ECLI:NL:RBOVE:2021:2651

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
8847037 \ CV EXPL 20-3004
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot herstel van een rechterlijk oordeel in een civiele procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 22 juni 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot herstel van een eerder vonnis. Het verzoek was ingediend door de gemachtigde van de eiser, die stelde dat er een kennelijke fout was gemaakt in rechtsoverweging 4.9 van het vonnis van 4 mei 2021. In dat vonnis was overwogen dat de buitengerechtelijke incassokosten zouden worden afgewezen, omdat de aanmaning van de eiser niet voldeed aan de eisen van artikel 6:96, zesde lid, BW. De gemachtigde van de eiser voerde aan dat er wel degelijk een aanmaning was verzonden die aan de eisen voldeed, en verzocht om deze kennelijke fout te corrigeren.

De kantonrechter heeft de gedaagde in de gelegenheid gesteld om op het verzoek te reageren. De gedaagde heeft bezwaar gemaakt tegen het verzoek en stelde dat er geen sprake was van een kennelijke fout. Na beoordeling van de zaak kwam de kantonrechter tot de conclusie dat er geen sprake was van een kennelijke fout die voor eenvoudig herstel in aanmerking kwam. De kantonrechter oordeelde dat het ging om een rechterlijk oordeel en dat de eiser, indien hij het niet eens was met de rechtsoverweging, een rechtsmiddel tegen het vonnis diende in te stellen.

Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot verbetering van het vonnis afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 22 juni 2021.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 8847037 \ CV EXPL 20-3004
Herstelvonnis van 22 juni 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: M.P. van Gorp,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.Het verzoek tot verbetering

1.1.
Bij brief van 28 mei 2021 stelt de gemachtigde van [eiser] dat rechtsoverweging 4.9 van het op 4 mei 2021 in deze zaak gewezen vonnis een kennelijke fout bevat. In het vonnis is overwogen dat de buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen, omdat de namens [eiser] verzonden aanmaning van 27 september 2020 niet aan de in artikel 6:96, zesde lid, BW gestelde eisen voldoet, nu daarin geen betalingstermijn van veertien dagen aan [gedaagde] is gegeven. De gemachtigde van [eiser] wijst er op dat als productie 5 bij dagvaarding een aanmaning van 8 september 2020 van [eiser] aan [gedaagde] is opgenomen waarin een betalingstermijn van zestien dagen is gegeven conform artikel 6:96, zesde lid, BW. Namens [eiser] is verzocht om deze kennelijke fout te corrigeren.
1.2.
De kantonrechter heeft [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om zich over dit verzoek uit te laten.
1.3.
Bij e-mail van 14 juni 2021 heeft [gedaagde] aan de kantonrechter bericht bezwaar te hebben tegen inwilliging van dit verzoek. Volgens [gedaagde] is er geen sprake van een kennelijke verschrijving of een kennelijke fout.

2.De beoordeling

2.1.
De kantonrechter is van oordeel dat in het vonnis van 4 mei 2021 geen sprake is van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. Er is sprake van een rechterlijk oordeel over de aanmaning van [eiser] die zich niet voor eenvoudig herstel leent. Als [eiser] het niet eens is met wat in rechtsoverweging 4.9 van dit vonnis is overwogen, dient hij een rechtsmiddel tegen dit vonnis in te stellen. De kantonrechter zal het verzoek tot verbetering van het vonnis dan ook afwijzen.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst het verzoek om verbetering van het op 4 mei 2021 tussen [eiser] en [gedaagde] gewezen vonnis af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2021.