen(strafverzwarende omstandigheid lid 3 onder 1e)
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De vraag of aan de bovenstaande eisen is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Uit het in de bijlage bewijsmiddelen opgenomen berichtenverkeer en de tapgesprekken volgt dat [medeverdachte] en [verdachte] de klantencontacten regelden, bepaalden hoe veel en op welke wijze werd betaald, instructies gaven wat [slachtoffer] moest doen en controle op de afspraken hielden. [medeverdachte] was actief betrokken bij het maken van en de uitvoering van de seksafspraken. Uit de aangifte en de tapgesprekken volgt verder dat [verdachte] bepaalde wat de verdeling van de inkomsten/afdrachten zou zijn en dat hij [slachtoffer] vervoerde. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] , [naam 2] en [medeverdachte] doorslaggevend, waaruit volgt dat zij allen bang waren voor [verdachte] en dat [verdachte] grotendeels bepaalde wat er gebeurde. Zij verklaren over [verdachte] dat hij binnen de vriendengroep de agressor was die verschillende mensen bedreigde, waaronder [slachtoffer] . Hoewel [medeverdachte] heeft verklaard dat zij zelf ook bang was voor [verdachte] en zij een meer beperkte rol lijkt te hebben gehad in de dwangmiddelen richting [slachtoffer] , heeft ook zij een aandeel in de agressie tegen [slachtoffer] gehad door haar te slaan. Uit het voorgaande blijkt dat [medeverdachte] en [verdachte] beiden een significante bijdrage hebben geleverd aan het ten laste gelegde en een onmisbare rol in het geheel hebben gehad.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat er voldoende concrete aanknopingspunten zijn voor een bewezenverklaring van de voor medeplegen vereiste ‘nauwe en bewuste samenwerking’ tussen [medeverdachte] en [verdachte] . Gelet op de inhoud van die bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de intellectuele en/of materiële bijdrage van [verdachte] aan het delict van voldoende gewicht is, gelet op onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding en uitvoering van het delict, haar aanwezigheid op belangrijke momenten en het belang van haar rol. [verdachte] wordt daarom aangemerkt als medepleger.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten mensenhandel, gepleegd samen met een ander, ten aanzien van [slachtoffer] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 april 2019 tot en met 11 november 2019 te Enschede en Hengelo en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
een ander, genaamd [slachtoffer] ,
met één of meer van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid en/of dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie,
1) heeft geworven, vervoerd, overgebracht en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting, en
2) heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard), en
3) heeft gedwongen of bewogen haar, verdachte, en haar mededader te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [slachtoffer] met of voor een derde tegen betaling, en
4) telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer] ,
immers hebben zij en haar mededader, handelingen verricht die mede hebben bestaan uit:
  • het aanmaken en onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") van seksadvertenties van die [slachtoffer] en
  • het maken van afspraken met prostitutieklanten voor die [slachtoffer] en
  • het geven van instructies aan die [slachtoffer] met betrekking tot de door die [slachtoffer] te verrichten prostitutiewerkzaamheden en
  • het ter beschikking stellen van een (werk)telefoon en lingerie voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] en
  • het verkopen en versturen van seksueel getinte foto’s en filmpje van die [slachtoffer] aan klanten en
  • het brengen en begeleiden van die [slachtoffer] bij/naar seksafspraken,
waarbij die dwangmiddelen hebben bestaan uit:
  • het bedreigen van die [slachtoffer] en
  • het mishandelen, in het bijzijn van anderen, van die [slachtoffer] door haar te slaan en
  • het uitoefenen van geweld ten aanzien van een ander in het bijzijn van die [slachtoffer] en
  • het creëren van een sfeer van dreiging en intimidatie,
terwijl die [slachtoffer] een kwetsbare persoon in een kwetsbare positie was, omdat zij over beperkte geestesvermogens beschikt en begeleid woonde en met ADHD en ODD was gediagnosticeerd en daardoor erg beïnvloedbaar was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en dat aan hem de Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (hierna: GVM) wordt opgelegd inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] .
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat, indien verdachte veroordeeld wordt, rekening gehouden moet worden met een kortere pleegperiode, het feit dat verdachte een ondergeschikte rol heeft gespeeld, dat hij een first offender is en dat de inbreuk op de grondrechten en autonomie van het slachtoffer beperkt is geweest. Een gevangenisstraf van ten hoogste twee maanden is passend, aldus de raadsman.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
- De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft zich, samen met zijn toenmalige partner, schuldig gemaakt aan seksuele uitbuiting van [slachtoffer] , een kwetsbare jonge vrouw. Zij hebben daarbij grof misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van [slachtoffer] en van haar bereidheid om aan verdachte en zijn partner veel geld af te staan. Verdachten hebben [slachtoffer] , van wie zij wisten dat zij zeer beïnvloedbaar was en dat zij graag bij hen wilde horen, met een geraffineerde tactiek van het geven van complimenten aan de ene kant en (dreigen met) geweld aan de andere kant, gedwongen te werken in de prostitutie. Zij is daarbij gedurende ongeveer een half jaar door hen uitgebuit, waarbij zij er toe is aangezet om lange dagen te maken en op elk gewenst moment beschikbaar te zijn. Verdachte en [medeverdachte] bepaalden waar en wanneer [slachtoffer] moest werken, wie zij als klant moest aannemen, welke seksuele handelingen er verricht moesten worden en wat daarvoor betaald moest worden. Van het geld dat zij verdiende mocht [slachtoffer] vervolgens slechts een paar tientjes houden. Het grootste gedeelte van het geld ging naar verdachte. Hoewel verdachte en [medeverdachte] als medeplegers worden aangemerkt, had verdachte een leidende rol en wordt hij aangemerkt als de agressor. Hij schiep een dreigende sfeer om zich heen en maakte heel duidelijk dat hij niet terugdeinsde voor geweld. Zo heeft hij zijn vriendengroep, waartoe ook [slachtoffer] behoorde, ertoe aangezet om elkaar met geweld te corrigeren wanneer sprake was van ruzie binnen de groep. Ook heeft hij een overval laten plegen waarbij grof geweld is gebruikt. [slachtoffer] was hier getuige van. Toen [slachtoffer] weigerde het werk nog langer te doen, hebben verdachte en zijn partner het slachtoffer laten ophalen en heeft verdachte [slachtoffer] bedreigd door haar te vertellen dat hij haar naar het Buurserzand zou brengen en dat hij haar daar levend zou begraven, als zij niet zou doen wat hij haar vertelde. Door zo te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit waarbij hij zijn eigen (financiële) belangen op de voorgrond heeft gesteld. Verdachte heeft daarbij ernstige schade aan de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] toegebracht en haar persoonlijke vrijheid ernstig geschaad, hetgeen ook treffend verwoord is door [slachtoffer] in een schriftelijke verklaring die namens haar ter terechtzitting is voorgelezen.
- De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 14 mei 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld. Wel is verdachte, eveneens samen met zijn medeverdachte in deze zaak, door de meervoudige kamer van de Rechtbank Overijssel op 22 juni 2020, veroordeeld voor een diefstal met geweld, waarbij een man met geweld van zijn geld werd beroofd na het maken van een seksafspraak met [slachtoffer] .
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van een rapport van forensisch gz-psycholoog
drs. D. Breuker, opgemaakt op 8 maart 2020. Dit rapport is opgemaakt in verband met de hiervoor genoemde diefstal met geweld waarvoor verdachte in 2020 is veroordeeld. Dit feit heeft plaatsgevonden in dezelfde periode als het onderhavige delict, waardoor de rechtbank dit rapport en de conclusies van de psycholoog ook bij de onderhavige zaak betrekt. In het rapport is onder meer het volgende opgenomen.
Bij verdachte kan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens worden vastgesteld in de zin van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met een gemengd beeld van antisociale trekken en enige narcistische afweer, die voortkomt uit hechtingsproblematiek en een belaste voorgeschiedenis. Ook is sprake van middelenafhankelijkheid (cannabis) in enige remissie door het verblijf in een gereguleerde omgeving en van afhankelijkheid van cocaïne, grotendeels in remissie, aldus de informatie van verdachte zelf, en af en toe van misbruik van alcohol. Ondanks de ontkenning kan een verband wordt gelegd tussen de lacunaire gewetensfunctie, aanwezigheid van egocentrisme en een onvoldoende empathisch vermogen (antisociale trekken), en het plegen van het ten laste gelegde feit, indien bewezen. Verdachte is hierdoor sneller geneigd tot antisociaal en grensoverschrijdend gedrag, zoals het plegen van het ten laste gelegde feit, indien bewezen. Hij is daarnaast streetwise, niet bang en zelfbepalend. De rapporteur adviseert verdachte als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen en hem een gevangenisstraf op te leggen. Detentie biedt enerzijds een kader en structuur (waardoor het volgen van een opleiding bijvoorbeeld beter mogelijk is), anderzijds is er genoeg ruimte voor het maken van eigen keuzes en zal hij worden aangesproken op eigen verantwoordelijkheden. Er wordt geen behandeladvies gegeven omdat hier onvoldoende ingang voor is.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van het Leger des Heils, afdeling reclassering, over [verdachte] , gedateerd 10 juni 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering schat het algemene risico op delictgedrag bij verdachte in als gemiddeld. Er is onstabiliteit op verschillende leefgebieden waardoor er een risico is op een terugval in oud gedrag. Er is echter ook motivatie aanwezig om zijn leven anders in te gaan richten. Om het gemiddelde risico op delictgedrag in de toekomst te verminderen zal er meer stabiliteit moeten komen. Zo zal betrokkene op zoek moeten naar eigen huisvesting, dagbesteding en ambulante (woon)begeleiding. Daarnaast zal betrokkene abstinent moeten blijven van harddrugs en zal er aandacht moeten zijn voor zijn psychosociaal functioneren. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden waaronder gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, ambulante behandeling bij een forensische polikliniek, ambulante behandeling verslavingszorg, ambulante begeleiding en een drugsverbod.
- Straf en maatregel
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de ernst van het feit en de persoon van verdachte, acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. Dit geldt te meer nu verdachte geen enkel inzicht heeft gegeven in hetgeen hij heeft gedaan en de omstandigheden waaronder hij tot dat handelen is gekomen. Omdat de rechtbank een kortere pleegperiode bewezen acht dan de officier van justitie, zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde vier jaren. Daarbij heeft de rechtbank tevens gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht, passend en geboden is.
Gezien de ernst van het gepleegde feit en het gebrek aan inzicht dat verdachte heeft gegeven in de schadelijkheid van zijn handelen, is de rechtbank van oordeel dat de kans aanwezig is dat het recidiverisico na ommekomst van de gevangenisstraf nog niet tot een aanvaardbaar niveau is teruggedrongen. Om die reden zal de rechtbank ook de GVM als bedoeld in artikel 38z Sr opleggen, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] , zoals de officier van justitie heeft geëist. Er is voldaan aan de formele eisen die de wet stelt voor het opleggen van deze maatregel en de rechtbank acht het opleggen van de maatregel aangewezen ter bescherming van de algemene veiligheid van het slachtoffer in deze zaak.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachten te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 177.121,24, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- inkomstenderving € 159.500,00;
- kosten bewind per maand € 2.256,60;
- schulden motorrijtuigenbelasting € 365,00;
- intake kosten bewind € 657,03.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 15.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag dient te worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering afgewezen dient te worden gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering omdat de schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd en geen sprake is van rechtstreekse schade.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De kosten van het bewind en de motorrijtuigenbelasting zijn niet aan te merken als schade die rechtstreeks volgt uit het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering op deze onderdelen dan ook afwijzen.
Voor wat betreft de inkomstenderving stelt de rechtbank voorop dat zij bewezen acht dat [medeverdachte] en [verdachte] voordeel hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer] .
[slachtoffer] moest een groot gedeelte van haar in de prostitutie verdiende geld aan verdachten afstaan. Aldus heeft de benadeelde partij inkomsten gederfd. Omdat de inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden niet werden geregistreerd, de betalingen zowel giraal als contant plaatsvonden en [slachtoffer] zelf ook een gedeelte van de inkomsten ontving, kan dit bedrag niet nauwkeurig worden vastgesteld. De rechtbank zal daarom gebruik maken van de schattingsbevoegdheid, als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij in de ten laste gelegde periode ongeveer 200 klanten heeft gehad, waardoor de rechtbank dit aantal klanten als uitgangspunt zal nemen. Gelet op de verschillende bedragen die in het berichtenverkeer voorbij komen, acht de rechtbank het redelijk om de gemiddelde opbrengst per klant op € 100,00 te schatten. Uit het voorgaande volgt dat door [slachtoffer] een bedrag van € 20.000,00 is verdiend (200 klanten x € 100,00). Uit de inkomstenverdeling volgt dat [slachtoffer] in de meeste gevallen 25% of 33% zelf mocht houden. Voor de berekening zoekt de rechtbank aansluiting bij het percentage van 25% dat zij zelf mocht houden, waardoor er vanuit gegaan mag worden dat [slachtoffer] 75% van de opbrengst moest afdragen. Derhalve is ongeveer € 15.000,00 uit handen van [slachtoffer] gebleven (0,75 x € 20.000,00). Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank het bedrag aan inkomstenderving vast op € 15.000,00. Voor het overige is de vordering op dit punt niet-ontvankelijk.
Immateriële schade
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast.
De rechtbank ziet in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval, aanleiding om de immateriële schade te begroten op een bedrag van € 5.000,00.
Conclusie
De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf het eind van de periode waarop het strafbare feit is gepleegd.
Omdat is voldaan aan de vereisten voor hoofdelijke aansprakelijkheid zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
mensenhandel, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur
van 24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z Sr;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij: van een bedrag van € 20.000,00 (bestaande uit € 15.000,00 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade) (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 november 2019) voor zover dit bedrag niet door de mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 20.000,00te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 november 2019 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 135 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst dat deel van de gevorderde materiële schade dat betrekking heeft op de kosten van het bewind en de motorrijtuigenbelasting (totaal € 3.278,63) af;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de materiele en immateriële schade (respectievelijk € 144.500 en € 10.000) niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Eshuis, voorzitter, mr. C.A. Peterzon en mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Koning, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2021.
Mrs. Eshuis en Peterzon zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2019457936 met onderzoeksnaam GANS. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
- proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 22 december 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(pag. 57 e.v.) Door [medeverdachte] en [verdachte] is mij verteld dat als ik aangifte zou doen, ik onder de grond zou belanden. Ik chillde in april 2019 elke dag met [verdachte] en [medeverdachte] en [naam 3] en [naam 4] in Enschede. [medeverdachte] verkocht zichzelf op Sexjobs onder een andere naam. Op een gegeven moment was het zo dat ze vroeg van, kunnen we het niet een keer samen doen. [medeverdachte] zei, we hebben 2 bodyguards, [verdachte] en [naam 5] . Die zouden ons wel beschermen. Het was in de zomer, ik denk in de maand juni of juli. Ze zeiden tegen mij dat ik maar moest gaan werken voor mijn geld. Als ik het niet deed werd ik weer bedreigd. Ik zou naar het Buurse Zand gebracht worden en daar worden mishandeld en achtergelaten. Ze hebben me toen gedwongen. De ene dag had ik er 8 en de andere dag had ik er 2. Ze brachten me dan met de auto naar een afspraak toe. De plek verschilde. De ene keer had ik een cardate, dan brachten ze me naar het volkspark of brachten me naar een andere plek. Ze haalden me op en moest ik ze meteen het geld geven. Ik had er niks over te zeggen. [verdachte] bepaalde alles. Ik kreeg soms 10 euro of soms 50 euro. Lag eraan hoeveel ik verdiend had.
(pag. 62) Ik was de laatste die er wat over te vertellen had. Ze belden me dan 30 keer op, ze appten me, ze belden mijn moeder, scholden me uit. Zo ging het als ik er onder uit proberen te komen. Dan bedreigden ze me weer, ze zouden me in elkaar slaan, ik zou er niet goed vanaf komen, ze hebben mijn telefoon meerdere keren afgepakt. Mijn telefoon hebben ze verkocht omdat ze geld waren misgelopen omdat ik niet naar de klant was gegaan. Ik was hun enige inkomen. Ik heb 2 keer geprobeerd om eruit te komen. De 2e keer hebben ze me ook bedreigd en uitgescholden. Met [naam 6] ben ik meegegaan naar de Albert Heijn in de stad. Op de parkeerplaats stonden [medeverdachte] en [verdachte] te wachten op mij. Ze bleven net zo lang doorzeuren en bedreigen totdat ik bij hun in de auto ging stappen. Het maakte ze niet uit of ik aangifte ging doen want degene die hun zou verraden bij de politie zouden ze dood maken. Ik ben bij ze ingestapt en begon de verkoop van mij weer van voren af aan. Eten deed ik bij [verdachte] en [medeverdachte] . Ik moest daar 24/7 zijn. Ze lieten me soms tot 04:00 uur 's nachts werken. Soms korter want ik had gewoon een dagbesteding waar ik naar toe moest. Maar daar ging ik later door dit alles ook niet naartoe.
(pag. 64) Ik ben naar het speciaal basisonderwijs gegaan vanwege mijn ADHD en ODD en verbale en performale kloof.
(pag. 67) Toen ik 2 maanden op straat stond was [medeverdachte] er wel voor mij. Ik mocht bij haar zusje wonen, kon daar eten en drinken. Maar ik moest wel centen verdienen.
(pag. 68) [medeverdachte] was een vriendin voor mij. In de tijd dat ik op straat leefde was ze een soort 2e moeder. Ze kocht kleding en eten voor mij.
(pag. 69) [verdachte] ken ik sinds maart 2019.
(pag. 70) Hij houdt van wapens heeft deze ook en heeft zieke gedachtes zoals mensen dood maken. Dat vertelt hij. Ik heb dat ook gezien. Hij deed dat een keer bij [naam 5] met die machete. Het liefst wilde ik niet met hem praten en niks van hem weten. [medeverdachte] zag ik als een voorbeeld, ze was lief voor me en zorgde voor me. Door me te bedreigen en af te persen en daarna weer lief tegen me te doen. Als [medeverdachte] maar zonder [verdachte] was, dan was het goed. Als [verdachte] er niet was geweest had ik makkelijk kunnen stoppen.
(pag. 71) In de periode dat ik bij Humanitas zat moest ik filmpjes en foto's van mijzelf maken en die heeft [medeverdachte] verspreid en verkocht. Ik werd daartoe gedwongen. Als ik het niet deed gingen ze mij bedreigen, slaan en uitschelden. Ik ben door [medeverdachte] in mijn gezicht, op mijn wang geslagen. Met de platte hand, volle bitchslap. Ze hebben dat ook gefilmd. Dit was omdat ik loog tegen hun, of onder iets probeerde uit te komen, ik wilde niet werken.
(pag. 72) De eerste keer dat het gebeurde werd naar het huis van [naam 7] gebracht aan de [straat] in Enschede. Daar hadden ze een kamertje voor me klaargemaakt. De naaktfoto's en seksfilmjes kwamen bij [medeverdachte] en [verdachte] terecht omdat ik deze met hun telefoons moest maken. Ik verdiende hier niets mee, alleen een keer een pakje sigaretten of 10, - euro wiet.
(pag. 73) Ik had het gevoel dat ze in staat waren mij onder de grond te leggen omdat ze geen enkel probleem hebben om een mes bij iemand tussen de ribben te drukken. Ze hebben tijdens de bedreigingen ook vaak genoeg die machete gebruikt. [verdachte] heeft ook vaak genoeg een mes op mijn keel en been gezet. Dat was ouwehoeren maar daardoor werd ik wel banger. Via [medeverdachte] haar telefoon kwam de klant in contact met mij. Zij regelde de contacten via een foto. Die stuurde ze naar de mannen. Via de site sexjobs. Op de advertentie stond geen foto maar een verhaaltje om die mannen te verleiden. [medeverdachte] heeft de advertentie geplaatst.
(pag. 74) [medeverdachte] en [verdachte] hebben de inloggegevens van deze advertentie. Zij bespreken alles met elkaar. [medeverdachte] plaatste de advertenties omhoog door te bellen met haar roze telefoon. Ik heb bij [medeverdachte] en [verdachte] aangegeven dat ik het werk niet leuk vond om te doen en niet wilde doen. Zij reageerden hierop dat ik geen keus had en niet kon stoppen. Emotioneel heeft het mij helemaal kapotgemaakt. Als het zelf niet ophoudt dan stop ik er zelf wel mee. Met leven, je bent verslaafd aan cocaïne, je kan niet stoppen met het werk, je hebt ruzie met je moeder, je ziet geen uitweg meer. Ik heb dit tegen hen verteld en dan gaven ze me een dagje vrij. Ik wist niet wat ik met de klant moest doen en hoeveel geld ik daarvoor moest vragen. Dat spraken hun af via WhatsApp. Ik vroeg of ze vooraf wilden betalen en deed alsof ik wist wat ze moesten betalen. Het was zo per € 100,- wat ik verdiende zou ik € 10, - euro pakken. Later zou ik de helft krijgen maar dat is ook nooit gebeurd. Ik kreeg soms € 200, -, soms € 250, - maar ook weleens € 100 of € 80,-. Ik kreeg de telefoon van [medeverdachte] mee met daarin de WhatsApp gesprekken wat ik moest doen en die moest ik dan maar even doorlezen.
(pag. 75) In die periode heb ik boven de 200 mannen gehad. [verdachte] en [medeverdachte] regelden en betaalden de condooms, glijmiddel en lingerie die ik voor de werkzaamheden nodig had.
(pag. 76) [medeverdachte] en [verdachte] regelden en betaalden de kamer/woning waarin ik prostitutiewerk verrichtte. [naam 7] betaalde de woning en we moesten per keer 10 euro voor de kamer betalen. [verdachte] betaalde dat. Met de auto werd ik naar seksafspraken gebracht en weer opgehaald soms door [medeverdachte] en [verdachte] met de auto, en soms werd ik bij Saxion opgehaald. De laatste tijd verbleven we in de woning van [verdachte] en dan spraken we met de klanten bij de parkeerplaats van de Pathmoshal af. Vanuit daar namen de klanten mij dan mee naar een rustige plek bij het vliegveld, bosweg, bij de universiteit of het Ledeboerpark op de parkeerplaats.
(pag. 78) [medeverdachte] en [verdachte] waren thuis, in de auto of in de stad wanneer ik een seksafspraak had. Ik ben niet weggelopen omdat de kans groot was dat ik weer klappen zou krijgen en uitgescholden zou worden. Ik heb zeven dagen in de week gewerkt, ook in het weekend. Het was soms zo druk dat een afspraak van de donderdag naar de vrijdag verplaatst werd. Ik wilde weggaan, maar ze wisten me in Enschede overal te vinden. Ik heb het geprobeerd en gingen ze mijn moeder lastig vallen. Dan zette ik mijn telefoon uit en gingen ze mijn moeder lastig vallen. Of op de groep in Humanitas. Mijn moeder wist nog van niks dus ik moest wel reageren als ze mijn moeder lastig vielen.
  • Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 11 juni 2021, voor zover de verklaring van verdachte, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
  • Een proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] van 3 november 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 661 e.v.):
Ze mag niet weten dat ik over [verdachte] verklaar. Hij is agressief naar alles en iedereen. Hij en [naam 6] vechten met mensen. Ze deden alles via mijn telefoon ik durfde niet te zeggen dat ik dat niet wilde. [naam 4] is inderdaad gedwongen door hem. Ze hadden [slachtoffer] als lokaas.
V: Wat vond [slachtoffer] daarvan?
A: Ja die vond dat niet leuk ik zag dat ze bang was. Ze was bang om problemen te krijgen. Ze was bang voor [verdachte] .
V: Je zegt net dat [slachtoffer] bang was dat ze ergens naartoe gebracht zou worden wat bedoel je daarmee?
A: Ja dat ging over het Buurserzand Hij werd boos op haar omdat ze telkens weg was en niks liet weten. Ik denk dat dat een soort van machtspelletje was. Ik ben nu wel bang. Ik heb mijn eigen doodvonnis getekend nu. Hij heeft mij nooit bedreigd, dat is omdat ik altijd alles doe wat hij wil. Ik doe dat omdat ik zie dat hij met anderen vecht. Ik word daar bang van.
- Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon Samsung A5 i.g.b. [medeverdachte] van 17 juni 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 220 e.v.):
Bevindingen:
Ik verbalisant zag dat uit een eerder onderzoek bekend is geworden dat het aannemelijk was dat genoemde Samsung Galaxy A5 in gebruik was bij [medeverdachte] .
Verder zag ik dat de gebruiker van de telefoon meerdere aliassen kent en een tweetal telefoonnummers in haar toestel heeft gebruikt, te weten:
De naam “ [naam 8] ”, gekoppeld aan [telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net
De naam “ [naam 9] ”, gekoppeld aan het telefoonnummer [telefoonnummer 2]
De naam “ [naam 10] ", gekoppeld aan “ [naam 11] ” (KIK Messenger)
SOCIAL MEDIA BERICHTEN
In de telefoon image zag ik dat de gebruiker ( [medeverdachte] ) van het onderzochte telefoon toestel met een groot aantal mensen gesprekken heeft gehad waarin geprobeerd werd om een seksafspraak te maken. In WhatsApp werd het account [telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net. gekoppeld aan de naam [naam 8] , gebruikt. In KIK Messenger werden de namen [naam 11] ( [naam 10] ) en [naam 12] ( [naam 12] ) gebruikt.
In verschillende WhatsApp gesprekken met [naam 8] en [naam 10] zag ik dat de gebruiker ( [medeverdachte] ) van het onderzochte toestel foto’s tegen betaling naar de klant stuurde en deed voorkomen dat zij de persoon was die op de foto stond afgedeeld. De personen die op de foto’s staan afgedeeld betreffen echter niet [medeverdachte] . Op een groot aantal afbeeldingen die onder de werknaam [naam 8] en [naam 10] zijn verstuurd betreft het die persoon [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] -2001 te [geboorteplaats 2] .
WhatsApp gesprek tussen:
[telefoonnummer 1] @s.whatsapp.net [naam 8] (owner) - [telefoonnummer 3] @s.whatsapp.net ( [naam 13] ).
Uit onderzoek is gebleken dat:
het telefoonnummer [telefoonnummer 1] in gebruik is bij [medeverdachte] en
het telefoonnummer [telefoonnummer 3] in gebruik is bij [slachtoffer]
Op 30-09-2019 zegt [slachtoffer] dat zij stoned en aangeschoten is. [medeverdachte] merkt hierop dat dit niet zo slim is als je zo een date hebt.
Op 03-10-2019 vraagt [medeverdachte] aan [slachtoffer] of zij zo komt omdat zij 1, waarschijnlijk 2 (vermoedelijk klant(en)) voor vandaag heeft kunnen fixen. [slachtoffer] zegt dat ze net vrij is van haar dagbesteding en dat ze eerst een jointje wil roken en dat ze zo eraan komt. [slachtoffer] vraagt of [verdachte] haar niet kan ophalen omdat ze dan eerst naar [naam 7] en dan naar hun moet komen. [medeverdachte] zegt dat dit klopt en dat ze een volle bak hebben en dat zij eerst 1 uur naar [naam 14] en daarna kan zij pas. Uit monde van [verdachte] zegt [medeverdachte] dat ze maar moet fietsen omdat ze deze niet voor niets heeft.
Op 04-10-2019 00.17 uur zegt [medeverdachte] tegen [slachtoffer] dat zij morgen (vermoedelijk 04-10-2019) om half 1 (vermoedelijk 12.30 uur) een vluggertje van een half uur heeft a 60 euro, bij “ [naam 15] ” (vermoedelijk [naam 7] ) thuis. Omstreeks 00.24 uur appt [slachtoffer] “Trio met 2 boys whooodeee, mijn kut gaat kapot”. [medeverdachte] antwoord dat dit goed betaald. Omstreeks 11.48 uur appt [medeverdachte] dat [slachtoffer] nog een filmpje voor die kerel zou maken en dat die nu boos is.
[medeverdachte] vraagt [slachtoffer] waar zij is omdat hij nu al kan komen. Omstreeks 19.33 appt [medeverdachte] dat [slachtoffer] even moet komen, met de fiets of anders lopend.
Op 05-10-2019 omstreeks 23.15 uur appt [medeverdachte] dat [naam 16] een filmpje wil.
Op 06-10-2019 Omstreeks 00.53 uur appt [medeverdachte] dat ze deze foto verstuurd heeft en daarbij opmerkt dat die persoon om meer foto's kan vragen van al haar strings. [medeverdachte] zegt dat de man het gezicht van [slachtoffer] wil zien. Pas dan maakt hij het geld over. [slachtoffer] vraagt [medeverdachte] hoeveel de man haar hiervoor gunt. [medeverdachte] zegt 80 (euro). [slachtoffer] vraagt [medeverdachte] of zij daar dan 20 (euro) van kan krijgen. [medeverdachte] bevestigd dit.
Op 07-10-2019 omstreeks 13.13 uur appt [medeverdachte] dat [slachtoffer] nog afspraken heeft staan en dat zij dit niet moet vergeten.
Op 10-10-2019 omstreeks 21.35 uur appt [medeverdachte] dat [slachtoffer] niet moet vergeten dat zij morgen om 9 uur bij [naam 7] moet zijn.
Op 11-10-2019 omstreeks 02.19 uur appt [medeverdachte] dat zij goed gepraat heeft met [verdachte] en dat zij ook om 9 uur bij [naam 7] is en dat ze moet praten met [slachtoffer] over iets wat kennelijk eerder die dag is gebeurt. [medeverdachte] appt dat dit even moet gebeuren, maar dat [slachtoffer] niets tegen haar moeder mag vertellen omdat ze daar kapot aan zou gaan. Omstreeks 05.28 uur appt [medeverdachte] dat ze nu al bij [naam 7] is en dat zij haar telefoon achterlaat en dat ze een mooi setje voor [slachtoffer] klaar heeft gelegd. Omstreeks 08.39 uur appt [medeverdachte] : “Ben je hier om 9. Kunnen we nog even praten. Wij blijven beneden staan voor t geval hij weg gaat zonder te betalen”.
Op 11-10-2019 omstreeks 22.22 uur vraagt [medeverdachte] aan [slachtoffer] of zij een filmpje voor [naam 16] kan maken en dat zij de volgende dag bij [naam 7] om 11.00 uur moet zijn. [medeverdachte] zegt dat [naam 16] boos is omdat [slachtoffer] hem geen filmpje heeft gestuurd.
Op 12-10-2019 omstreeks appt [slachtoffer] de volgende tekst (zonder taal fouten): “ [naam 17] volgens mij begrijp je het niet. Ik trek het niet meer en zie überhaupt de laatste tijd niet echt redenen om überhaupt nog te leven”. [medeverdachte] vraagt [slachtoffer] of ze wil komen om hierover te praten. [slachtoffer] geeft aan dat zij moet lopen en dat zij dit zo ver niet vol houd.
Op 14-10-2019 omstreeks 22.31 appt [medeverdachte] dat “hij” beneden was maar dat hij weg was gegaan omdat de bel het niet deed. [medeverdachte] zegt: “hij kan nu niet meer maar morgen kunnen er wel een paar x”. Omstreeks 23.53 appt [slachtoffer] of zij 10
(euro) van [medeverdachte] kan lenen. [medeverdachte] zegt: “we komen boven”.
Op 15-10-2019 omstreeks 00.48 uur vraagt [slachtoffer] of haar portemonnee bij “jullie” ligt. Omstreeks 19.24 zegt [medeverdachte] dat ze ( [slachtoffer] ) de voordeur een stukje open moet houden, dan word alles geregeld. Omstreeks 19.26 uur vraagt [slachtoffer] zich af hoe ze het gaan doen omdat ze er niets van snapt. Ze snapt we dat hij naar boven gelaten word en dat zij hem moet afleiden maar ze denkt dat als hij haar ziet dat hij dan direct weg wil. [medeverdachte] appt letterlijk: “ja dan zijn hun er al bij”. [slachtoffer] vraagt zich af wanneer “hun” komen en hoeveel geld “die” (man) geeft. [medeverdachte] antwoord letterlijk: “150 maar komt goed speel mee“. Omstreeks 19.36 uur zegt [medeverdachte] dat hij van op 2 was en nu naar 3 gaat.
- Een proces-verbaal van bevindingen van 3 februari 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 136 e.v.):
De telefoon, merk Samsung, type Galaxy A5, die bij verdachte [medeverdachte] in gebruik en in beslaggenomen is, was een video van twee vechtende vrouwen te zien. Een (1) van de vrouwen herken ik ambtshalve als zijnde [slachtoffer] . De andere is [naam 2] [naam 4] . Op de beelden is te zien dat [naam 2] meerdere malen door [slachtoffer] met kracht en met gebalde vuisten, in/tegen het gelaat wordt geslagen. Ook is te zien dat [naam 2] meerdere malen hard aan de haren wordt getrokken en door de kamer wordt gesleept. Op de video is te zien dat [naam 2] "letterlijk” door de kamer heen wordt geslagen. 'Oke, laat haar opstaan. We gaan weer overnieuw. Want zo is niet eerlijk. Opstaan. Opstaan. Opstaan. op de achtergrond is te horen:
[verdachte] schuift één van de banken opzij en zegt tegen [naam 2] dat zij moet vechten. [naam 2] zegt tegen [verdachte] dat zij dit niet wil, omdat zij bang voor hem is. [verdachte] zegt dat hij niks zal doen en dat hij het hun tweeën ( [naam 2] en [medeverdachte] ) zelf uit zal laten vechten.
Hierna is te zien dat [medeverdachte] met kracht en een gebalde vuist in het gelaat van [naam 2] slaat. Hierna pakt [medeverdachte] de hals van [naam 2] vast met haar rechterarm en klemt zij deze vast. [medeverdachte] slaat [naam 2] hierna meerdere malen, zowel met de linker als rechtervuist, in het gelaat. Ten tijde van deze mishandelingen slaat [naam 2] niet terug en probeert alleen de slagen af te weren. Hierna is te zien dat [medeverdachte] . [naam 2] op de grond gooit en hierna meerdere malen met de vuist in het gelaat slaat. [naam 2] houdt haar handen voor haar gezicht. Te zien is dat [medeverdachte] in totaal vier (4) keer met gebalde vuist in het gelaat van [naam 2] slaat op het moment dat [naam 2] op de grond ligt Hierna is te zien dat [medeverdachte] één (1) keer met kracht in de buik schopt van [naam 2] . [naam 2] ligt op dat moment nog steeds op de grond met de handen voor haar gezicht. Het is te horen dat [medeverdachte] buiten adem is. [medeverdachte] zegt daarna: “Deze is voor mij kankervriend ja? Vieze kankerhoer. Kom nog één keer tussen mij en hem. Ik maak jou helemaal NTV” (Niet te verstaan).
Op dat moment komt een persoon het beeld in lopen die ik ambtshalve herken als zijnde [verdachte] . [verdachte] zegt dat NN2 niet zo kanker stoer moet doen en vraagt of hij het begrepen heeft. [verdachte] zegt dat NN2 niet zielig moet doen en dat hij het zelf veroorzaakt heeft. NN2 zegt dat het zijn eigen schuld is.
- Een proces-verbaal van bevindingen Analyse telefoon Huawei P20 igb [slachtoffer] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(pag. 147) Facebook Messenger gesprek op 4 juni 2019 tussen [slachtoffer] en [naam 18] (tattoeerder).
(...) [slachtoffer] : Ow ja klopt dat gaat hem helaas niet worden want [medeverdachte] heb indd mij geld
[naam 18] : Maar hoezo moest je afstaan ? Of wat is er aan de hand. Kijk je wel een beetje uit
[slachtoffer] : Ja omdat hun dat gewoon opeisen.
(pag. 150) Facebook Messenger gesprek tussen [slachtoffer] en [medeverdachte] op 29 september 2019
Het gesprek gaat waarschijnlijk over een klant die onderweg is naar [slachtoffer] .
(...) [medeverdachte] : Krijg een Turk aan de lijn. Hij is er met 5 min. (gesprek wordt ook in de telefoon Samsung A3 aangetroffen)
(pag. 151) WhatsApp gesprek tussen [telefoonnummer 3] @s.whatsapp.net (owner) - [telefoonnummer 4] @s.whatsapp.net [naam 19] . Uit onderzoek is gebleken dat:
het telefoonnummer [telefoonnummer 3] in gebruik is bij [slachtoffer] en
het telefoonnummer [telefoonnummer 4] is kennelijk in gebruik bij [verdachte]
31 oktober 2019: [naam 19] : Nee 180. (...) Verwen hem
(pag. 152) 9 november 2019: [slachtoffer] : ben intiem wel geweest vnv wil die weer
[naam 19] : Goedzo. We zijn trots. Je doet het goed. Hoeveel heb je gehad al dan
[slachtoffer] : 100 om uit te geven vandaag (...) En de rest krijg ik oom vandaag maar dan pam ik alleen mi deel die 50 em de rest leg ik weg want is sws meer als 2000. als je oke vind
[naam 19] (...) Is goed hoor. Ja pak die 5 voor jezelf derest aan de kant.
(pag. 153) WhatsApp gesprek tussen [slachtoffer] en [medeverdachte] ( [naam 13] maatje) op 21 oktober 2019
[slachtoffer] : [naam 17] ik moest weer 4 x overgeven ik zit al sinds 11 u zo ik wil van de week echt even 2 dagen plat ik trek dit nie ik kan niks binnen houden
[naam 13] maatje: Hij gaat nu daarheen. Kan je rustig erheen lopen
(pag. 154) WhatsApp gesprek tussen [slachtoffer] en [medeverdachte] ( [naam 13] maatje op 24 oktober 2019
[naam 13] maatje: [naam 16] wil filmpje
[slachtoffer] : Is goed maak zo wacht heel even xx (..) hoeveel betalad die dan xx
[naam 13] maatje: morgen 15 xz
(pag. 158 e.v.) In de map afbeeldingen trof ik meerdere, zogenaamde selfie afbeeldingen aan die kennelijk door [slachtoffer] zelf zijn gemaakt. Op deze afbeeldingen is te zien dat [slachtoffer] geheel of gedeeltelijk ontkleed is.
- Een proces-verbaal informatief gesprek mensenhandel [naam 4] van 1 augustus 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 441):
Het informatief gesprek heeft plaatsgevonden na het verhoor van [naam 4] als verdachte in een strafrechtelijk onderzoek RIGA. Tijdens het informatief gesprek verklaarde [naam 4] aanvullend over geweldplegingen door [verdachte] naar anderen toe, waar zij getuige van is geweest. [verdachte] heeft [naam 4] ook bedreigd met geweld, gedreigd over levend begraven worden in het Buurserzand, over dat ze wapens heeft gezien van [verdachte] , zoals een ausi. Hierdoor was ze erg bang voor hem. Ook de mensen uit haar naaste omgeving waren bang voor hem. [verdachte] was de agressor. Hij bepaalde alles. Iedereen, ook [slachtoffer] , [naam 3] en [medeverdachte] , zijn bang voor hem. [naam 3] is een keer keihard geslagen door [verdachte] .
- Een proces-verbaal van bevindingen onderzoek dwang, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 468 e.v.):
Uit afgeluisterde gesprekken tussen [slachtoffer] en [verdachte] blijkt dat [verdachte] [slachtoffer] aanzet om, ook tegen haar wil, klanten te ontvangen voor prostitutiewerkzaamheden;
- Op 27 oktober 2019 te 23.04 uur wordt [slachtoffer] gebeld door [verdachte] . [verdachte] zegt onder andere dat hij iemand heeft voor een uurtje die een barkie 50 zal betalen (straattaal voor 150 euro). Kennelijk gaat het in dit gesprek over een prostitutieklant, waarbij afgesproken is dat ze de klant in Oldenzaal bij de kerk zullen ontmoeten. [verdachte] zegt de klant niet kan pinnen, hij wil wel geld op de rekening overmaken. [verdachte] zegt tegen [slachtoffer] dat de klant dat geld moet overmaken naar haar bankrekening. [slachtoffer] antwoord hierop dat ze dit niet wil. [verdachte] zegt dat ze niet zo moeilijk moet doen, man, what the fuck. Zij moet aan de klant een betaalverzoek sturen. Later blijkt uit het gesprek dat het om de bankrekening gaat van [medeverdachte] . [slachtoffer] vraagt aan [verdachte] wat die persoon (klant) voor iemand is. [verdachte] zegt dat het een normaal persoon is. [slachtoffer] zegt dat ze dat al verschillende keren heeft gehoord. [verdachte] zegt: Ga je nu serieus moeilijk doen? [slachtoffer] zegt dat ze dacht dat die vorige de laatste was voor vandaag. Want dan is ze pas laat terug. [verdachte] zegt dat als ze nu snel rijden dan is ze om half een weer terug. Hij zal haar daarna thuis afzetten. [slachtoffer] zegt dat ze onderweg is. (Bron: TAP IMEI [nummer 1] )
- Op 08 november 2019 te 01.31 uur wordt [slachtoffer] gebeld door [verdachte] . [verdachte] vraagt of zij nog een(1) guy wil doen. [slachtoffer] zegt; “Oh nee, nu niet meer, sorry. Ik heb het nu echt wel gehad. Ik wil echt niet meer”. [verdachte] zegt dat die man 150 wil betalen en dat ze zelf mocht kiezen wat hij zou betalen. Als ze voor deze guy gaat dan mag ze sowieso 50 houden en als hij meer betaald dan mag ze meer houden. Ze pakt dan 50 van de 150 en als hij meer betaald dan doen ze 50/50. Te horen is dat [slachtoffer] zucht. [verdachte] zegt dat hij haar daar ook laat ophalen en bij hem afzetten. Dan brengt hij haar terug. [slachtoffer] zucht. [slachtoffer] vraagt waar dan? [verdachte] zegt dat hij hem bij de Action laat komen. [slachtoffer] zegt dat ze zich dan weer opnieuw kan omkleden en ze zucht. [slachtoffer] zegt: “Maar dit is echt de laatste, ik zweer”. [verdachte] zegt dat het goed is. Vervolgens gaat het gesprek over dat de
klant gepijpt wil worden zonder condoom, dat hij er met een kwartiertje is, dat [slachtoffer] daar naar toe moet lopen, dat ze hem zeker weten kunnen aftroggelen omdat hij een makkelijk doelwit is omdat hij er geen verstand van heeft. [slachtoffer] zegt dat ze morgen wel tot tien uur wil slapen. [slachtoffer] moet om 5 over 2 die kant op lopen. Hierna is te horen hoe een afspraak wordt gemaakt met de klant. (Bron: TAP IMEI [nummer 2] )
- Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris op 31 mei 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 4):
U houdt mij voor dat ik bij de politie heb verklaard dat [slachtoffer] nogal opkeek tegen [verdachte] en [medeverdachte] . Ik herinner mij dat vaag. Het zou wel kunnen dat ik dat gezegd heb. U vraagt mij hoe het is als ik erop terugkijk. Als er aan terugdenk moet ik zeggen dat [slachtoffer] een kindje was en [medeverdachte] meer de volwassene waar [slachtoffer] tegenop keek. Toen [verdachte] in beeld kwam was hij de stoere jongen met ballen. U vraagt mij of [slachtoffer] daar wel gevoelig voor was. Ja, daar was zij wel gevoelig voor. U, rechter-commissaris, vraagt mij waarin zich dat uitte, hoe ik dat zag. Ik weet niet goed hoe ik het moet uitdrukken maar zij liep achter hun kont aan. Zo kan ik het beste omschrijven. (...) U houdt mij dat ik bij de politie heb gesproken over vechtpartijtje binnen de groep. U vraagt mij of ik iets meer daarover kan uitweiden. Dat is één van de domste regels uit de vriendengroep. Dit heeft [verdachte] bedacht. Als je liegt of je verzwijgt iets dan kon je kiezen: of je gaat één of één vechten met degene die het aangaat of hij gaf jou de vlakke hand. Je had ook niet echt een keus want hij sloeg je zo in elkaar. U, rechter-commissaris, vraagt mij met de vlakke hand. Nee, met de vuist. U vraagt mij of dat [slachtoffer] dat ook is overkomen. Ja, volgens mij één keer.
- Een proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] van 23 juli 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 326 e.v.):
V: Heeft [slachtoffer] indicaties?
A: Ze heeft ADHD. Verder kwam [slachtoffer] over als een verbaal sterk persoon, veel sterker dan dat ze verstandelijk is. [slachtoffer] is licht verstandelijk beperkt.