ECLI:NL:RBOVE:2021:2650

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1908
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor het aanleggen van een uitweg in Zwolle

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 1 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor het aanleggen van een uitweg door eiseres, die eigenaar en bewoner is van een perceel aan de Vrouwenlaan in Zwolle. Eiseres had op 16 december 2019 een vergunning aangevraagd om een uitweg te maken en een laadpaal te plaatsen. Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle verleende aanvankelijk de vergunning, maar herroept deze later na bezwaren van omwonenden. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op 21 juni 2021 de zaak behandeld. Eiseres betoogde dat de weigering onterecht was, omdat de uitweg veilig kon worden aangelegd zonder dat dit het gebruik van de weg zou aantasten. De rechtbank oordeelde echter dat de combinatie van omstandigheden, zoals de ligging van het perceel in een bocht en de aanwezigheid van parkeervakken, het zicht op de weg beperkt en daardoor het veilig gebruik van de weg in gevaar brengt. De rechtbank concludeerde dat verweerder in redelijkheid een zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang van veilig gebruik van de weg dan aan het belang van eiseres.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de weigering van de omgevingsvergunning terecht was. Eiseres had geen recht op een vergunning, omdat de beoogde uitweg het veilig gebruik van de weg aantastte. De rechtbank wees erop dat de andere door eiseres genoemde uitwegen niet vergelijkbaar waren met haar situatie, en dat het voorgestelde alternatief voor de uitweg niet haalbaar was. De uitspraak werd openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na de datum van uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1908

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, verweerder,

gemachtigde: A.J. Stellingwerf.
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen: [naam 1] , [naam 2] [naam 3] en [naam 4] , allen te Zwolle.

Procesverloop

Bij besluit van 19 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een uitweg.
Bij besluit van 27 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en twee andere omwonenden gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat de aangevraagde omgevingsvergunning wordt geweigerd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2021. Eiseres is verschenen, vergezeld door haar vader. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. [naam 1] , [naam 3] en [naam 4] zijn verschenen. [naam 2] is niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is eigenaar en bewoner van het perceel Vrouwenlaan [nummer 1] in Zwolle (het perceel). In de Vrouwenlaan geldt een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. Ter hoogte van het perceel maakt de Vrouwenlaan een flauwe bocht. Het perceel ligt aan de binnenzijde van de bocht en ten westen van het perceel ligt voor die bocht langs de rijbaan een aantal parkeervakken. Tussen het perceel en de Vrouwenlaan ligt op gemeentegrond een stoep. In de bocht zijn aan de straatkant van deze stoep vier houten paaltjes en meerdere zogenaamde varkensruggen (betonnen verhogingen) geplaatst. Langs de oostelijke zijkant van het perceel loopt een steeg naar de achterzijde van de percelen Vrouwenlaan [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] , [nummer 7] , [nummer 8] en [nummer 1] . De steeg wordt gebruikt door voetgangers en (brom- en snor)fietsers. De steeg komt uit op de stoep en via een kleine afrit voor (brom- en snor)fietsers op de Vrouwenlaan.
2. Eiseres wil haar auto in de toekomst parkeren in de voortuin van het perceel. Daarnaast wil zij op het perceel een laadpaal plaatsen, zodat zij daar een elektrische auto kan opladen. Daarom heeft eiseres op 16 december 2019 bij verweerder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het aanleggen van een nieuwe inrit met een breedte van vier meter en het plaatsen van een laadpaal. Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres de aangevraagde uitwegvergunning verleend.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit herroepen en geweigerd eiseres omgevingsvergunning te verlenen voor het aanleggen van een uitweg. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat het maken van een uitweg van/naar het perceel het veilig en doelmatig gebruik van de weg aantast. Verweerder is van mening dat de andere gevallen waarop eiseres heeft gewezen, niet gelijk zijn aan dit geval. Alternatieve mogelijkheden zijn volgens verweerder niet gebleken. Daarnaast heeft verweerder eiseres in het bestreden besluit meegedeeld dat voor het plaatsen van een laadpaal geen vergunning nodig is en dat het dictum van het primaire besluit niet ziet op de aanvraag voor een laadpaal.
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder de aangevraagde uitwegvergunning ten onrechte heeft geweigerd. Zij voert aan dat het traject dat wordt gebruikt voor de uitweg haaks op de rijbaan staat. Volgens eiseres is de rijbaan breed genoeg om vanaf de weg via de uitweg het perceel op te kunnen rijden en daar te kunnen parkeren zonder dat daarvoor een dubbele draai moet worden gemaakt. Eiseres wijst erop dat in de huidige situatie langs de rijbaan moet worden geparkeerd en dat daarbij, als men uit oostelijke richting komt, wel een dubbele draai moet worden gemaakt. Eiseres betwist dat er vanuit de uitweg geen goed zicht is op de rijbaan. Zij wijst erop dat de bocht waarin het perceel ligt flauw is. Eiseres betwist ook dat de steeg die langs het perceel loopt, direct uitkomt op het deel van de stoep dat als uitweg gebruikt zal gaan worden. Verder voert eiseres aan dat voor het realiseren van de uitweg slechts één verkeerspaaltje en twee varkensruggen hoeven te worden verwijderd. Zij ziet niet in waarom verkeerspaaltjes en varkensruggen karakteristiek zijn voor de Vrouwenlaan. Eiseres doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Zij betoogt dat verweerder al veel uitwegen op de Vrouwenlaan heeft vergund, ook bij percelen die in bochten liggen, waarop niet haaks op de weg kan worden geparkeerd, waarlangs een steeg loopt of in de nabijheid waarvan parkeervakken langs de rijbaan liggen. Volgens eiseres wijkt haar geval niet af van deze vergunde uitwegen. Zij heeft met name gewezen op de percelen Vrouwenlaan [nummer 9] , [nummer 10] en [nummer 11] . Ten slotte voert eiseres aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom haar voorstel om de uitweg enigszins te draaien niet kan leiden tot vergunningverlening.
5. De rechtbank overweegt het volgende.
5.1
Op grond van artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden om zonder omgevingsvergunning een uitweg te maken, als in een gemeentelijke verordening is bepaald dat voor die activiteit een vergunning is vereist. Op grond van artikel 2.18 van de Wabo kan een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening.
5.2
Op grond van artikel 2:12, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Zwolle 2015 (de APV) is het verboden zonder vergunning een uitweg te maken naar de weg. Op grond van het derde lid, aanhef en onder b, kan de vergunning worden geweigerd, indien door het maken van een uitweg het veilig en doelmatig gebruik van de weg wordt aangetast. Op grond van artikel 1:1 van de APV, gelezen in samenhang met artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, wordt in de APV verstaan onder wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
5.3
Verweerder heeft de aangevraagde uitwegvergunning geweigerd op de grond dat het veilig gebruik van de weg wordt aangetast door het aanleggen van de beoogde uitweg. Bij de beoordeling van de vraag of het belang van het veilig gebruik van de weg door de uitweg in geding is, komt verweerder beoordelingsvrijheid toe. Die beoordeling dient plaats te vinden naar de feitelijk bestaande situatie ten tijde van de besluitvorming. Indien verweerder het belang van het veilig gebruik in het geding acht, dient hij vervolgens, onder afweging van alle betrokken belangen, te beoordelen of dat voldoende reden is de vergunning te weigeren.
5.4
Verweerder heeft aan zijn besluitvorming de volgende feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd. Het perceel ligt in een bocht. Tussen het perceel en de rijbaan ligt een stoep. Het traject dat wordt gebruikt voor de uitweg staat niet haaks op de rijbaan, waardoor een dubbele draai moet worden gemaakt om op eigen terrein te kunnen parkeren. Op het perceel is geen ruimte om te draaien. Door de voor de bocht gelegen parkeervakken is er in die richting geen volledig zicht op de rijbaan. De naast het perceel gelegen steeg komt direct uit op het gedeelte van de stoep dat gaat worden gebruikt als uitweg of in ieder geval vlak daarbij. Deze omstandigheden tezamen maken volgens verweerder dat een situatie kan ontstaan waarin er geen overzicht is op de gehele verkeerssituatie ten tijde van het manoeuvreren van een voertuig bij het in- of uitrijden van de uitweg. Verder moeten volgens verweerder ten minste twee verkeerspaaltjes en drie varkensruggen worden weggehaald om de uitweg te kunnen realiseren. Dit acht verweerder, mede vanwege het karakter van de Vrouwenlaan, niet wenselijk. Volgens verweerder leidt de combinatie van al deze omstandigheden tezamen ertoe dat de beoogde uitweg het veilig gebruik van de weg aantast.
5.5
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de combinatie van alle in 5.4 genoemde feiten en omstandigheden tezamen maakt dat de beoogde uitweg het veilig gebruik van de weg (en de daartoe behorende stoep) aantast. Zij acht daarbij vooral het volgende van belang. Door de ligging in de bocht en de aanwezigheid van de parkeervakken wordt het zicht vanuit een voertuig dat de beoogde uitweg in- of uitrijdt beperkt. Ook het zicht van andere weggebruikers op een in- of uitrijdend voertuig wordt door deze omstandigheden beperkt. Daarnaast geldt dat bij het in- en uitrijden van de uitweg de stoep moet worden overgestoken, terwijl de naast het perceel gelegen steeg op deze stoep uitkomt op of vlak bij de plek waar het traject van de uitweg de stoep kruist. Dit maakt de verkeerssituatie bij het in- en uitrijden van de uitweg nog minder overzichtelijk. Dit geldt temeer omdat de voortuin van het perceel niet groot genoeg is om daarin een auto te keren, waardoor achterwaarts moet worden in- of uitgereden. Bij dit alles weegt de rechtbank ook mee dat de stoep voor de woning van eiseres regelmatig wordt gebruikt door spelende kinderen en door kinderen die komen van en gaan naar de vlakbij die woning gelegen speeltuin, zoals door de derde-partijen is aangegeven.
5.6
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de andere door eiseres genoemde uitwegen aan de Vrouwenlaan niet vergelijkbaar zijn met de door haar gewenste uitweg. Uit 5.5 volgt dat de door eiseres gewenste uitweg leidt tot een aantasting van het veilig gebruik van de weg door een combinatie van omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat deze combinatie zich voordoet in de door eiseres aangedragen gevallen.
Ten aanzien van de drie gevallen die eiseres ter zitting specifiek heeft benoemd, overweegt de rechtbank het volgende. Uit de door eiseres overgelegde foto’s blijkt niet dat langs het perceel Vrouwenlaan [nummer 9] een steeg loopt. De rechtbank heeft dit geverifieerd met behulp van Google Maps en heeft daarbij vastgesteld dat dit inderdaad - anders dan bij het perceel van eiseres - niet het geval is. Uit de door eiseres overgelegde foto’s blijkt dat langs het perceel Vrouwenlaan [nummer 10] een steeg loopt. Uit deze foto’s blijkt echter ook dat de aansluiting van deze steeg op de stoep - anders dan in het geval van eiseres - niet in de buurt van de uitweg ligt en dat op dit perceel haaks op de weg kan worden geparkeerd. Verder blijkt uit de foto’s niet dat vlak bij dit perceel parkeervakken langs de weg liggen. Uit de door eiseres overgelegde foto’s blijkt dat het perceel Vrouwenlaan [nummer 11] - anders dan het perceel van eiseres - niet in een bocht ligt en dat op dit perceel haaks op de weg kan worden geparkeerd. Verder blijkt uit deze foto’s dat langs dit perceel weliswaar een steeg loopt, maar er tussen de plek waar deze steeg op de stoep uitkomt en de plek waar de uitweg de stoep kruist enige ruimte zit.
Gelet op het voorgaande slaagt het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet.
5.7
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het door eiseres voorgestelde alternatief geen uitkomst kan bieden. Daartoe overweegt zij dat het verplaatsen of draaien van de uitweg slechts zeer beperkt mogelijk is ten gevolge van de beperkte breedte van het perceel, de beperkte diepte van de voortuin en de ligging van het perceel in een bocht tussen parkeervakken en de plek waar de steeg op de stoep uitkomt. Daardoor kan het voorgestelde alternatief de aantasting van het veilig gebruik van de weg niet opheffen.
5.8
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder in redelijkheid een zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang van een veilig gebruik van de weg dan aan het belang van eiseres, en de aangevraagde uitwegvergunning heeft kunnen weigeren.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van mr. F.F. van Emst, als griffier, op
De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende donderdag na deze datum.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.