ECLI:NL:RBOVE:2021:2632

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
8987004 \ CV EXPL 21-388
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tekortkoming in stukadoorswerkzaamheden door onderaannemer met afwijzing van schadevergoeding en incassokosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een voegbedrijf en een stukadoorsbedrijf. De eiseres, een besloten vennootschap, had de gedaagde, een stukadoorsbedrijf, ingehuurd als onderaannemer voor stukadoorswerkzaamheden aan een woning. Na klachten over de uitvoering van de werkzaamheden heeft eiseres gedaagde in gebreke gesteld. Gedaagde heeft de tekortkomingen hersteld, maar eiseres vorderde alsnog schadevergoeding voor gemaakte kosten en buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende onderbouwd had waarom de gevorderde kosten voor herstel en incassokosten voor rekening van gedaagde moesten komen. De rechtbank wees de vorderingen van eiseres af, omdat gedaagde niet in verzuim was geraakt en de gemaakte kosten niet voldoende waren onderbouwd. Ook de gevorderde beslagkosten werden afgewezen, omdat het beslag onnodig was gebleken. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 8987004 \ CV EXPL 21-388
Vonnis van 22 juni 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap
[eiseres],
gevestigd en kantoorhoudende in [vestigingsplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiseres] ,
gemachtigde: mr. L. Bakker,
tegen
[gedaagde], h.o.d.n.
STUKADOORSBEDRIJF [X],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. A. Holtland.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 9 maart 2021;
- de akte met producties aan de zijde van [eiseres] ;
- de mondelinge behandeling van 30 april 2021, die via digitale verbindingen (Skype) heeft plaatsgevonden en waarvan aantekening is gehouden door de griffier.
1.2.
Namens [gedaagde] is bezwaar gemaakt tegen de omvang van de aanvankelijk door mr. Bakker per email ingediende spreekaantekeningen. Mr. Bakker heeft zich tijdens de mondelinge behandeling echter bediend van verkorte spreekaantekeningen, en heeft zich bij het voordragen daarvan gehouden aan de spreektijd. De door mr. Bakker overgelegde spreekaantekeningen zullen daarom in de beoordeling worden meegenomen. Mr. Holtland heeft ervoor gekozen zijn pleitaantekeningen niet voor te dragen. Zijn spreekaantekeningen worden voor voorgelezen beschouwd, omdat alle partijen deze voorafgaand aan de skypezitting hebben ontvangen en gelezen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een voegbedrijf- en metselbedrijf dat gevestigd is in IJsselmuiden. [gedaagde] verricht stukadoorswerkzaamheden in de vorm van een eenmanszaak onder de naam Stukadoorsbedrijf [X] , eveneens vanuit [plaats] .
2.2.
[eiseres] heeft begin 2019 een overeenkomst gesloten met particuliere opdrachtgevers voor de gevelrenovatie van hun woning (hierna: de woning) in [plaats] . Voor deze opdracht heeft [eiseres] [gedaagde] in mei 2019 ingehuurd als onderaannemer. [gedaagde] zou stukadoorswerkzaamheden verrichten aan de achterzijde van de woning.
2.3.
In september 2019 klagen de bewoners van de woning over de uitvoering van de stukadoorswerkzaamheden die door [gedaagde] zijn verricht. [eiseres] neemt hierop contact op met [gedaagde] via WhatsApp. [gedaagde] informeert bij zijn leverancier van stukadoorsmaterialen, BMN Wijcks. BMN Wijcks heeft vervolgens de heer J [A] van Strikolith, een fabrikant en leverancier van gevel-, wand- en plafondafwerkingen, ingeschakeld om naar de woning te komen kijken. [A] heeft op 22 december 2019 een (voorlopige) adviesrapportage uitgebracht. Hierin concludeert [A] onder meer het volgende:
(…) “Het betreft hier een bestaande achtergevel welke voorzien was van een stuclaag waarop schade aanwezig was in de vorm van scheurvorming. Vanwege de slechte staat van de gevel toentertijd [is, toev. rechtbank
] besloten om de stuclaag te verwijderen en de gevel te stabiliseren middels het in frezen van ankers door [eiseres] .
(…) Er is in deze gekozen voor een plaatdikte van 20 mm met een vermoedelijke afwerking van Kalk-cementdunpleister K13 welke niet op een gevelisolatiesysteem toegepast kan worden. De combinatie van een plaatdikte van 20 mm met een genoemde afwerking heeft gezorgd voor spanningen in de ondergrond wat heeft geresulteerd in craquele vorming.
Besproken is een mogelijke oplossing om (…). De toekomstige bewoner, opdrachtgever heeft zich middels de diverse beschikbare media ingelezen en wijst bovengenoemde oplossing af.
(…) Besproken is dat Strikolith een voorlopig advies uitbrengt en na de winterperiode opnieuw een bezoek brengt om tot een definitief advies te komen.
(…) Vanwege de komende wintertijd en de bijbehorende temperaturen is het niet raadzaam om aan te vangen met het verwijderen van het bestaande systeem en het opnieuw op te bouwen. De temperaturen dienen langdurig boven de 5 graden Celsius te zijn om een goede aanhechting en uitharding van het materiaal te garanderen.” (…)
2.4.
[eiseres] stelt [gedaagde] bij brief van 29 januari 2020 in gebreke waarin zij hem verzoekt om de tekortkoming te erkennen, om aan te geven of [gedaagde] op een later te bepalen moment kosteloos tot herstel over zal gaan en om betaling van een bedrag voor juridische bijstand.
2.5.
De gemachtigde van [gedaagde] reageert per e-mail van 11 februari 2020, waarin onder meer het volgende staat:
(…) “Cliënt is uiteraard bereid medewerking te geven bij de oplossing van het probleem, maar wil geen zaken op zijn kosten oplossen waarvoor hij niet verantwoordelijk is.” (…)
2.6.
Op 5 maart 2020 vraagt [eiseres] om een schriftelijke reactie van (de gemachtigde van) [gedaagde] . Hierop reageert [gedaagde] op 9 maart 2020 per e-mail:
“(…) Uiteindelijk is besloten na overleg dat deze week een datum en tijd gekozen zal worden, waarbij Strikolith, Wycks, de verzekeraar van [gedaagde] , u en [gedaagde] aanwezig kunnen zijn op de bouwlocatie om een oplossing en aanpak door te spreken, waarna daaraan uitvoering gegeven zal gaan worden als de weersomstandigheden dat toelaten.”(…)
2.7.
[eiseres] geeft aan, bij e-mail van 9 maart 2020, dat zij ervoor open staan om met partijen op locatie te gaan kijken om tot een definitief besluit te komen omtrent de wijze van herstel. Op 13 maart 2020 geeft [gedaagde] per e-mail aan [eiseres] aan dat hij met [A] en BMN Wijcks heeft afgesproken om op 19 maart 2020 ter plaatse te gaan kijken.
2.8.
Bij schrijven van 13 maart 2020 geeft (de gemachtigde van) [eiseres] aan dat er tijdens de bezichtiging van 19 maart 2020 een definitief besluit zal worden genomen omtrent de wijze waarop herstel zal gaan plaatsvinden. Ook geeft [eiseres] aan dat, indien [gedaagde] daartoe niet bereid is, hij vanaf dat moment in verzuim zal verkeren. [eiseres] geeft nogmaals aan dat haast is geboden. Daarnaast stelt [eiseres] [gedaagde] aansprakelijk voor de door haar gemaakt kosten voor juridische bijstand.
2.9.
[gedaagde] stuurt op 16 maart 2020 een e-mail aan [eiseres] waarin hij aangeeft dat de afspraak van 19 maart 2020 in verband met het uitbreken van het coronavirus en de als gevolg daarvan afgekondigde maatregelen niet door kan gaan.
2.10.
Op 17 maart 2020 stuurt [eiseres] aan [gedaagde] een e-mail waarin zij [gedaagde] nog eenmaal de kans geeft om tot een oplossing te komen door ofwel de afspraak van 19 maart 2020 door te laten gaan ter plekke, dan wel via een digitaal groepsoverleg op diezelfde datum. Bij e-mail van 18 maart 2020 geeft [gedaagde] aan dat de kwestie zich niet leent voor een ‘oplossing op afstand’. Daarnaast geeft [gedaagde] aan dat [A] thuis zit met verkoudheidsklachten en verhoging. [gedaagde] geeft nogmaals aan dat de afspraak van 19 maart 2020 geen doorgang kan vinden.
2.11.
Bij e-mail van 19 maart 2020 sommeert [eiseres] [gedaagde] om zijn tekortkoming met betrekking tot de werkzaamheden aan de gevel te erkennen en om betaling van een bedrag van € 3.500 exclusief btw aan gemaakte kosten voor juridische bijstand. [eiseres] geeft aan een derde te zullen inschakelen indien [gedaagde] geen gehoor geeft aan deze sommatie. [gedaagde] reageert dezelfde dag door aansprakelijkheid van de hand te wijzen. [gedaagde] geeft daarnaast aan dat hij pas tot herstel van tekortkomingen in de door hem uitgevoerde werkzaamheden zal overgaan zodra deze tekortkomingen zijn vastgesteld. Dat zal op termijn duidelijk worden, zo geeft [gedaagde] aan, in afwachting van verdere berichten van het RIVM en van hogere temperaturen.
2.12.
Op 24 maart 2020 vindt er een telefonische bespreking plaats waarbij [eiseres] en [gedaagde] met hun gemachtigden, [A] , De heer [B] van BMN Wijcks en de bewoner van de woning aanwezig zijn. Naar aanleiding van deze bespreking stuurt [eiseres] [gedaagde] op 27 maart 2020 een bevestiging van gemaakte afspraken en een kostenplaatje vanuit [eiseres] , waaronder kosten voor juridische bijstand. [gedaagde] reageert op 1 april 2020 door aan te geven in afwachting te zijn van advies van Strikolith over het verwijderen van de stuclaag. Ook geeft [gedaagde] aan dat er met BMN Wijcks wordt gesproken over de aansprakelijkheid en verdeling van kosten.
2.13.
Op 2 april 2020 wijst [eiseres] [gedaagde] nogmaals op de tijdens de telefonische bespreking gemaakte afspraken en vraagt om een werkomschrijving van [gedaagde] . Hierna volgt een e-mailwisseling tussen (de gemachtigden van) [eiseres] en [gedaagde] .
2.14.
Op 9 april 2020 vindt er een schouw bij de gevel plaats waarbij partijen en hun gemachtigden aanwezig zijn, de bewoners van de woning en de heer [C] van Ardex, een fabrikant van stukadoorsmaterialen, voor contraexpertise.
2.15.
Vervolgens hebben partijen eind april 2020 meermaals contact over de uit te voeren herstelwerkzaamheden en de planning van die werkzaamheden. Begin mei 2020 wordt een aanvang genomen met de herstelwerkzaamheden.
2.16.
Op 11 juni 2020 stuurt [gedaagde] een brief aan [eiseres] waarin hij [gedaagde] verzoekt een bedrag van € 2.000,00 voor haar rekening te nemen, als ook het achterwege laten van het bij [gedaagde] in rekening brengen van de kosten voor de steiger. Dit vanwege een hogere kostprijs en een behandeling van de gevel die in geen verhouding staat tot hetgeen in eerste instantie geoffreerd en overeengekomen is. [eiseres] reageert door aan te geven dat daar geen grondslag voor is. [gedaagde] geeft hierop nogmaals aan dat er een luxer systeem op de gevel wordt aangebracht dan in eerste instantie was overeengekomen en geeft aan daarover in gesprek te willen met [eiseres] .
2.17.
Hierna vindt de nodige correspondentie plaats tussen partijen. Uiteindelijk komen partijen tot een vergelijk over het afronden van de herstelwerkzaamheden. [gedaagde] werkt de gevel af met een sierpleister die door [eiseres] is besteld en betaald. Halverwege juli 2020 wordt de gevel opgeleverd.
2.18.
[eiseres] stuurt op 16 juli 2020 een e-mail aan [gedaagde] waarin zij aangeeft een afspraak te willen maken voor het afwikkelen van de gemaakte kosten. In deze e-mail geeft [eiseres] een overzicht van de door haar geleden schade, wat neerkomt op een bedrag van
€ 13.000,67. [gedaagde] stuurt op zijn beurt een overzicht van de door hem gemaakte kosten met betrekking tot deze kwestie.
2.19.
Op 27 augustus 2020 vindt een gesprek plaats tussen partijen. Een afspraak over de afwikkeling van de kosten komt niet tot stand.
2.20.
Op 29 september 2020 laat [eiseres] conservatoir beslag leggen op de bankrekening, twee bedrijfsauto’s, een bedrijfsloods en het woonhuis van [gedaagde] .

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – kort samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan haar van een bedrag van € 13.601,99 aan hoofdsom en een bedrag van € 1.828,18 aan kosten van beslaglegging, te vermeerderen met rente en kosten.
3.2.
[eiseres] legt – samengevat – het volgende aan haar vordering ten grondslag. [eiseres] heeft [gedaagde] als onderaannemer ingeschakeld voor stukadoorswerkzaam-heden. [gedaagde] is tekortgeschoten bij de uitvoering van deze werkzaamheden, waarvoor [eiseres] (herstel)kosten heeft moeten maken ten bedrage van in totaal € 3.605,25. [eiseres] heeft tevergeefs geprobeerd om buiten rechte betaling te krijgen van dit bedrag. Omdat aan de dubbele redelijkheidstoets is voldaan maakt [eiseres] aanspraak op volledige vergoeding van de door haar gemaakt buitengerechtelijke incassokosten, in totaal een bedrag van € 9.996,66. Daarnaast heeft [eiseres] ter verzekering van haar vordering conservatoir beslag laten leggen onder [gedaagde] . Deze kosten, een bedrag van € 1.828,18, vordert [eiseres] eveneens van [gedaagde] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen zal, voor zover dit van de beoordeling van belang is, hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het door [eiseres] gevorderde geldbedrag bestaat uit drie onderdelen, met ieder een andere (wettelijke) grondslag. Deze drie onderdelen zullen hierna afzonderlijk besproken worden.
Schadevergoeding op grond van wanprestatie
4.2.
[eiseres] vordert een bedrag van € 3.605,25 voor door haar gemaakte kosten die, zo stelt zij, voortvloeien uit de wanprestatie van [gedaagde] . Het bedrag bestaat aan manuren van medewerkers van [eiseres] , manuren van [eiser] en uit gebruikte materialen.
4.3.
De kantonrechter zal dit deel van de vordering afwijzen. Dit oordeel berust op het volgende. Dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst is door [gedaagde] zelf erkend en is dus niet in geschil. Wat ook vaststaat is dat deze tekortkoming is hersteld. [gedaagde] heeft de achtergevel van de woning immers opnieuw gestukt. Waar de vordering van [eiseres] op ziet, zijn de kosten die zij zelf met betrekking tot deze herstelwerkzaamheden stelt te hebben gemaakt (gevolgschade). Deze kosten zien voor het grootste gedeelte op manuren van medewerkers van [eiseres] en van [eiser] zelf.
4.4.
Dit deel van de gevolgschade is ten eerste niet voldoende onderbouwd. [eiseres] heeft ter onderbouwing van de gestelde uren enkel aangevoerd dat ventilatiegaten in de gevel opnieuw zijn uitgeboord. Dat ziet evenwel, gelet op het overgelegde overzicht, slechts op een deel van de opgevoerde uren. Daarnaast heeft worden uren opgevoerd voor ‘steigerwerk’, ‘scheurherstel’ en het plaatsen van hemelwaterafvoeren (productie 66 bij dagvaarding). [gedaagde] betwist dat dit herstelwerk betreft, omdat de ventilatiegaten niet eerder waren gemaakt, scheurherstel al voorafgaand aan zijn de stukadoorswerkzaamheden verricht had moeten worden en de hemelwaterafvoeren niet verwijderd hoefden te worden.
4.5.
Ten tweede is van belang dat indien sprake is van werkzaamheden die vanwege de tekortkoming van [gedaagde] verricht moesten worden, bijvoorbeeld omdat de ventilatiegaten al wel aanwezig waren en [gedaagde] deze gaten tijdens de herstelwerkzaamheden zou hebben dichtgesmeerd en heeft nagelaten om ze weer open te maken, het in eerste instantie aan [gedaagde] was om die werkzaamheden te (laten) verrichten. Uit de door [eiseres] geschetste gang van zaken blijkt immers dat herstel hiervan mogelijk was. Dat betekent dat [eiseres] voor het intreden van verzuim [gedaagde] in gebreke had moeten stellen ( [gedaagde] had de kans moeten hebben om deze schadepost bij [eiseres] te voorkomen). Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] dat heeft gedaan. Dit betekent dat [gedaagde] niet in verzuim is geraakt, zodat [eiseres] geen aanspraak kan maken op vergoeding van deze schadepost door [gedaagde] .
4.6.
De manuren van [eiser] zelf, zien naar eigen zeggen op het houden van toezicht op de herstelwerkzaamheden en werkbegeleiding bij de bezoeken van [A] . Daarnaast zien de uren van [eiser] op kosten ter vaststelling van schade. Ook deze uren zijn niet toewijsbaar, omdat toezicht op de herstelwerkzaamheden van [gedaagde] – zoals door hem onweersproken is aangevoerd – niet nodig was. [eiseres] heeft in ieder geval niet onderbouwd waarom dit wel het geval zou zijn. Voor zover deze kosten zien op kosten ter vaststelling van schade, zoals door [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling is aangevoerd, komen deze niet voor rekening van [gedaagde] omdat [gedaagde] de aanvankelijke tekortkoming heeft hersteld en ook bereid was om de nodige herstelwerkzaamheden uit te voeren, zodat onvoldoende door [eiseres] is onderbouwd waarom kosten voor de vaststelling van schade gemaakt moesten worden.
4.7.
Ten slotte ziet een klein deel van het gevorderde bedrag op materiaalkosten. Voor wat betreft de sierpleister heeft [eiser] tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij deze zelf heeft besteld en uit coulance heeft betaald. [gedaagde] is onder die omstandigheden akkoord gegaan met het aanbrengen van de sierpleister, ondanks zijn aanvankelijke bezwaren omdat volgens hem sprake zou zijn van meerwerk. [eiseres] heeft niet onderbouwd waarom de sierpleister gelet hierop nu alsnog voor rekening van [gedaagde] zou moeten komen. Ten aanzien van de overige materialen heeft [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter niet onderbouwd waarom deze een gevolg zijn van de tekortkoming van [gedaagde] .
4.8.
De slotsom is dat dit deel van de vordering, een bedrag van € 3.605,25, alsmede de daarover gevorderde rente zal worden afgewezen.
De buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
[eiseres] vordert een bedrag van € 9.996,66 aan buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 6:96 lid 2 onder c BW. Volgens [eiseres] vloeien deze kosten één op één voort uit het tekortschieten van [gedaagde] en de daaropvolgende starre en onbuigzame houding van [gedaagde] . Daarnaast is volgens [eiseres] voldaan aan de vereiste dubbele redelijkheidstoets.
4.10.
De kantonrechter zal ook dit deel van de vordering afwijzen. Hiervoor is het volgende van belang. Op grond van artikel 6:96 BW komen buitengerechtelijke kosten voor vergoeding in aanmerking indien deze de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets doorstaan. De dubbele redelijkheidstoets houdt kortweg in dat zowel de verrichtingen als de omvang ervan redelijk dienen te zijn. Het door [eiseres] gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten doorstaat deze dubbele redelijkheidstoets niet, omdat door de gemachtigde van [eiseres] naar het oordeel van de kantonrechter buitenproportioneel veel uren zijn gemaakt zonder dat daarvoor een gefundeerde verklaring of rechtvaardiging is gegeven en deze noodzakelijk zijn gebleken. De zaak is namelijk juridisch niet complex en door [gedaagde] is de tekortkoming op geen enkel moment betwist. [eiseres] heeft weliswaar aangevoerd dat [gedaagde] door haar gestelde deadlines heeft verbroken, werkzaamheden heeft uitgesteld dan wel te laat heeft gereageerd, maar [gedaagde] betwist dat hij op enig moment heeft geweigerd om mee te werken aan het herstel en [gedaagde] heeft toegelicht dat hij gegronde redenen had om niet aan de door [eiseres] gestelde (korte) termijnen te voldoen. [gedaagde] heeft op 26 september 2019 al via WhatsApp aan [eiseres] een aanbod gedaan om in week 42 tot herstel over te gaan en heeft conform de adviesrapportage van Strikolith gewacht totdat de temperatuur weer boven de vijf graden was alvorens tot herstel over te gaan. [gedaagde] heeft ten slotte, nadat partijen tot een definitief besluit waren gekomen over de manier van herstel, conform deze afspraak hersteld. Onder deze omstandigheden is er geen grond voor toewijzing van de door [eiseres] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Dit deel van de vordering zal dan ook in zijn geheel worden afgewezen.
De beslagkosten
4.11.
Op grond van artikel 706 Rv kunnen de kosten van het beslag van de beslagene worden teruggevorderd, tenzij het beslag nietig, onnodig of onrechtmatig was. Aangezien de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen is de kantonrechter van oordeel dat het beslag achteraf bezien onnodig is geweest. De vordering tot betaling van de beslagkosten zal daarom worden afgewezen.
Conclusie
4.12.
De slotsom is dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen. [eiseres] zal als de verliezende partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten worden aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 746,00 (twee punten, voor de conclusie van antwoord en de mondelinge behandeling, maal het tarief van € 373,00).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 746,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Rozeboom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2021.