ECLI:NL:RBOVE:2021:2689

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
08/963596-20 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de invoer en het aanwezig hebben van heroïne met een aanzienlijke hoeveelheid

Op 6 juli 2021 heeft de Rechtbank Overijssel een 61-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar voor zijn betrokkenheid bij de invoer en het aanwezig hebben van heroïne. De man was samen met twee anderen verantwoordelijk voor de invoer van ongeveer 1195 kilogram heroïne/morfine, waarvan de bedoeling was deze naar Nederland te vervoeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de container, ondanks zijn bewering dat hij dacht dat het alleen rijst betrof. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de invoer van de grote hoeveelheid heroïne, omdat de handelingen die hij verrichtte plaatsvonden nadat de drugs al in beslag waren genomen door de Britse autoriteiten. De bewezenverklaring betreft enkel de invoer en het aanwezig hebben van 10,44 gram heroïne, die in de container was aangetroffen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel, maar heeft een lagere straf opgelegd dan geëist door de officier van justitie, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte op de hoogte was van de omvang van de hoeveelheid heroïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963596-20 (P)
Datum vonnis: 6 juli 2021
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats] ,
verblijvende in de P.I. Lelystad.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 december 2020, 16 maart 2021, 25 mei 2021 en 22 juni 2021.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. drs. M.R.A. van IJzendoorn en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. A.L. Rinsma, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 22 december 2020, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke (verlengde) invoer van 1195 kilogram heroïne en/of morfine en/of het opzettelijk verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben hiervan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 12 september 2020 tot en met 16 september 2020, te Honselersdijk, althans (elders) in Nederland, en/of in het Verenigd Koninkrijk en/of België, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
-opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en/of
-opzettelijk heeft verwerkt, en/of afgeleverd, en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
-opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1195 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of morfine en/althans een middel als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, zijnde heroïne en/of morfine een middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1
InleidingOp 12 september 2020 werd in de haven van Felixstowe (Engeland), als onderdeel van een geplande interventie, een container met nummer [nummer] afkomstig uit Pakistan doorzocht. Dit onderzoek leidde tot de vondst van 1195 kilogram aan goederen, verpakt in zakken met rijst, die positief testten op heroïne/opiaten. Na een forensische analyse van de goederen bleek dat het ging om een gecombineerde stof van heroïne en morfine.
De drugs werden uit de container gehaald en vervangen door placebo's voor een gecontroleerde aflevering. Eén zak rijst, met zes dummy’s en één zakje verdovende middelen, werd gemarkeerd en teruggeplaatst. [2]
Door de Britse autoriteiten werd de container voorzien van een peilbaken [3] en twee camera’s. [4] De informatie van het peilbaken liet zien dat de container op 15 september 2020 de haven van Antwerpen verliet en die dag om 06:53 uur (Engelse tijd) de grens met Nederland passeerde. [5]
Ter hoogte van Woensdrecht zag het Nederlandse observatieteam [6] dat de container op een aanhanger stond en dat deze werd meegenomen door een vrachtwagen met kenteken
[kenteken] . Om 20:55 uur kwam de voertuigcombinatie tot stiltand ter hoogte van het bedrijf [bedrijf] gevestigd aan [adres 1] . Daar werd gezien dat de chauffeur, naar later bleek medeverdachte [medeverdachte 1] , de container opende, naar binnen keek en een aantal foto’s [7] maakte van de binnenkant van de container. Daarna vertrok de combinatie naar [adres 2] . De oplegger met hierop de container werd daar in een loods gereden, waarna de vrachtwagen met het kenteken [kenteken] , zonder oplegger, het terrein verliet. [8] De loods aan [adres 2] werd gehuurd door verdachte. [9]
Op de opgenomen beelden van de camera die naar buiten was gericht was te zien dat verdachte omstreeks 21:57 uur in de loods aan [adres 2] stond en dat tussen 22:02 uur en 22:09 uur het licht in de loods uit ging. [10] Op het moment dat de deuren van de container werden geopend om 22:10 uur brandde het licht in de loods weer en was te horen dat verdachte zei:
‘Nou moet je even wat snappen. Nou moet je helemaal naar voren toe kruipen’Hierop was te horen dat, naar later bleek, medeverdachte [medeverdachte 2]
‘Ja’zei en verdachte vervolgde met de woorden
‘en dan moet je vanaf die vijfde rij moet je die zakken eventjes een beetje aan de kant doen en kijken of dat er beneden spul zit’.Te zien was dat medeverdachte [medeverdachte 2] over de goederen in de container klom en goederen verplaatste. Op het moment dat [medeverdachte 2] terug klom naar de ingang van de container zei hij
‘ik heb eigenlijk licht nodig, ligt ie niet helemaal onderaan ofzo'?’ Verdachte antwoordde:
‘Het ligt helemaal onderin ja, de laatste vijf rijen.’Het licht in de loods ging daarna weer uit. [11] Kort daarna, om 22:22 uur werden verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] in de loods aangehouden. [12]
De in Engeland teruggeplaatste zak met rijst met daarin het zakje verdovende middelen werd aangetroffen in een gemarkeerde zak met rijst op de achterste rij. [13] In het zakje bevond zich bruin poeder met een gewicht van 10,44 gram, welk poeder heroïne betrof. [14]
Onder verdachte werd voorts een crypto telefoon in beslag genomen en onderzocht. Hieruit bleek dat op 14 september 2020 om 11:25 uur was gezocht op: ‘Zak rijst 20 kg’ en ‘rijst groothandel’ en dat op 15 september 2020 om 17:15 uur was gezocht op: ‘crimesite drugs antwerpen’. Veel data was gewist van deze telefoon. [15]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen ter zake van het opzettelijk invoeren van 1195 kilogram heroïne en/of morfine en/of het opzettelijk verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of aanwezig hebben hiervan.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte wist van de aanwezigheid van de verdovende middelen in de container, zodat van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, geen sprake is. Voorts kan verdachte niet worden aangemerkt als medepleger nu zijn betrokkenheid niet meer heeft behelst dan het ontvangen en pogen uit te laden van de container in Honselersdijk.
Tot slot is door de raadsman partiële vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit, voor zover het betreft de (verlengde) invoer en het aanwezig hebben van een partij heroïne/morfine met een gewicht van 1195 kilogram. De raadsman heeft er op gewezen dat de heroïne met een totaal bruto gewicht van ongeveer 1195 kilogram door de Britse autoriteiten is vervangen door dummy’s. Verdachte kwam eerst op 15 september 2020 in beeld nadat de drugs al in beslag waren genomen en nagenoeg geheel waren verwijderd. Met verwijzing naar rechterlijke uitspraken concludeert de raadsman dat de handelingen van de zijde van de verdachte op 15 september 2020 niet kunnen worden gekwalificeerd als verlengde invoer of het aanwezig hebben van 1195 kilogram heroïne/morfine.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat als feit van algemene bekendheid mag worden verondersteld dat met regelmaat grote hoeveelheden harddrugs in zeecontainers via de haven van Antwerpen Europa bereiken en vervolgens over land naar Nederland worden vervoerd, en voorts dat dit vaak gebeurt door drugs als nevenlading te plaatsen in containers met voor het overige reguliere goederen.
Verdachte heeft zich bij de politie beroepen op zijn zwijgrecht en pas ter terechtzitting van 22 juni 2021 verklaard [16] dat hij telefonisch door een persoon, waarvan hij de naam niet wilde noemen, was benaderd met de vraag of hij interesse had in een (rest)partij rijst afkomstig uit India. In de ochtend van de dag van aankomst van de container ontving verdachte toen hij bij de loods aanwezig was een, naar later bleek, versleutelde telefoon van een voor hem onbekende persoon. Op deze telefoon ontving hij berichten over de voortgang van het transport. Verdachte verklaarde dat hij altijd in de veronderstelling heeft verkeerd dat de container alleen rijst bevatte.
Uit de gesprekken die verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] bij het betreden van de container hebben gevoerd over ‘spul’ dat op de vijfde rij zou liggen, leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat de container een afwijkende lading zouden hebben. De rechtbank acht het voorts opmerkelijk dat verdachte – volgens eigen zeggen – een (versleutelde) telefoon kreeg waarmee hij moest communiceren en daar geen vragen over heeft gesteld, dat hij niet wist met wie hij zaken deed en dat verdachte op de dag van ontvangst van de container op internet heeft gezocht naar de zoektermen ‘crimesite drugs antwerpen’. Verdachte moet dan ook hebben geweten dat zich in de container heroïne bevond. Dit moet mede worden bezien tegen de achtergrond van de in zijn algemeenheid moeilijk voorstelbare situatie dat leveranciers van verdovende middelen met een grote waarde het risico willen lopen dat hun zending in handen komt van een onwetende ontvanger en tegen de achtergrond van de ook moeilijk voorstelbare situatie dat iemand een lading controleert terwijl hem niet duidelijk is waarop hij moet controleren.
Daarmee heeft verdachte met zijn handelen opzet gehad op de (verlengde) invoer, het afleveren en het vervoeren van de door de Britse autoriteiten in de container teruggeplaatste heroïne
Doordat verdachte in de container aanwezig is geweest en verdachte wist dat zich tussen die lading ook heroïne bevond, is de rechtbank van oordeel dat tevens wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de in de container aanwezige hoeveelheid heroïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen is komen vast te staan. Verdachte heeft een essentiële rol vervuld in de keten die heeft geleid tot de invoer van heroïne, maar ook het afleveren, het vervoeren en het aanwezig hebben daarvan. Hij was op de hoogte van het verloop van het transport, heeft zijn loods ter beschikking gesteld, was kennelijk geïnstrueerd om de lading te controleren en had tot taak er op toe te zien dat de drugs zouden worden veilig gesteld. De bijdrage van verdachte is dan ook van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
Voor wat betreft de hoeveelheid verdovende middelen overweegt de rechtbank als volgt. Volgens de nog steeds geldende rechtspraak van de Hoge Raad (de rechtbank verwijst naar ECLI:NL:HR:1998:ZD0975 en ECLI:NL:HR:1998:ZD1300) kunnen handelingen die worden verricht nadat de verdovende middelen in beslag zijn genomen niet meer strekken tot de invoer of het verdere vervoer en de overdracht van die verdovende middelen. De tenlastelegging is toegespitst op invoer-handelingen, zoals deze feitelijk uit het dossier blijken.
De raadsman heeft met juistheid gesteld dat op 12 september 2020 ruim 1195 kilogram heroïne/morfine in beslag is genomen door de Britse autoriteiten en dat de aan verdachte toegeschreven handelingen in ieder geval hebben plaatsgevonden ná de inbeslagneming van het merendeel van de in de zeecontainer aangetroffen heroïne/morfine. De rechtbank is gelet hierop met de raadsman van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde hoeveelheid van ongeveer 1195 kilogram heroïne/morfine. De bewezenverklaring ziet dan ook uitsluitend op het verrichten van handelingen gericht op de (verlengde) invoer of het verdere vervoer van het door de Britse autoriteiten in de container teruggeplaatste zakje met daarin 10,44 gram heroïne. Hetzelfde geldt voor het ten laste gelegde aanwezig hebben van heroïne.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 12 september 2020 tot en met 16 september 2020, te Honselersdijk, tezamen en in vereniging met anderen,
-opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en
-opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd, en
-opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 10,44 gram, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren en 6 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval het tot een strafoplegging mocht komen, heeft de raadsman verzocht een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist nu niet kan worden bewezen dat verdachte wist dat er een grote hoeveelheid verdovende middelen zou worden vervoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van, het afleveren, vervoeren en het aanwezig hebben van 10,44 gram heroïne. De Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vormen voor de rechtbank het uitgangspunt bij het bepalen van de strafmaat. Op de verlengde invoer van 10 tot 50 gram harddrugs staat volgens de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie tot vijf weken. De rechtbank kan en wenst echter niet voorbij te gaan aan de omstandigheid dat het ging om een transport van ongeveer 1195 kilogram heroïne/morfine met een waarde van vele miljoenen waarvan het de bedoeling was om die naar Nederland te vervoeren. Dit zijn zeer ernstige feiten. Het gebruik van harddrugs vormt een bedreiging voor de volksgezondheid. Bovendien leiden de handel in en het gebruik van harddrugs tot zeer ernstige vormen van criminaliteit. Met de handel in drugs worden enorme bedragen verdiend. Geld dat steeds vaker wordt witgewassen en aldus zijn weg naar de bovenwereld vindt, wat als ondermijnend wordt aangemerkt. Verdachte heeft zich aan deze voor de samenleving zeer nadelige gevolgen niets gelegen laten liggen en met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden daarvan.
Nu niet kan worden bewezen dat verdachte op de hoogte was van de precieze omvang van de hoeveelheid heroïne/morfine, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 juni 2021, waaruit volgt dat verdachte vaker met politie en/of justitie in aanraking is geweest, ook ter zake van Opiumwetdelicten.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Sr, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
eendaadse samenloop van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod,
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. D. ten Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 juli 2021.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar mappen en pagina’s, zijn dit mappen/pagina’s uit het dossier van het Team 2e LijnsOpsporing Noord-Oost met de aanduiding LEFCE20004-65/26Clemson. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van de in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakte processen-verbaal.
2.Een geschrift, te weten (vertaalde) getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3]
3.Pagina 5 tot en met 9
4.Pagina 15 tot en met 22
5.Pagina 7
6.Pagina 10 tot en met 13
7.Pagina 17
8.Pagina 12 en 13
9.Pagina 99 tot en met 102
10.Pagina 18
11.Pagina 20 en 21
12.Pagina 22
13.Pagina 40
14.Pagina 58
15.Pagina 135
16.Proces-verbaal ter terechtzitting van 22 juni 2021, de verklaring van verdachte