ECLI:NL:RBOVE:2021:2631

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
266089 KG ZA 21-121
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot klankbordgroep voor franchisenemer in kort geding

In deze zaak heeft een taxi- en touringcarbedrijf, hierna aangeduid als [eiseres], in kort geding verzocht om toegelaten te worden tot een klankbordgroep van franchisenemers die de franchisegever van advies voorziet. De achtergrond van de zaak is dat [eiseres] eerder deel uitmaakte van deze klankbordgroep, maar dat de franchisegever, DVG, heeft medegedeeld dat de deelname van [eiseres] niet langer van toegevoegde waarde wordt geacht. [Eiseres] heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een verbod op de uitvoering van dit besluit, met het argument dat de opzegging van het lidmaatschap niet rechtsgeldig is.

De voorzieningenrechter heeft op 24 juni 2021 geoordeeld dat er geen sprake is van een spoedeisend belang bij de vordering van [eiseres]. De rechter heeft vastgesteld dat er geen aankomende vergaderingen van de klankbordgroep zijn gepland en dat de vordering van [eiseres] niet kan worden toegewezen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [eiseres] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagden zijn begroot op € 1.683,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is daarmee definitief.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 266089 KG ZA 21-121
Vonnis in kort geding van 24 juni 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap
[eiseres 1],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
2. besloten vennootschap
[eiseres 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partijen, hierna gezamenlijk te noemen [eiseres] ,
advocaat: mr. M.M.M. Rooijen en mr. F.M.C. van Helmond,
tegen

1.de informele vereniging KLANKBORDGROEP DVG,gevestigd te 't Harde,

2. de besloten vennootschap
DE VIER GEWESTEN B.V.,
gevestigd te Zwolle,
3. de besloten vennootschap
TAXICENTRALE ZWOLLE B.V.,
gevestigd te Zwolle,
4. de besloten vennootschap
[gedaagde 4],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
5. de besloten vennootschap
[gedaagde 5],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
6. de besloten vennootschap
[gedaagde 6],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
7. de besloten vennootschap
[gedaagde 7],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partijen, hierna te noemen de Klankbordgroep (gedaagde onder 1), DVG (gedaagde onder 2), de Klankbordleden (gedaagden onder 3 tot en met 7) en gezamenlijk te noemen gedaagden,
advocaat: mr. A.L. Appelman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de akte met producties 31 tot en met 38 aan de zijde van [eiseres] ;
- de producties 1 en 2 aan de zijde van gedaagden;
- de pleitnota van [eiseres] ;
- de pleitnota van gedaagden;
- de mondelinge behandeling, die via digitale verbinding heeft plaatsgevonden (Skype) op 10 juni 2021 en waarvan aantekening is gehouden door de griffier.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

Waar dit kort geding over gaat

2.1.
[eiseres] is een aanbieder van personenvervoer in Limburg en franchisenemer van DVG, een landelijk opererende franchiseorganisatie van taxi- en touringcarondernemingen. [eiseres] maakte tot voor kort deel uit van de Klankbordgroep, een orgaan dat bestaat uit franchisenemers van DVG en dat DVG van advies voorziet. DVG heeft – mede namens verschillende leden van de Klankbordgroep – aan [eiseres] laten weten dat haar deelname aan deze Klankbordgroep niet langer van toegevoegde waarde wordt gezien. In dit kort geding vraagt [eiseres] om een verbod om aan dit besluit uitvoering te geven en om haar als lid van de Klankbordgroep te gedogen.
Wat er vast staat
2.2.
Op 19 maart 2021 heeft [eiseres] een e-mail gestuurd naar alle franchisenemers van DVG met daarin het voorstel om een vereniging op te richten ten behoeve van alle franchisenemers van DVG. Hierop heeft DVG op 23 maart 2021 gereageerd richting alle franchisenemers.
2.3.
Bij e-mail van 7 april 2021 heeft DVG aan [eiseres] kenbaar gemaakt dat haar deelname aan de Klankbordgroep niet langer van toegevoegde waarde wordt gezien en dat zij op zoek zal gaan naar een passende vervanger.
Wat [eiseres] wil
2.4.
[eiseres] vraagt de voorzieningenrechter – kort samengevat – om het de Klankbordgroep en haar leden te verbieden uitvoering te geven aan het besluit om [eiseres] het lidmaatschap van de Klankbordgroep te ontzeggen en hen te bevelen om [eiseres] als lid van de Klankbordgroep te gedogen, totdat de bodemrechter over de rechtsgeldigheid van de opzegging heeft beslist. Dit alles op straffe van een dwangsom en met veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
2.5.
[eiseres] legt – samengevat – het volgende aan haar vordering ten grondslag. Omdat de Klankbordgroep een informele vereniging is, kan zij alleen het lidmaatschap van een lid opzeggen wanneer redelijkerwijs niet van de Klankbordgroep kan worden gevergd om deze voort te laten duren. Van een dergelijke situatie is geen sprake. Bovendien is de opzegging van het lidmaatschap van [eiseres] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (artikel 2:8 BW).
Het verweer daartegen
2.6.
Gedaagden voeren allereerst aan dat er geen sprake is van een spoedeisend belang bij toewijzing van de vordering, omdat er geen vergadering van de Klankbordgroep binnenkort gepland staat. Daarnaast voeren zij aan dat de Klankbordgroep geen informele vereniging is, zodat de vordering op de grondslag die [eiseres] heeft aangevoerd niet kan worden toegewezen. Mocht de voorzieningenrechter oordelen dat er wel sprake is van een informele vereniging, dan had de Klankbordgroep wel degelijk tot het besluit over kunnen en mogen gaan. Gedaagden vragen om afwijzing van de vorderingen en met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
2.7.
De voorzieningenrechter zal de vorderingen van [eiseres] afwijzen, omdat [eiseres] naar haar oordeel niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de door haar gevraagde voorzieningen. Hieronder licht de voorzieningenrechter dit oordeel toe.
2.8.
[eiseres] vraagt om met spoed een beslissing te nemen en is daarom een kort geding begonnen. Het verschil met een reguliere procedure (bodemprocedure) is dat de eisende partij een spoedeisend belang moet hebben bij de gevraagde snelle beslissing en dat de snelheid van de procedure meebrengt dat er geen tijd is om bijvoorbeeld getuigen te horen. [eiseres] zal daarom aannemelijk moeten maken dat zij een spoedeisend belang heeft bij toewijzing van de door haar gevraagde voorlopige voorzieningen.
2.9.
[eiseres] voert in dat kader aan dat de verhoudingen tussen haar en de Klankbordgroep door toedoen van DVG zijn verstoord. Om haar belangen als franchisenemer te kunnen blijven behartigen en om niet ‘ondergesneeuwd’ te raken door DVG, is het van belang dat zij toegelaten wordt tot de Klankbordgroep. Dit komt ook de overige franchisenemers ten goede, omdat uit de correspondentie blijkt dat zij niet vrijelijk met DVG durven te communiceren, aldus [eiseres] .
2.10.
Met deze onderbouwing heeft [eiseres] naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk gemaakt dat zij met spoed een beslissing nodig heeft. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] nog nader toegelicht dat er twee aanbestedingsprocedures lopen waarover de Klankbordgroep wil meepraten, maar gedaagden hebben betwist dat het beleid is dat de Klankbordgroep hierover meepraat. Dit is vervolgens door [eiseres] niet weersproken. Gedaagden hebben daarnaast onweersproken gesteld dat er geen nieuwe vergadering van de Klankbordgroep gepland staat en dat dit op korte termijn – mede gelet op de aanstaande zomerperiode – ook niet te verwachten valt. Dit maakt dat er een spoedeisend belang ontbreekt en om die reden moeten de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden begroot op € 667,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat. De nakosten worden begroot zoals hierna vermeld.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden begroot op
€ 1.683,00;
3.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
3.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling onder 3.2 en 3.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2021.